arch/ive/ief (2000 - 2005)

Legal Team geviseerd door de politie
by Ivo Flachet Sunday December 16, 2001 at 11:57 AM
ivo.flachet@freebel.net 0476/947.258

Reactie van Ivo Flachet, medewerker van de Legal Teams over het optreden van de ordediensten tijdens de top van Laken. De tactiek van omsingeling van de betogers is een inbreuk op de democratische rechten. Ook de Legal Teams geviseerd.

Reactie van Ivo Flachet, medewerker van de Legal Teams over het optreden van de ordediensten tijdens de top van Laken.

Ik ben gisterenavond laat thuis gekomen en heb voor de eerste keer sinds 3 dagen de pers wat kunnen lezen en bekijken. Wij hebben met de Legal Teams met een honderdvijftigtal studenten, juristen en advocaten het optreden van de politiediensten gevolgd. Onder het mom van het zoeken naar de verantwoordelijken voor enkele incidenten werden vrijdag de meer dan 20.000 betogers het slachtoffer van ernstige inbreuken op de democratische rechten door de ordediensten. Iedereen werd zonder aanleiding gefouilleerd (ook vrouwen door mannen) en gefilmd. Meerdere tientallen actievoerders werden zonder enige reden tot middernacht van hun vrijheid beroofd. Uit de debriefing van de Legal Teams vrijdagavond bleek zeer duidelijk dat bijna de volledige betoging het terrein van Tour en Taxis was opgegaan vooraleer de politie begonnen is met de omsingeling. De meeting en het voorziene feest werden bewust gesabboteerd door de politie. Ik kan niet anders dan besluiten dat de politieke overheden deze repressieve stappen hebben gezet om de schitterende betoging met meer dan 20.000 betogers te criminaliseren. Met de Legal Teams hebben wij heel de vrijdagnamiddag gereageerd tegen deze inbreuken op de democratische rechten. Wij hebben de politie er heel de tijd op gewezen dat hun optreden onwettelijk was. De tactiek van het insluiten, controleren en filmen van alle betogers op het einde van de manifestatie onder het mom van het zoeken naar verantwoordelijken voor die enkele incidenten werd ook zaterdag herhaald. Deze tactiek dient om de hele beweging te criminaliseren en te controleren. Ze wakkert de incidenten nog aan omdat de mensen het terecht niet nemen dat ze worden ingesloten. Ze heeft bovendien ettelijke (exacte cijfers ken ik nog niet) onnodige en onwetelijke arrestaties tot gevolg. Toch durft de politie deze tactiek in hun bilan van hun optreden op zaterdag avond nog verdedigen. Ik denk dat we deze tactiek, die trouwens samen gaat met een enorme infiltratie door verklede politieagenten, sterk moeten veroordelen.

Vrijdagavond is bovendien onze medewerker Enrico De Simone, advocaat te Antwerpen, opgepakt. Zaterdagmiddag werd hij geconfronteerd met de PV's die tegen hem werden opgemaakt. Er werd hem tussen de lijnen zeer duidelijk gemaakt dat de politie niet kan lachen met het werk van de Legal Teams. Zijn GSM werd in beslag genomen. De politie poogt om de Legal Teams met de incidenten in verband te brengen. Ook in De Morgen van zaterdag wordt er op een lasterlijke manier over de Legal Teams gesproken als zouden wij de betogers hebben opgeroepen tot incidenten.

Zaterdag werden de SIM kaarten van verschillende medewerkers van de Legal Teams in beslag genomen. De identiteit van de meeste Teams werd doelgericht gecontroleerd. Zij werden benaderd door politieagenten in burger en door hen geïntimideerd. Sommigen werden verplicht hun jasjes van de Legal Teams uit te doen. Twee van onze medewerkers werden bespoten met traangas. De beschuldigingen tegen Enrico De Simone en de Legal Teams zijn absurd en lasterlijk. Ik stel vast dat bepaalde krachten blijkbaar een lastercampagne wensen te voeren tegen de legal teams. Blijkbaar dulden de ordediensten geen pottekijkers.

Ivo Flachet 0476/94.72.58

premier VerAfstoodt
by luxien Sunday December 16, 2001 at 12:17 PM
luxien@mail.be

Gisteren zei 'onze' premier dat hij immens dankbaar is voor het politie optreden in Brussel...

What the fuck is he talking about?!!

Legal Teams: doe aub iets tegen deze gang van zaken,
want 'het recht op vrije mening' bestaat eigenlijk niet meer te BXL.

Is dit niet iets voor comitee P?

Ik en vele anderen willen zeker getuigen tegen de brutale varkens en vooral hun 'oversten' die alles in scenario hebben gezet...misdadig gewoon Žn met voorbedachte rade.

As usual you all are victims
by Black Angel Monday December 17, 2001 at 01:48 PM

...and never did anything. And as usual you all believe in little policemen acting on their own, without having received any orders. As usual U all don't get the picture that our ministers and majors were following your movements from LIVE BROADCAST video's among you all, and gave orders to the policeforces.
As usual...
Good luck sports: I thought u were all far more intelligent than this. And by the way: Legal Teams are quite incompetent and a bunch of amateurs, you will notice. Defend yourself, don't believe in people that propose to defend YOU ! They're maybe paid by the police too! WATCH IT!

A world without rules creates wars and survival of the fittest!
Violence has never led to solutions, but has always been responded by violence.

Thanks to the people that demonstrated in peace and party! We look up to u all! Be more numberous next time!
M.L. KING

uw rechten
by fed pol Monday December 17, 2001 at 08:52 PM

ken uw rechten en hou op onder het mom van 'uw privacy' en 'uw recht op vrije meningsuiting' het moeilijke werk van de politiediensten nog moeilijker te maken

Respect!
by Blue Wednesday December 19, 2001 at 11:55 AM

Respect verdien je en credibiliteit zeker, jullie hebben niets verdiend en al jullie credibiliteit vergooid door een bende amateurs en lichtgelovige 'klojos'. Want jullie zijn degenen die de oogkleppen dragen en in jullie eigen-waarheids-wereldje leven. Het wordt tijd dat JULLIE es naar andermans visie trachten te kijken en GELOVEN dat er andere mensen er soms andere opinies op na houden!!!

blij dat er legal teams zijn
by miek Friday December 21, 2001 at 03:01 PM

Legal Teams,

dankjulliewel voor alle hulp tijdens de Eurotop.
Geweldig dat er mensen zijn die zich op deze manier inzetten voor een democratischere gang van zaken, en toezicht houden op de rechten van de mens.

EERLIJK DUURT HET LANGST !!
by jean Friday December 21, 2001 at 07:34 PM

Mag ik er op wijzen dat op 13/12 er geen enkele politieman te zien was. Waarom niet ? Omdat de betogers zich toen voorbeeldig hebben gedragen.

Mag ik er eveneens op wijzen dat een VEILIGHEIDSFOUILLE niet noodzakelijk dient te worden uitgevoerd door iemand van hetzelfde geslacht. Mensen van het Legal Team zouden dit toch mogen weten.

Wanneer een politieambtenaar vermoedt dat iemand drager zou kunnen zijn van verboden wapens, mag deze overgaan tot een fouille, en dus gaat het niet om een fouille 'zonder aanleiding'. Uit de gevaarlijke voorwerpen (verboden wapens) die werden gevonden blijken de veiligheidsfouilles dus terecht.

Op 13/12 is gebleken dat wie zich gedraagt, geen problemen heeft met de ordediensten en dat de over te brengen boodschap dus alle aandacht krijgt in de media. Wie zich niet gedraagt krijgt moeilijkheden en dus gaat er dikwijls meer aandacht naar de geweldenaars dan naar hun boodschap.... Voorzover deze mensen een boodschap hebben.

Eerlijk duurt het langst, ook voor een jurist of advocaat.

Gogo team
by Babar Sunday December 30, 2001 at 07:00 PM

Je viens de fonder à l'instant même les "Gogo teams". Je porte un beau blouson rouge avec écrit en caractères blancs dans le dos "Gogo team". Ma mission: démasquer les "gogos" de toute sorte. Et croyez-moi, je pense qu'il y en a quelques-uns à l'origine de ce site... Faire le "gogo" n'est pas -et c'est heureux- punissable! Continuez seulement, car le fait même que vous existiez et que vous vous exprimiez librement est la preuve même que vous vivez bien dans une démocratie.

Quelques précision
by Babar Monday December 31, 2001 at 10:36 AM

L'auteur du 1er article -mais comprend-il seulement le français-, parle abondamment de fouille et d'arrestation. Cet éminent membre d'un "legal team" a-t-il déjà lu la loi sur la fonction de police? 1) De quel type de fouille parle-t-il? Administrative ou judiciaire? Palpation de sécurité, fouille avant écrou...? 2) De quel type d'arrestation parle-t-il? Administrative ou judiciaire? Le fait qu'il soit avocat (?), juriste (?), étudiant en droit (?) (bisseur? trisseur?) ou simplement un défenseur de la démocratie ne l'empêche pas non plus d'être soumis comme toute personne -belge ou étrangère- sur le territoire belge au Code pénal...

baby babar
by vapeur Monday December 31, 2001 at 03:07 PM

On n'a pas besoin de vos précisions. On sait déja assez. Allez-vous fuir dans votre caserne.

