Verder willen we dat het normale leven zijn gang gaat' by Jochem & Kenneth Friday October 19, 2001 at 10:41 PM |
Een citaat van Frank Beke, de burgemeester van Gent, enkele weken geleden. Die opmerking kaderde in een mededeling aan de pers over hoe zij de ‘veiligheid' in Gent wilden aanpakken ter aanleiding van onze eigen Gentse Eurotop. De gewone burger, wel, die zou amper merken dat er een top aan de gang was. Kijk er de plannetjes maar eens op na – alleen in ‘oranje' en ‘rode' zones zou je niet binnenkomen. Met andere woorden: in het Citadelpark en op het Sint-Pietersplein zou je niet komen, maar voor de rest zou alles ‘nogal normaal' zijn.
Een weekje geleden klonk dit als een mooi credo. Jammer genoeg zei hij er niet bij dat het Gent ten zuiden van de Veldstraat – zeg gerust meer dan de helft van de stad – dat ‘normale leven' wel op zijn buik kon schrijven. Alle zones – met kleurtjes, voor de kenners – liggen stil. Bussen, trams en taxi's zijn spoorloos verdwenen. Voorheen drukke straten liggen er verlaten bij. Ook zonder betogingen kan je daar gerust picnicken op de baan.
Verder is het zo goed als onmogelijk om ook maar aan de primaire ‘normale levens'-behoeften te voorzien. Voorbeeldje: wil je koffie, loop dan maar enkele straten om. Rond hele straten vol café's zijn houten blokken gebouwd. Een voorzorgsmaatregel tegen ‘gewelddadige' betogers...
Het wordt er niet beter op. Het is nu 17.30u, en zowel de gele als de groene zone zijn door de politie opgeslokt. Daar komt geen kat meer in of die kat moet een accreditatiebewijs hebben. En waarom? We vroegen het even aan de agenten die die posten bemannen. Ze keken een beetje verloren – hoeveel keren hadden zij die vraag al gekregen? ‘Orders van hogerhand. Sorry'. Ja, zo heet dat dan. Ze vonden het even gek als wij. Daarna belden we naar het centrale politietelefoonnummer, waar de burger met vragen terechtkan. ‘Het is een noodmaatregel,' zeiden die. ‘Voorzorg.' Voorzorg voor wat, vroegen wij. Daar konden ze geen antwoord op geven. Blijkbaar ligt ofwel die ‘hogerhand' nog hoger, ofwel is het antwoord zelfs voor hen absurd. In elk geval zou deze nieuwe ‘rode zone' tot middernacht aanblijven.
De gele en de groene zones zouden pas gesloten worden bij rellen. Persoonlijk heb