Une réponse édifiante
by Babar Tuesday January 01, 2002 at 06:31 PM

Votre réponse -quoique quelque peu "ramassée" est édifiante;
1) "On n'a pas besoin de vos précision", ce qui signifie: le dialogue avec l'autre, la critique par l'autre ne peut rien m'apporter...
2) "On en sait déjà assez": si je vous invitais à (re)lire la Loi sur la Fonction de Police, le but était de rendre votre action plus efficace... mais il semblerait que ce raisonnement soit trop subtil pour vous...
3) "Allez vous fuir dans votre caserne": j'ignore s'il s'agit d'une invitation ou d'une question. Quoi qu'il en soit, je ne viens pas d'une caserne et je ne vois pas pourquoi je devrais y aller. Le terme "fuir" ne me paraît pas non plus adéquat... A moins que vous ayez eu l'intention de me casser la figure du seul fait que je ne partage pas -du moins c'est ce que j'ai cru deviner- vos opinions. Il est vrai que je ne suis pas très costaud. Même si je l'étais, il est évident que je ne ferais pas le poids si vous venez avec des copains masqués, qui plus est s'ils sont équipés de barres de fer... et autres accessoires. C'est de toute manière la dernière fois que j'interviendrais sur ce site. Adieu.

WPA
by fedpol Monday January 07, 2002 at 08:21 PM

Ivo Flachet,
ofwel is uw wetboek van een eerder goedkope uitgave en bezit u sommige wetteksten niet;
ofwel dateert uw wetboek van voor 1992;

hier, deel dit met uw collegae van de legal teams; dit is VERPLICHTE lectuur:

Wet op het politieambt (W. 05/08/92)
HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 1.
De politiediensten vervullen hun opdrachten onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de overheden die daartoe door of krachtens de wet worden aangewezen.
Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie, waken de politiediensten over de naleving en dragen zij bij tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden, evenals tot de democratische ontwikkeling van de maatschappij.
Om hun opdrachten te vervullen, gebruiken zij slechts dwangmiddelen onder de voorwaarden die door de wet worden bepaald.
Art. 2.
Deze wet is van toepassing op de federale politie en de lokale politie. (W. 07-12-1998)
Deze politiediensten maken deel uit van de openbare macht.
Art. 3.
In deze wet wordt verstaan onder:
1° politiemaatregel: elke juridische of materiële uitvoerbare handeling van bestuurlijke of gerechtelijke politie die voor de burgers een aanwijzing, een verplichting of een verbod inhoudt;
2° politieoverheid: de overheid door of krachtens de wet aangewezen om juridische politiemaatregelen te nemen en om politiemaatregelen uit te voeren of door de politiediensten te doen uitvoeren;
3° politieambtenaar: een lid van en politiedienst door of krachtens de wet bevoegd om bepaalde politiemaatregelen te nemen of uit te voeren en daden van bestuurlijke of gerechtelijke politie te stellen;
4° agent van gerechtelijke politie: de politieambtenaar door of krachtens de wet belast met opdrachten van gerechtelijke politie zonder bekleed te zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings of van de krijgsauditeur of met deze van officier van gerechtelijke politie;
5° agent van bestuurlijke politie: de politieambtenaar door of krachtens de wet belast met opdrachten van bestuurlijke politie zonder bekleed te zijn met de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie.
Art. 4.
Met hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie zijn bekleed:
- de provinciegouverneurs;
- de arrondissementscommissarissen;
- de burgemeesters;
- de officieren van de federale politie en de lokale politie.
Bij in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning aan de politieambtenaren bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficieren van de procureur des Konings, die de leiding van de door Hem bepaalde permanente interventiediensten uitoefenen, de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie toekennen tijdens de uitoefening van die functie.
HOOFDSTUK II - GEZAG OVER DE POLITIEDIENSTEN EN LEIDING ERVAN
AFDELING 1 - ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 5.
Voor het vervullen van de opdrachten van bestuurlijke politie staan de politiediensten onder het gezag van de bestuurlijke overheden, waaronder zij overeenkomstig de wet ressorteren.
Onverminderd de eigen bevoegdheden van de Hoven van beroep, van de procureurs-generaal bij de Hoven van beroep, van de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof, van de federale procureur, van de onderzoeksrechters, van de procureurs des Konings, van de krijgsauditeurs en van de arbeidsauditeurs, staan de politiediensten voor het vervullen van de opdrachten van gerechtelijke politie onder het gezag van de Minister van Justitie, die hun de algemene richtlijnen kan geven die nodig zijn voor het vervullen van die opdrachten. De algemene richtlijnen van de Minister van Justitie worden ter informatie aan de burgemeester gegeven als ze een rechtstreekse invloed hebben op de organisatie van de lokale politie.
Overeenkomstig artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek en uitgaande van de principes van specialiteit en subsidiariteit, bepaalt de minister van Justitie bij richtlijn de opdrachten van gerechtelijke politie die prioritair worden vervuld, enerzijds, door de lokale politie, anderzijds, door de gerechtelijke diensten en andere diensten van de federale politie.
AFDELING 2 - BETREKKINGEN VAN DE POLITIEDIENSTEN MET DE OVERHEDEN
Art. 5/1.
De overheden van bestuurlijke politie en de politiediensten moeten elkaar de hen toegekomen inlichtingen betreffende de openbare orde mededelen, die tot preventieve of beteugelende maatregelen aanleiding kunnen geven.
Art. 5/2.
De politiediensten moeten bij bijzonder verslag de betrokken bestuurlijke overheden informeren over de buitengewone gebeurtenissen betreffende de openbare orde waarvan zij kennis hebben.
Om de burgemeester in staat te stellen zijn verantwoordelijkheden van bestuurlijke politie uit te oefenen, informeren de korpschef van de lokale politie, de bestuurlijke directeur-coördinator en de gerechtelijke directeur van de federale politie hem onverwijld over de gewichtige feiten die de openbare rust, veiligheid of gezondheid in de gemeente kunnen verstoren.
De korpschef van de lokale politie brengt bij hem verslag uit over de veiligheidsproblemen in de gemeente, over de vervulling van de opdrachten van bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente en over de gedane en voorziene uitvoering van het zonaal veiligheidsplan.
De korpschef van de lokale politie informeert hem bovendien voorafgaandelijk over de initiatieven die de lokale politie overweegt te nemen op het grondgebied van de gemeente en die een invloed hebben op het gemeentelijk veiligheidsbeleid.
De bestuurlijke directeur-coördinator informeert voorafgaandelijk de burgemeester over alle initiatieven die hij wil ondernemen in het kader van zijn bevoegdheden op het grondgebied van de gemeente, en die een invloed hebben op het gemeentelijk veiligheidsbeleid. Hij brengt hem bovendien verslag uit over het vervullen van de opdrachten van bestuurlijke politie, waarvan hij de coördinatie waarneemt en die betrekking hebben op het grondgebied van zijn gemeente.
De directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst informeert voorafgaandelijk de bestuurlijke directeur-coördinator en de burgemeester over alle operaties die de gerechtelijke eenheid onderneemt op het grondgebied van de gemeente en die van aard zijn om de openbare rust te verstoren.
Art. 5/3.
Voor het vervullen van de opdrachten van gerechtelijke politie worden geregelde dienstbetrekkingen onderhouden:
1° met de procureur des Konings, door de korpschef van de lokale politie en door de gerechtelijke directeur en in de gevallen bedoeld in artikel 104 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, de bestuurlijke directeur-coördinator van de federale politie;
2° met de procureurs-generaal, met het college van procureurs-generaal en met de federale procureur door de commissaris-generaal en de directeurs-generaal van de federale politie.
Art. 5/4.
Telkens zij er kennis van krijgen, brengen de politiediensten de territoriale militaire overheden, bij bijzonder verslag, op de hoogte van alles wat de veiligheid van de strijdkrachten kan schaden, van alle propaganda waarbij de militairen tot tuchteloosheid worden aangezet, alsook van alle voorvallen waarbij militairen betrokken zijn.
Art. 5/5.
In de gebieden in staat van beleg, wanneer de macht waarmede de burgerlijke overheden voor de handhaving van de orde en van de politie bekleed zijn, door de militaire overheid wordt uitgeoefend, kan deze, met het oog op het vervullen van die opdracht, de door de omstandigheden geboden vorderingen aan de politiediensten richten. ».
Art. 5/6.
De politiediensten vervullen hun opdrachten overeenkomstig de bevelen, onderrichtingen, vorderingen en richtlijnen van de bevoegde overheden, onverminderd de bevoegdheden en verplichtingen die voor bepaalde politieambtenaren voortvloeien uit hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings of van de krijgsauditeur.
Art. 6.
In de gevallen waarin de politiediensten krachtens de wet op eigen initiatief kunnen optreden, blijven zij overeenkomstig de wet ressorteren onder de bevoegde overheden.
AFDELING 3 – COÖRDINATIE EN LEIDING VAN DE OPERATIES
Art. 7.
Bij het vervullen van hun opdrachten staan de politieambtenaren uitsluitend onder de leiding van de meerderen van de politiedienst waartoe deze politieambtenaren behoren, behalve wanneer een politieambtenaar van een ander politiekorps wordt belast met de leiding, op basis van een uitdrukkelijk akkoord of van een wetsbepaling.
In afwijking van het eerste lid, is dat akkoord niet noodzakelijk, wanneer de gerechtelijke overheid, in uitvoering van de artikelen 28ter, § 4 of 56, § 3, van het Wetboek van Strafvordering, in een bepaald onderzoek verscheidene politiediensten heeft belast met opdrachten van gerechtelijke politie en de operationele leiding van dat onderzoek aan één onder hen heeft toegewezen.
Art. 7/1.
Met uitzondering van de opdrachten bedoeld bij artikel 102 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de operationele coördinatie en leiding van de opdrachten van politie waarvan de uitvoering zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan een politiezone, als volgt toevertrouwd:
1° in geval van gezamenlijk optreden op basis van een akkoord tussen verschillende lokale politiekorpsen, aan een korpschef van de lokale politie, die hiervoor wordt aangewezen door de betrokken burgemeester of burgemeesters;
2° in geval van gezamenlijk optreden van verschillende lokale politiekorpsen en van de federale politie, met inbegrip wanneer deze laatste tussenkomt na vordering, aan de bestuurlijke directeur-coördinator;
3° voor de uitvoering, door een lokale politie, van een vordering door de minister van Binnenlandse Zaken bedoeld bij artikel 64 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, aan de bestuurlijke directeur-coördinator.
De zonale veiligheidsraden kunnen de onder 1° bepaalde opdrachten organiseren bij middel van protocollen.
In de gevallen bedoeld in 2° en 3°, kan de operationele coördinatie en leiding worden toevertrouwd aan een daartoe aangeduide lokale korpschef indien de betrokken lokale en federale politieoverheden dit samen beslissen.
Art. 7/2.
Met uitzondering van de opdrachten bedoeld bij artikel 102 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de operationele coördinatie en leiding van de opdrachten van politie waarvan de uitvoering beperkt is tot het grondgebied van één politiezone, toevertrouwd aan de korpschef van de lokale politie.
De operationele coördinatie en leiding worden evenwel toevertrouwd aan de bestuurlijke directeur-coördinator in de volgende gevallen:
1° wanneer hij gevolg geeft aan het verzoek van de korpschef van de lokale politie, om deze opdracht waar te nemen;
2° wanneer de federale politie ambtshalve of op bevel van de minister van Binnenlandse Zaken optreedt bij de uitvoering van bovenlokale opdrachten, en deze laatste, gelet op de specifieke omstandigheden van deze tussenkomst, beslist deze functie toe te vertrouwen aan de bestuurlijke directeur-coördinator. Deze beslissing wordt, behoudens in geval van hoogdringendheid, genomen in overleg met de burgemeester;
3° wanneer de federale politie of een lokale politie tussenkomt in het kader van een vordering, respectievelijk bedoeld bij de artikelen 43 en 64 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en dat de minister van Binnenlandse Zaken heeft beslist deze functies aan de bestuurlijke directeur-coördinator toe te vertrouwen.
Art. 7/3.
De operationele coördinatie en leiding van een opdracht van federale aard in de zin van artikel 61 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en die het gezamenlijk optreden van één of verschillende lokale politiekorpsen en de federale politie vereist, worden uitgeoefend door het politieniveau dat in de richtlijn is aangewezen.
Behoudens andersluidende beslissing van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie worden de operationele coördinatie en leiding van een opdracht van federale aard in de omstandigheid bedoeld bij artikel 63 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, evenwel uitgeoefend door de bestuurlijke directeur-coördinator.
Art. 7/4.
Met het oog op de uitvoering van de opdrachten bedoeld bij de artikelen 7/1, 7/2 en 7/3, ontvangt de bestuurlijke directeur-coördinator op zijn vraag elke nuttige inlichting vanwege de oversten van de betrokken lokale politiekorpsen.
Art. 7/5.
De commandant van elk detachement van de krijgsmacht die samen met de politie moet optreden, is verplicht de instructies in acht te nemen, welke aan hem worden gericht door de politieambtenaar die de leiding heeft van de operaties.
Hoewel de politieambtenaar de leiding van de operaties heeft, behoudt de commandant van het detachement van de krijgsmacht het bevel over zijn detachement.
Het gebruik van wapens door de personen die niet tot de politie behoren, wordt in dat geval geregeld overeenkomstig artikel 38, 1° en 3°.».
AFDELING 4 - DE VORDERINGEN
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 8.
Iedere vordering moet schriftelijk geschieden en moet de wetsbepaling vermelden krachtens welke zij wordt verricht, alsmede het voorwerp; zij moet gedateerd zijn en de naam en hoedanigheid, alsook de handtekening van de vorderende overheid dragen.
In spoedeisende gevallen kunnen de politiediensten met om het even welk communicatiemiddel worden gevorderd. Die vordering moet zo snel mogelijk worden bevestigd in de vorm bepaald bij het vorige lid.
Art. 8/1.
Ter uitvoering van de aan de politiediensten gerichte vorderingen verduidelijken de bevoegde overheden, zonder zich te mengen in de organisatie van de dienst, het onderwerp van de vordering en kunnen zij aanbevelingen en precieze aanwijzingen geven omtrent de middelen die moeten worden ingezet en die moeten worden aangewend.
Wanneer het niet mogelijk is gevolg te geven aan die aanbevelingen en precieze aanwijzingen omdat hun uitvoering de vervulling van andere politieopdrachten in het gedrang zou brengen, wordt de vorderende overheid hiervan zo spoedig mogelijk ingelicht. Daarbij worden de bijzondere omstandigheden die het opvolgen van die aanbevelingen en precieze aanwijzingen onmogelijk maken, vermeld. Deze bepaling ontheft de politiediensten niet van de verplichting om de vorderingen uit te voeren.
Art. 8/2.
De gevorderde politie mag over de gepastheid van de vordering niet oordelen. Zij moet ze uitvoeren. Indien de vordering haar evenwel als kennelijk onwettelijk voorkomt, mag zij ze niet uitvoeren. In dat geval licht zij schriftelijk de vorderende overheid daarvan onverwijld in met opgave van de redenen.
Art. 8/3.
De werking van de vordering houdt op wanneer ze is uitgevoerd of wanneer de vorderende overheid de opheffing van de vordering, schriftelijk of mondeling, aan de chef van het gevorderde politiekorps of aan de chef van de met de uitvoering van de vordering belaste eenheid, ter kennis brengt.
Onderafdeling 2 - Vorderingen van bestuurlijke politie
Art. 8/4.
De operaties die nodig zijn voor de uitvoering van de vorderingen van bestuurlijke politie, worden uitgevoerd onder de leiding van een politieambtenaar die bekleed is met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie. De gevorderde politiedienst bepaalt de organisatie van de dienst alsook de aard en, onverminderd artikel 64, vierde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, de omvang van de aan te wenden middelen, teneinde de vordering uit te voeren en gevolg te geven aan de aanbevelingen en aanwijzingen van de vorderende overheid. Indien de coördinatie en de operationele leiding in uitvoering van de artikelen 7/1 of 7/2, is toevertrouwd aan een korpschef van de lokale politie, dan zal de verantwoordelijke van de gevorderde politiedienst hieromtrent met de betrokken korpschef vooraf overleg plegen.
Zonder zich in te laten met het verloop van de operaties van bestuurlijke politie, zorgen de bevoegde oversten van de gevorderde politie voor de coördinatie, verschaffen zij de nodige steun en controleren zij de vervulling van de opdrachten verricht ten gevolge van een vordering. Deze maatregelen worden, door tussenkomst van de overste van de gevorderde politie, ter kennis gebracht van de vorderende overheden.
Gedurende de uitvoering van een vordering van bestuurlijke politie, moet de in het eerste lid bedoelde politieambtenaar contact blijven houden met de vorderende bestuurlijke overheid en die, behoudens in geval van overmacht, op de hoogte brengen van de middelen die hij voornemens is aan te wenden.
De vorderende overheid, van haar kant, moet die politieambtenaar alle inlichtingen verstrekken, die nuttig zijn voor het vervullen van zijn opdracht.
Art. 8/5.
In het bij artikel 8/1, tweede lid, bedoeld geval, kan de minister van Binnenlandse Zaken, op verzoek van de vorderende overheid, aan de federale politie het bevel geven zich te schikken naar de aanbevelingen en precieze aanwijzingen van die overheid.
Onderafdeling 3 - Vorderingen van gerechtelijke politie
Art. 8/6.
Op de aan de politiediensten gerichte vorderingen van gerechtelijke politie zijn de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering, inzonderheid de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van toepassing.
De operaties die nodig zijn voor de uitvoering van de vorderingen van gerechtelijke politie, worden uitgevoerd onder de leiding van politieambtenaren die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hebben.
De in het vorige lid vermelde politieambtenaren bepalen de organisatie van de dienst en de aard en de omvang van de aan te wenden middelen, teneinde de vordering uit te voeren en gevolg te geven aan de aanbevelingen en aan de precieze aanwijzingen van de vorderende overheid.
Zonder zich in te laten met het verloop van gerechtelijke onderzoeken, zorgen de bevoegde oversten van de gevorderde politie voor de coördinatie, verschaffen zij de nodige steun en controleren zij de vervulling van de opdrachten verricht ten gevolge van een vordering. Deze maatregelen worden, door tussenkomst van de overste van de gevorderde politie, ter kennis gebracht van de vorderende gerechtelijke overheden.
De in artikel 8, tweede lid, bedoelde bevestiging van een vordering van gerechtelijke politie kan blijken uit het proces-verbaal, opgesteld door de politieambtenaar die deze vordering heeft uitgevoerd.
Art. 8/7.
Indien de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie niet over het vereiste personeel en de nodige middelen beschikt om gelijktijdig de vorderingen van verschillende gerechtelijke overheden uit te voeren, beslist de federale procureur-generaal, of bij delegatie, de bij artikel 47quater van het Wetboek van Strafvordering bedoelde, federale magistraat, na overleg met de directeur-generaal van deze algemene directie, aan welke vordering bij voorrang gevolg wordt gegeven.
Art. 8/8.
In het bij artikel 8/1, tweede lid, bedoeld geval, en ter uitvoering, door de federale politie, van een vordering, kan de minister van Justitie, op initiatief van de federale procureur, of bij delegatie, van de in het artikel 8/7 bedoelde, federale magistraat, aan de federale politie het bevel geven zich te schikken naar de aanbevelingen en precieze aanwijzingen van de vorderende gerechtelijke overheid. ».
AFDELING 5 – MAATREGELEN TOT OVERLEG EN COÖRDINATIE
Art. 9.
In elke provincie, alsook in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, wordt een overleg georganiseerd tussen de procureur-generaal bij het hof van beroep, de gouverneur, de bestuurlijke directeurs-coördinator of hun gemachtigden, de gerechtelijke directeurs of hun gemachtigden en vertegenwoordigers van de lokale politiediensten. Dit overleg heeft tot doel de zonale veiligheidsraden te stimuleren. De op het vlak van het provinciaal overleg uitgebrachte adviezen worden ter kennis gebracht van de zonale veiligheidsraden en van de federale overheden. Deskundigen kunnen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de vergaderingen.
Per gerechtelijk arrondissement wordt een rechercheoverleg georganiseerd tussen de bestuurlijke directeur-coördinator of zijn gemachtigde, de directeur van de gedeconcentreerde gerechtelijke dienst of zijn gemachtigde, vertegenwoordigers van de lokale politiediensten en de procureur des Konings, onder leiding van deze laatste. Dit overleg heeft hoofdzakelijk betrekking op de coördinatie van de opdrachten van gerechtelijke politie en op de organisatie van de uitwisseling van de informatie. De minister van Justitie bepaalt de nadere regels inzake dit rechercheoverleg.
Art. 10.
De uitvoering van opdrachten van politie der luchtwegen, die een weerslag hebben op het beheer of de exploitatie van de luchthavens, maakt het voorwerp uit van een overleg georganiseerd op verzoek van de bevoegde overheden. De naar aanleiding van dit overleg aangegane verbintenissen worden opgenomen in een protocolakkoord.
De uitvoering van opdrachten van politie der spoorwegen, die een weerslag hebben op het beheer of de exploitatie van de spoorwegen, maakt het voorwerp uit van een overleg georganiseerd op verzoek van de bevoegde overheden. De naar aanleiding van dit overleg aangegane verbintenissen worden opgenomen in een protocolakkoord.
De uitvoering van opdrachten van politie der zeevaart en van politie der scheepvaart, die een weerslag hebben op het beheer of de exploitatie van de havens, maakt het voorwerp uit van een overleg georganiseerd op verzoek van de bevoegde overheden. De naar aanleiding van dit overleg aangegane verbintenissen worden opgenomen in een protocolakkoord. (W. 17-11-1998)
AFDELING 6 – DE BEVOEGDHEDEN INZAKE BESTUURLIJKE POLITIE
Art. 11.
Onverminderd de bevoegdheden die hun zijn toegekend door of krachtens de wet, oefenen de minister van Binnenlandse Zaken en de gouverneur de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen in subsidiaire orde uit wanneer deze, al dan niet vrijwillig, hun verantwoordelijkheden niet nakomen, wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten of, wanneer, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in een enkele gemeente gelokaliseerd, het algemeen belang hun tussenkomst vereist.
De bij het eerste lid bedoelde bevoegdheden betreffen maatregelen van bestuurlijke politie in de zin van artikel 3, 1°, behalve diegene die het voorwerp uitmaken van artikel 42 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Art. 12.
Indien, naar aanleiding van een zelfde gebeurtenis, maatregelen van algemene bestuurlijke politie en van bijzondere bestuurlijke politie gelijktijdig moeten worden getroffen, worden de beslissingen, bevelen en vorderingen van de overheden van algemene bestuurlijke politie bij voorrang uitgevoerd.
Art. 13.
De maatregelen van bestuurlijke of gerechtelijke politie worden getroffen onverminderd de voor de bescherming van personen noodzakelijke maatregelen.
HOOFDSTUK IV - OPDRACHTEN VAN DE POLITIEDIENSTEN
AFDELING 1 - DE OPDRACHTEN VAN DE POLITIEDIENSTEN
Onderafdeling 1 - De opdrachten van de politiediensten en het vervullen van die opdrachten
Art. 14.
Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie, zien de politiediensten toe op de handhaving van de openbare orde met inbegrip van de naleving van de politiewetten en -verordeningen, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen.
Zij verlenen tevens bijstand aan eenieder die in gevaar verkeert.
Daartoe zorgen zij voor een algemeen toezicht en voor controles op de plaatsen waartoe zij wettelijk toegang hebben, bezorgen zij het verslag van hun opdrachten en de inlichtingen die zij naar aanleiding van die opdrachten hebben ingewonnen aan de bevoegde overheden, voeren zij maatregelen van bestuurlijke politie uit, treffen zij materiële maatregelen van bestuurlijke politie waarvoor zij bevoegd zijn en onderhouden zij contact met elkaar, met de bevoegde overheidsdiensten alsmede met de andere politiediensten.
Art. 15.
Bij het vervullen van hun opdrachten van gerechtelijke politie, hebben de politiediensten als taak:
1° De misdaden, de wanbedrijven en de overtredingen op te sporen, de bewijzen ervan te verzamelen, daarvan kennis te geven aan de bevoegde overheden, de daders ervan te vatten, aan te houden en ter beschikking te stellen van de bevoegde overheid, op de wijze en in de vormen bepaald door de wet;
2° de personen in wier aanhouding door de wet wordt voorzien, op te sporen, te vatten, aan te houden en ter beschikking te stellen van de bevoegde overheden;
3° de voorwerpen waarvan de inbeslagneming voorgeschreven is, op te sporen, in beslag te nemen en ter beschikking te stellen van de bevoegde overheden;
4° het verslag van hun opdrachten en de inlichtingen die zij naar aanleiding ervan hebben ingewonnen aan de bevoegde overheden te bezorgen.
Art. 15bis.
De federale en de lokale politie vervullen de in deze onderafdeling bepaalde opdrachten overeenkomstig artikel 3 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Art. 16.
De politiediensten zijn belast met de politie over het wegverkeer. Zij houden te allen tijde het verkeer vrij.
Art. 16bis.
De federale politie is belast met de uitoefening van de opdrachten inzake politie der zeevaart en politie der scheepvaart, zonder afbreuk te doen aan door de wet aan bepaalde agenten van de bevoegde openbare besturen toegekende politiebevoegdheden.
Art. 16ter.
De federale politie is belast met de uitoefening van de opdrachten inzake politie der luchtwegen, zonder afbreuk te doen aan door de wet aan bepaalde agenten van de bevoegde openbare besturen toegekende politiebevoegdheden.
Art. 16quater
De federale politie is belast met de uitoefening van de opdrachten inzake politie der spoorwegen.
Art. 17.
Bij ramp, onheil of schadegeval in de zin van de wetgeving op de civiele bescherming, begeven de politiediensten zich ter plaatse en waarschuwen de bevoegde bestuurlijke en gerechtelijke overheden.
In afwachting dat deze overheden optreden, treffen zij in onderling akkoord alle maatregelen om de in gevaar verkerende personen te redden, het evacueren van personen en goederen te beschermen en plundering te voorkomen.
Te dien einde kunnen zij de medewerking van de bevolking vorderen die hieraan gevolg moet geven en in voorkomend geval de nodige middelen moet verschaffen.
Zij verlaten pas de plaats van de ramp, het onheil, of het schadegeval na hiervan een officier van bestuurlijke politie te hebben ingelicht en zich ervan te hebben vergewist dat hun aanwezigheid niet langer vereist is om opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie te vervullen.
Art. 18.
De politiediensten houden toezicht op de geesteszieken die hun gezondheid en veiligheid ernstig in gevaar brengen of die een ernstige bedreiging vormen voor het leven en de lichamelijke integriteit van anderen. Zij beletten dat zij ronddwalen, vatten hen en lichten onmiddellijk de procureur des Konings in.
Zij vatten degenen die hun gemeld zijn als ontvlucht uit de psychiatrische dienst waar zij in observatie waren gesteld of waren weerhouden overeenkomstig de wet en houden ze ter beschikking van de bevoegde overheden
Art. 19.
De politiediensten houden toezicht op de geïnterneerden die hun gemeld zijn als met verlof of op proef vrijgesteld op beslissing van de bevoegde commissie tot bescherming van de maatschappij.
Zij vatten de ontvluchte geïnterneerden, verwittigen onmiddellijk de procureur des Konings ervan en schikken zich naar zijn richtlijnen.
Art. 20.
De politiediensten houden toezicht op de voorwaardelijk in vrijheid gestelde veroordeelden alsook de verdachten die in vrijheid gesteld of gelaten zijn overeenkomstig de wet betreffende de voorlopige hechtenis.
Zij vatten de ontvluchte veroordeelden en gevangenen en stellen ze ter beschikking van de bevoegde overheden.
Art. 21.
De politiediensten zien toe op de naleving van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Zij vatten de vreemdelingen die geen houder zijn van de identiteitsstukken of van de documenten vereist door de reglementering op de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en nemen te hunnen opzichte de maatregelen voorgeschreven door de wet of de bevoegde overheid.
Art. 22.
De politiediensten houden zich op in de nabijheid van elke grote volkstoeloop en nemen de gepaste maatregelen voor het rustige verloop ervan.
Zij zijn belast met het uiteendrijven van:
1° alle gewapende samenscholingen;
2° de samenscholingen die gepaard gaan met misdaden en wanbedrijven tegen personen en goederen of met overtreding van de wet van 29 juli 1934 waarbij de privé-milities verboden worden;
3° de samenscholingen waarvan blijkt dat zij gevormd zijn of zich vormen met het oog op verwoesting, moord of plundering, of om een aanslag te plegen op de lichamelijke integriteit of het leven van personen;
4° de samenscholingen die de uitvoering van de wet, van een politieverordening, van een politiemaatregel, van een gerechtelijke beslissing of van een dwangbevel hinderen.
Wanneer de federale politie op grond van artikel 16 of van dit artikel ambtshalve samenscholingen uiteendrijft of zich ophoudt in de nabijheid van een grote volkstoeloop, stelt ze de burgemeester van de betrokken gemeente en de korpschef van de betrokken lokale politie hiervan tevoren of, als dat niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk op de hoogte en blijft ze bij dergelijke interventies bestendig met hen in contact.
Art. 23. § 1.
Behoudens een bijzondere vordering van de gerechtelijke overheden, zorgen de politiediensten met het oog op de uitvoering van de opdrachten van gerechtelijke politie waarmee zij belast zijn, voor het halen van gevangenen uit hun plaats van opsluiting.
§ 2.
De politiediensten zorgen voor de bewaking van de overeenkomstig artikel 15, 1° en 2°, aangehouden personen en leiden ze voor de bevoegde procureur des Konings, krijgsauditeur, of onderzoeksrechter of naar het aangewezen huis van bewaring.
Zij brengen de ter uitvoering van een vonnis of een arrest aangehouden personen naar de dichtstbij gelegen strafinrichting.
§ 3.
De lokale politie voert de opdrachten waarin de §§ 1 en 2 voorzien uit binnen de grenzen van het gerechtelijk arrondissement onverminderd de toepassing van de artikelen 61 en 62 van de wet van 07 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
§ 4.
De federale politie en, in de door de artikelen 61 en 62 van de wet van 07 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus, bepaalde omstandigheden, de lokale politie zorgt voor de handhaving van de orde in de hoven en rechtbanken en voor de bewaking van de gevangenen ter gelegenheid van hun verschijning voor de gerechtelijke overheden.
Zij zorgen voor de bescherming bij de overbrenging van gevangenen tussen strafinrichtingen en op vordering van de gerechtelijke overheden of van het bestuur der strafinrichtingen, voor de bescherming bij het halen van gevangenen uit strafinrichtingen om ze naar een andere plaats over te brengen.
§ 5.
De federale politie zorgt voor de handhaving van de orde en de veiligheid in de gevangenissen in geval van oproer of onlusten die van aard zijn de openbare orde ernstig in gevaar te brengen, wanneer zij daartoe gevorderd wordt door de Directeur-generaal van het Bestuur der Strafinrichtingen of zijn afgevaardigde omdat de middelen en het personeel van het gevangeniswezen ontoereikend blijken.
Art. 24.
De rijkswacht en de gemeentepolitie nemen ten aanzien van de gevaarlijke of verlaten dieren alle nodige beveiligingsmaatregelen om een einde te maken aan hun rondzwerven.
Art. 25.
De politieambtenaren kunnen niet met andere administratieve taken worden belast dan die welke hun uitdrukkelijk worden opgedragen door of krachtens de wet.
In afwijking van het eerste lid, kunnen hen administratieve taken worden toevertrouwd ten aanzien waarvan de uitoefening van politiebevoegdheden is vereist voor het volbrengen ervan en waarvan de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie in onderling akkoord de lijst bepalen.
Aan de politieambtenaren kunnen door de gerechtelijke overheden onderzoeken in tuchtrechtelijke aangelegenheden worden toevertrouwd.
Bij openbare plechtigheden kan de politiediensten worden opgedragen te zorgen voor een protocollaire aanwezigheid en voor de begeleiding van overheden en gestelde lichamen.
Onderafdeling II. - De vorm waarin en de voorwaarden waaronder de opdrachten worden vervuld
Art. 26.
De politieambtenaren kunnen steeds de voor het publiek toegankelijke plaatsen alsook de verlaten onroerende goederen betreden teneinde toe te zien op de handhaving van de openbare orde en de naleving van de openbare orde en de naleving van de politiewetten en -verordeningen.
Zij kunnen steeds diezelfde plaatsen betreden teneinde opdrachten van gerechtelijke politie uit te voeren.
Met inachtneming van de onschendbaarheid van de woning kunnen zij hotelinrichtingen en andere logiesverstrekkende inrichtingen bezoeken. Zij kunnen zich door de eigenaars, exploitanten of aangestelden van die inrichtingen de inschrijvingsdocumenten van de reizigers doen overleggen.
Art. 27.
Bij het vervullen van de opdrachten van bestuurlijke politie kunnen de politieambtenaren, bij ernstig en nakend gevaar voor rampen, onheil of schadegevallen of wanneer het leven of de lichamelijke integriteit van personen ernstig wordt bedreigd, zowel ‘s nachts als overdag gebouwen, bijgebouwen en vervoermiddelen doorzoeken in elk van de volgende gevallen:
1° op verzoek van de persoon die het werkelijk genot heeft van een niet voor het publiek toegankelijke plaats of mits de toestemming van die persoon;
2° wanneer het hun op die plaats gemelde gevaar op geen andere wijze kan worden afgewend en de persoon van wie sprake is in 1° niet geschikt kan worden bereikt.
Bij het vervullen van de opdrachten van bestuurlijke politie, kunnen de politieambtenaren, in geval van ernstig en nakend gevaar, eveneens onbebouwde zones doorzoeken.
Het in dit artikel bedoelde doorzoeken mag slechts geschieden om personen op te sporen die in gevaar verkeren of om de oorzaak van het gevaar op te sporen en, in voorkomend geval, te verhelpen.
De ontruiming van die gebouwen of zones evenals van hun onmiddellijke omgeving kan in diezelfde gevallen door een officier van bestuurlijke politie bevolen worden.
In deze verschillende gevallen, dient de bevoegde burgemeester zo spoedig mogelijk op de hoogte te worden gebracht alsmede, naargelang de omstandigheden en in de mate van het mogelijke, de persoon die het werkelijk genot heeft van het gebouw, van het vervoermiddel of van de doorzochte zone of van het gebouw of de zone die werd ontruimd.
Art. 28. § 1.
De politieambtenaren kunnen bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie en om er zich van te vergewissen dat een persoon geen wapen draagt of enig voorwerp dat gevaarlijk is voor de openbare orde, een veiligheidsfouillering doen in de volgende gevallen:
1° Indien de politieambtenaar, op grond van de gedragingen van deze persoon, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden heeft om te denken dat de persoon die aan een identiteitscontrole wordt onderworpen in de gevallen en de voorwaarden bepaald in artikel 34, een wapen zou kunnen dragen of enig voorwerp dat gevaarlijk is voor de openbare orde;
2° wanneer een persoon het voorwerp uitmaakt van een bestuurlijke of gerechtelijke aanhouding;
3° wanneer personen deelnemen aan openbare bijeenkomsten die een reële bedreiging vormen voor de openbare orde;
4° wanneer personen toegang hebben tot plaatsen waar de openbare orde wordt bedreigd.
De veiligheidsfouillering gebeurt door het betasten van het lichaam en de kleding van de gefouilleerde persoon evenals door de controle van de bagage. Zij mag niet langer duren dan de daartoe noodzakelijke tijd en de persoon mag te dien einde niet langer dan een uur worden opgehouden.
In de in 3° en 4° bedoelde gevallen wordt de fouillering uitgevoerd op bevel en onder verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie; zij wordt uitgevoerd door een politieambtenaar van hetzelfde geslacht als de gefouilleerde.
§ 2.
Bij het vervullen van hun gerechtelijke opdrachten, kunnen de politieambtenaren een gerechtelijke fouillering verrichten van de personen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijke aanhouding, alsook van de personen ten aanzien van wie aanwijzingen bestaan dat zij overtuigingsstukken of bewijsmateriaal in verband met een misdaad of wanbedrijf bij zich dragen.
De gerechtelijke fouillering mag niet langer duren dan de daartoe noodzakelijke tijd en de persoon mag te dien einde niet langer dan zes uur worden opgehouden.
De gerechtelijke fouillering wordt uitgevoerd overeenkomstig de richtlijnen en onder verantwoordelijkheid van een officier van gerechtelijke politie.
§ 3.
De politieambtenaren kunnen personen die in een cel worden opgesloten vooraf op het lichaam fouilleren
Deze fouillering heeft tot doel zich ervan te vergewissen dat de persoon niet in het bezit is van voorwerpen of stoffen die gevaarlijk zijn voor hemzelf of voor anderen of die van die aard zijn een ontvluchting te vergemakkelijken en mag niet langer duren dan de daartoe noodzakelijke tijd. Zij wordt uitgevoerd door een politieambtenaar of een andere persoon van hetzelfde geslacht als de gefouilleerde en naargelang van het geval, overeenkomstig de richtlijnen en onder verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke of gerechtelijke politie.
§ 4.
Om de veiligheid van het internationaal vervoer te verzekeren, kan de bevoegde overheid van bestuurlijke politie, binnen de perken van hun bevoegdheden, veiligheidsfouilleringen voorschrijven, uit te voeren in de omstandigheden en volgens de nadere regels die zij bepalen.
Art. 29.
De politieambtenaren kunnen overgaan tot het doorzoeken van een voertuig of enig ander vervoermiddel zowel in het verkeer als geparkeerd; op de openbare weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen indien zij, op grond van de gedragingen van de bestuurder of de passagiers, van materiële aanwijzingen of van omstandigheden van tijd of plaats redelijke gronden hebben om te denken dat het voertuig of vervoermiddel werd gebruikt, wordt gebruikt of zou kunnen worden gebruikt:
1° om een misdrijf te plegen;
2° om opgespoorde personen of personen die aan een identiteitscontrole willen ontsnappen een schuilplaats te geven of te vervoeren;
3° om een voor de openbare orde gevaarlijk voorwerp, overtuigingsstukken of bewijsmateriaal in verband met een misdrijf op te slaan of te vervoeren.
Zij kunnen dit eveneens wanneer de bestuurder weigert te laten controleren of zijn voertuig in overeenstemming is met de wet.
Het doorzoeken van een voertuig mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die het rechtvaardigen. Het voertuig mag niet langer dan een uur worden opgehouden voor het doorzoeken uitgevoerd in het raam van het vervullen van de opdrachten van bestuurlijke politie.
Het doorzoeken van een voertuig dat permanent als woning is ingericht en dat op het ogenblik van het doorzoeken daadwerkelijk als woning wordt gebruikt, wordt gelijkgesteld met huiszoeking.
Art. 30.
De voorwerpen en dieren die een gevaar betekenen voor het leven en de lichamelijke integriteit van de personen en de veiligheid van goederen kunnen, in een voor het publiek toegankelijke plaats, door een politieambtenaar, met het oog op de handhaving van de openbare rust, aan de eigenaar, de bezitter of de houder onttrokken worden, die er niet langer vrij over kan beschikken, zolang zulks met het oog op de handhaving van de openbare rust vereist is. Deze bestuurlijke inbeslagneming geschiedt overeenkomstig de richtlijnen en onder verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie.
De voorwerpen in beslag genomen bij wijze van bestuurlijke maatregel, worden gedurende zes maanden ter beschikking gehouden van de houder, bezitter of eigenaar tenzij het om dwingende redenen van openbare veiligheid gerechtvaardigd is om ze onmiddellijk te vernietigen.
Tot die vernietiging wordt besloten door de bevoegde overheid van bestuurlijke politie.
De Koning bepaalt de nadere regels voor het bewaren, teruggeven of vernietigen van de in beslag genomen voorwerpen
Art. 31.
Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie en onverminderd de bevoegdheden uitdrukkelijk toegekend bij wetten van bijzondere politie, kunnen de politieambtenaren in geval van volstrekte noodzaak overgaan tot de bestuurlijke aanhouding:
1° van een persoon die hen hindert in het vervullen van hun opdracht het verkeer vrij te houden;
2° van een persoon die de openbare rust daadwerkelijk verstoort;
3° van een persoon, ten aanzien van wie er op grond van zijn gedragingen, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat hij voorbereidingen treft om een misdrijf te plegen dat de openbare rust of de openbare veiligheid ernstig in gevaar brengt, met als doel hem te beletten een dergelijk misdrijf te plegen;
4° van een persoon die een misdrijf pleegt dat de openbare rust of de openbare veiligheid ernstig in gevaar brengt, teneinde dit misdrijf te doen ophouden.
In de in het tweede lid van artikel 22 gepreciseerde gevallen kunnen de politieambtenaren overgaan tot de bestuurlijke aanhouding van personen die de openbare rust verstoren en hen van de plaats van de samenscholing verwijderen.
De vrijheidsbeneming mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen en mag in geen geval twaalf uur te boven gaan.
De maximale vasthoudingsduur wordt van twaalf uur op vierentwintig gebracht indien de bestuurlijke aanhouding gebeurt in de controlezones bepaald in artikel 1 van de Belgisch-Frans-Britse Overeenkomst ondertekend te Brussel op 15 december 1993 met betrekking tot het treinverkeer tussen België en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding.
Elke persoon die het voorwerp uitmaakt van een bestuurlijke aanhouding mag vragen dat een persoon waarin hij vertrouwen heeft, hiervan verwittigd wordt.
Art. 32.
In geval van samenloop van een gerechtelijke aanhouding in de zin van het artikel 15, 1° en 2°, met een bestuurlijke aanhouding, mag de vrijheidsbeneming niet langer dan vierentwintig uur duren.
Art. 33.
De agent van bestuurlijke politie die een bestuurlijke aanhouding verricht, verwittigt hiervan zo spoedig mogelijk de officier van bestuurlijke politie onder wiens gezag hij ressorteert.
De officier van bestuurlijke politie die een bestuurlijke aanhouding verricht of handhaaft, doet die aanhouding registreren en brengt hiervan zo spoedig mogelijk de burgemeester van de betrokken gemeente of, in voorkomend geval, de speciaal bevoegde bestuurlijke politieoverheid op de hoogte.
In elk geval worden het uur en de duur van de bestuurlijke aanhouding in een daartoe speciaal bijgehouden register ingeschreven.
Dit register wordt door de aangehouden persoon bij diens aankomst en vertrek getekend. Van de weigering of de onmogelijkheid te tekenen wordt, met vermelding van de gronden ervan, verslag opgemaakt.
Art. 34. § 1.
De politieambtenaren controleren de identiteit van ieder persoon wiens vrijheid wordt benomen of die een misdrijf heeft gepleegd.
Zij kunnen eveneens de identiteit controleren van ieder persoon indien zij, op grond van zijn gedragingen, materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd of plaats redelijke gronden hebben om te denken dat hij wordt opgespoord, dat hij heeft gepoogd of zich voorbereidt om een misdrijf te plegen of dat hij de openbare orde zou kunnen verstoren of heeft verstoord.
§ 2.
Overeenkomstig de richtlijnen en onder de verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie, kunnen de politieambtenaren eveneens de identiteit controleren van ieder persoon die en plaats wenst te betreden die het voorwerp is van een bedreiging in de zin van artikel 28, § 1, 3° & 4°.
§ 3.
Teneinde de openbare veiligheid te handhaven of de naleving te verzekeren van de wettelijke
bepalingen met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, kunnen de overheden van bestuurlijke politie, binnen de perken van hun bevoegdheden, identiteitscontroles voorschrijven, uit te voeren door de politiediensten in de omstandigheden die deze overheden bepalen.
§ 4.
De identiteitsstukken die aan de politieambtenaar overhandigd worden, mogen slechts ingehouden worden gedurende de voor de verificatie van de identiteit noodzakelijke tijde en moeten daarna onmiddellijk aan de betrokkene worden teruggegeven.
Indien de persoon waarvan sprake in voorgaande paragrafen weigert of in de onmogelijkheid verkeert het bewijs te leveren van zijn identiteit, alsook indien zijn identiteit twijfelachtig is, mag hij worden opgehouden gedurende de voor de verificatie van zijn identiteit noodzakelijke tijd.
De mogelijkheid moet hem worden geboden zijn identiteit te bewijzen op eender welke wijze.
In geen geval mag de betrokkene te dien einde langer dan twaalf uur worden opgehouden.
Indien de vrijheid van de betrokkene wordt benomen met het oog op de verificatie van zijn identiteit, maakt de politieambtenaar die deze verrichting doet daarvan melding in het register bedoeld in artikel 33, derde lid.
Art. 35.
De ambtenaren van bestuurlijke of gerechtelijke politie mogen aangehouden, gevangen of opgehouden personen, buiten noodzaak, niet aan publieke nieuwsgierigheid blootstellen.
Zij mogen deze personen zonder hun instemming niet onderwerpen of laten onderwerpen aan vragen van journalisten of derden die vreemd zijn aan de zaak, noch van hen beeldopnamen maken of laten maken behalve die welke bestemd zijn voor hun identificatie of voor andere door de bevoegde gerechtelijke instantie vastgestelde doeleinden.
Behalve om hun verwanten te verwittigen, mogen zij de identiteit van de betrokken personen niet bekend maken zonder daartoe de instemming van de bevoegde gerechtelijke instantie te hebben gekregen
Art. 36.
De termijnen bedoeld in de artikelen 28, 29, 31, 32 en 34 gaan in vanaf het ogenblik waarop de betrokken persoon, als gevolg van het optreden van een politieoverheid of een politieambtenaar, niet meer beschikt over de vrijheid van komen en gaan.
Art. 37.
Bij het vervullen van zijn opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie kan elke politieambtenaar, rekening houdend met de risico's die zulks meebrengt, geweld gebruiken om een wettig doel na te streven dat moet op een andere wijze kan worden bereikt.
Elk gebruik van geweld moet redelijk zijn en in verhouding tot het nagestreefde doel.
Aan elk gebruik van geweld gaat een waarschuwing vooraf, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden.
Art. 38.
Onverminderd de bepalingen van artikel 37, kunnen de politieambtenaren slechts gebruik maken van vuurwapens tegen personen in de volgende gevallen:
1° in het geval van wettige verdediging in de zin van de artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek;
2° tegen gewapende personen of in de richting van voertuigen aan boord waarvan zich gewapende personen bevinden, in geval van misdaad of van een op heterdaad ontdekt wanbedrijf in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering, welke misdaad of welk wandbedrijf met geweld zijn gepleegd, indien redelijkerwijze mag aangenomen worden dat die personen in het bezit zijn van vuurwapens klaar voor gebruik en dat zij deze wapens zullen gebruiken tegen personen;
3° wanneer in het geval van volstrekte noodzakelijkheid, de politieambtenaren de aan hun bescherming toevertrouwde personen, posten, vervoer van gevaarlijke goederen of plaatsen op geen andere wijze kunnen verdedigen.

In dit geval mogen de vuurwapens slechts gebruikt worden overeenkomstig de richtlijnen en onder verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie;
4° wanneer in het geval van volstrekte noodzakelijkheid, de politieambtenaren de personen die aan hun bescherming zijn toevertrouwd in het raam van de uitvoering van een opdracht van gerechtelijke politie op geen andere wijze kunnen verdedigen.

In dit geval mogen de vuurwapens enkel worden gebruikt overeenkomstig de richtlijnen en onder verantwoordelijkheid van een officier van gerechtelijke politie.
Het gebruik van wapens geregeld in 2°, 3° en 4°, geschiedt eerst na waarschuwing met luide stem of met enig ander beschikbaar middel, een waarschuwingsschot inbegrepen, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden.
Art. 39.
[Opgeheven] W.07.12.1998
Art. 40.
De bij een politieambtenaar ingediende klachten of aangiften, alsook de nopens misdrijven verkregen inlichtingen en gedane vaststellingen worden opgenomen in processen-verbaal die aan de bevoegde gerechtelijke overheden worden toegezonden
Art. 41.
Behalve wanneer de omstandigheden het niet toelaten, doen de politieambtenaren die in burgerkledij tegenover een persoon optreden, of tenminste een van hen, van hun hoedanigheid blijken door middel van het legitimatiebewijs waarvan zij houder zijn.
Hetzelfde geldt wanneer politieambtenaren in uniform zich aanmelden aan de woning van een persoon.
Art. 42.
Wanneer hij in gevaar gebracht wordt bij het vervullen van zijn opdracht of wanneer personen in gevaar zijn, kan ieder politieambtenaar de hulp of bijstand vorderen van de ter plaatse aanwezige personen en in geval van absolute noodzaak kan hij eveneens de hulp of bijstand vorderen van enig ander nuttig persoon.
De gevorderde hulp of bijstand mag de persoon die ze verleent niet in gevaar brengen.
Art. 43.
Bij het vervullen van hun opdrachten verlenen de politieambtenaren elkaar te allen tijde wederzijdse bijstand en zorgen zij voor een doeltreffende samenwerking.
Bij onmiddellijk gevaar voor personen en indien zij middelen ontoereikend blijken, kan ieder officier van bestuurlijke politie van een bepaalde politiedienst de bijstand vorderen van andere bevoegde politieambtenaren.
De gevorderde politiedienst brengt de overheid onder wiens gezag hij ressorteert hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.
Art. 44.
De politiedienst lenen de sterke arm wanneer zij daartoe wettelijk worden gevorderd.
Zij kunnen eveneens worden belast met het betekenen en ten uitvoer leggen van gerechtelijke bevelen.
Wanneer de politiediensten worden gevorderd om aan de officieren van gerechtelijke politie en aan de ministeriële ambtenaren de sterke arm te lenen, staan zij hen bij om hen te beschermen tegen gewelddaden en feitelijkheden die tegen hen kunnen worden gepleegd of om hen in staat te stellen de moeilijkheden weg te nemen waardoor zij zouden worden belet hun opdracht te vervullen.
Onderafdeling III. – Het informatiebeheer
Art. 44/1.
Bij het vervullen van de opdrachten die hun zijn toevertrouwd, kunnen de politiediensten gegevens van persoonlijke aard en inlichtingen inwinnen en verwerken, meer bepaald met betrekking tot de gebeurtenissen, de groeperingen en de personen die een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie en voor de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie overeenkomstig de artikelen 28bis, 28ter, 55 en 56 van het Wetboek van Strafvordering.
Deze gegevens en inlichtingen kunnen enkel worden medegedeeld aan de overheden en de politiediensten, evenals aan de inlichting- en veiligheidsdiensten die ze nodig hebben voor de uitoefening van hun opdrachten.
Art. 44/2.
Het inwinnen, de verwerking en het toezenden van de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, gebeurt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Deze inlichtingen en gegevens moeten in rechtstreeks verband staan met de bestaansreden van het gegevensbestand en beperkt blijven tot de vereisten die eruit voortvloeien.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regels betreffende de duur van de bewaring van deze inlichtingen en gegevens.
Binnen de politiediensten worden contactpersonen voor de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer aangewezen.
Het beheer van de informaticatechnische structuren en -middelen, nodig voor de algemene nationale gegevensbank, bedoeld in artikel 44/4, gebeurt door één van de algemene directies belast met de ondersteuning, bedoeld in artikel 93, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Art. 44/3.
De inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, met betrekking tot de opdrachten van bestuurlijke politie worden ingewonnen en verwerkt onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken.
Onverminderd de eigen bevoegdheden van de gerechtelijke overheden, worden de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, met betrekking tot de opdrachten van gerechtelijke politie ingewonnen en verwerkt onder het gezag van de minister van Justitie.
Art. 44/4.
De inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, worden, volgens de modaliteiten bepaald door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, verwerkt in een algemene nationale gegevensbank, opgericht binnen één van de algemene directies belast met de ondersteuning, bedoeld in artikel 93, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. In deze gegevensbank zijn meerdere indexsystemen vervat. In het kader van deze indexsystemen, regelt de Koning ook het toezicht van een federale magistraat over de gerechtelijke informatie.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden waaronder deze gegevensbank en elk van deze indexsystemen toegankelijk en bevraagbaar zijn door de bevoegde gerechtelijke overheden en de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten.
De politiediensten zenden ambtshalve en rechtstreeks de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, aan deze algemene nationale gegevensbank toe.
De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie bepalen, elk binnen het kader van zijn bevoegdheden, op eensluidend advies van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7, de categorieën van inlichtingen en gegevens die geen toezending vereisen.
Art. 44/5.
Wanneer de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie kennis krijgen van informatie die voor de uitoefening van de gerechtelijke politie van belang is, stellen zij daarvan onverwijld en zonder enige beperking de bevoegde gerechtelijke overheden in kennis.
Wanneer de politiediensten in het raam van de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie kennis krijgen van informatie die voor de uitoefening van de bestuurlijke politie van belang is en aanleiding kan geven tot beslissingen van bestuurlijke politie, stellen zij daarvan, behoudens wanneer dit de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen, maar onverminderd de voor de bescherming van personen noodzakelijke maatregelen, de bevoegde bestuurlijke overheden in kennis.
Art. 44/6.
Bij de uitvoering van hun opdrachten van gerechtelijke politie delen de politiediensten de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid, aan de bevoegde gerechtelijke overheden mee, overeenkomstig wat is bepaald bij de artikelen 28bis, 28ter, 55 en 56 van het Wetboek van Strafvordering.
Art. 44/7.
Er wordt een controleorgaan opgericht onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken en van de minister van Justitie, belast met de controle van het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, eerste lid. Dit controleorgaan heeft een onbeperkt recht op toegang tot alle inlichtingen en gegevens bewaard in deze gegevensbank.
Het is in het bijzonder belast met de controle van de naleving van de regels inzake de toegankelijkheid van de algemene nationale gegevensbank en de toezending aan deze gegevensbank van de inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1, eerste lid.
Onverminderd de bepalingen van artikel 44/4, kunnen de politiediensten in bijzondere omstandigheden gegevensbanken oprichten. De oprichting van elke gegevensbank door de politiediensten, dient voorafgaandelijk aan dit controleorgaan te worden gemeld. Alle inlichtingen en gegevens in deze gegevensbanken worden aan de algemene nationale gegevensbank, bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, meegedeeld, behalve wanneer er een akkoord is van het controleorgaan met een verzoek tot niet-mededeling. Ten aanzien van deze gegevensbanken gelden onverkort alle bevoegdheden van het controleorgaan, zoals vermeld in dit artikel. Onder de voorwaarden bepaald door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, zijn deze gegevensbanken toegankelijk en bevraagbaar door de bevoegde overheden, elk binnen het kader van hun bevoegdheden, en de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten.
Teneinde zijn controleopdrachten te kunnen vervullen, heeft dit orgaan een onbeperkt recht op toegang tot de lokalen waarin en gedurende de tijd dat de politieambtenaren er hun functies uitoefenen.
Dit orgaan wordt voorgezeten door een federale magistraat. Deze magistraat wordt door de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken aangewezen, na advies van het college van procureurs-generaal. Hij handelt voor de duur van zijn aanwijzing onafhankelijk ten aanzien van het federaal parket. Voor het overige is dit orgaan samengesteld uit een lid van de lokale politie, een lid van de federale politie en een deskundige, die door de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie worden aangewezen.
Het controleorgaan treedt ambtshalve op of op verzoek van de gerechtelijke of bestuurlijke overheden, van de minister van Justitie of van de minister van Binnenlandse Zaken, overeenkomstig de voorwaarden bepaald door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit.
Wanneer de controle heeft plaatsgevonden binnen een lokale politie, informeert het controleorgaan daar de burgemeester of het politiecollege van en zendt hem zijn verslag.
Wanneer de controle inlichtingen en gegevens betreft die verband houden met de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke politie, wordt het verslag dat dienaangaande door het controleorgaan wordt opgesteld, ook aan de procureur des Konings toegezonden.
Dit controleorgaan wordt logistiek en administratief ondersteund door de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie en kan, voor de uitvoering van haar opdracht, de bijstand vorderen van deze inspectie.
De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regels met betrekking tot het statuut van de leden van dit controleorgaan derwijze dat hun onafhankelijkheid wordt gewaarborgd.
Art. 44/8.
In afwijking van artikel 44/4 wordt de toezending bedoeld in artikel 44/4, derde lid, uitgesteld wanneer en tot zolang de bevoegde magistraat in akkoord met de federale magistraat belast met toezicht, bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, van oordeel is dat deze toezending de uitoefening van de strafvordering of de veiligheid van een persoon in gevaar kan brengen.
Art. 44/9.
De politieambtenaren belast met het beheer van de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, worden aangewezen na advies van het controleorgaan bedoeld in artikel 44/7. Geen enkele bevordering, benoeming of mutatie kan hen worden toegekend dan op initiatief of met het akkoord van de bevoegde minister, en na advies van dit controleorgaan. De nadere regels hiervan worden bepaald door de Koning.
Ten aanzien van deze politieambtenaren kan een tuchtrechtelijke procedure voor feiten gepleegd tijdens de duur van de aanwijzing slechts worden ingesteld met instemming of op bevel van de bevoegde minister. Het advies van het controleorgaan wordt ingewonnen voor tuchtprocedures die niet door de minister worden bevolen.
De algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/4, eerste lid, wordt beheerd in een dienst die onder leiding staat van een diensthoofd en een adjunct-diensthoofd. Eén van beide behoort tot de federale politie en de andere behoort tot de lokale politie. De nadere regels van hun aanwijzing worden door de Koning bepaald.
Art. 44/10.
De uitvoeringsmaatregelen bedoeld in de artikelen 44/2, tweede lid, 44/4, tweede lid en 44/7, derde en negende lid, worden genomen na advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, uitgezonderd in geval van hoogdringendheid.
Art. 44/11.
Elke politieambtenaar die willens en wetens inlichtingen en gegevens die van belang zijn voor de uitoefening van de strafvordering of de handhaving van de openbare orde achterhoudt en nalaat door te zenden aan de algemene nationale gegevensbank overeenkomstig artikel 44/4, derde lid, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en een geldboete van zesentwintig tot vijfhonderd frank of met één van die straffen alleen.
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op dit misdrijf.
AFDELING 2 - TERRITORIALE BEVOEGDHEID
Art. 45.
De politieambtenaren van de federale politie en van de lokale politie zijn bevoegd om hun opdrachten te vervullen op het geheel van het grondgebied van het Rijk.
De politieambtenaren van de lokale politie vervullen hun opdrachten in principe op het grondgebied van de politiezone
AFDELING 3 - BIJSTAND
Art. 46.
De politiediensten brengen de personen die hulp of bijstand vragen in contact met gespecialiseerde diensten
Zij verlenen bijstand aan de slachtoffers van misdrijven, inzonderheid door hun de nodige informatie te verstrekken.
HOOFDSTUK V - BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID EN RECHTSHULP
Art. 47.
De Staat is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de politieambtenaren van de federale politie in de functies waarin hij hen heeft aangewend, net zoals de aanstellers aansprakelijk zijn voor de schade aangericht door toedoen van hun aangestelden.
De Staat is eveneens aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de verbindingsambtenaren bedoeld in artikel 134 van de provinciewet in de functies waarin hij hen heeft aangewend, net zoals de aanstellers aansprakelijk zijn voor de schade aangericht door toedoen van hun aangestelden.
De gemeente of, desgevallend, de meergemeentezone is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de politieambtenaren van de lokale politie in de functies waarin de Staat, de gemeente of de meergemeentezone hen heeft aangewend, net zoals de aanstellers aansprakelijk zijn voor de schade aangericht door toedoen van hun aangestelden.
De gemeente of, desgevallend, de meergemeentezone kan verhaal nemen op de Staat voor de schade veroorzaakt door een politieambtenaar van de lokale politie bij opdrachten die de Staat hem heeft toevertrouwd.
Art. 48.
De in artikel in artikel 47 bedoelde politieambtenaren, die in hun functies aan de Staat, aan de gemeente, aan de meergemeentezone of aan derden schade berokkenen, moeten deze slechts vergoeden, wanneer zij een opzettelijke fout, een zware fout, of een lichte fout die bij hen gewoonlijk voorkomt, begaan.
Een lasthebber, aangestelde of orgaan van de Staat, de gemeente of de politiezone die het slachtoffer is van een arbeidsongeval veroorzaakt door één van de in artikel 47 bedoelde politieambtenaren, kan slechts een rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid tegen die politieambtenaar instellen voor zover die het arbeidsongeval opzettelijk heeft veroorzaakt.
Bovendien kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de politieambtenaren, wat de aansprakelijkheid tegenover de staat betreft, geheel of gedeeltelijk ontslaan van de verplichting de schade overeenkomstig het eerste lid te vergoeden.
Art. 49. § 1.
De rechtsvordering die tegen een politieambtenaar wordt ingesteld door de Staat, de gemeente of de meergemeentezone op grond van artikel 48 is pas ontvankelijk indien zij wordt voorafgegaan door een aanbod tot dading aan de verweerder. Dit aanbod tot dading gaat uit van de overheid aangewezen door de Koning.
Dit aanbod omvat, afgezien van de evaluatie van het gevorderde bedrag, de nadere regels van de betaling.
De in het eerste lid bedoelde overheid kan beslissen dat de schade slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.
§ 2.
De schadevergoeding die verschuldigd is aan de Staat, de gemeente of de meergemeentezone door de politieambtenaar bedoeld in artikel 47 en waarvan het bedrag hetzij overeengekomen is bij dading,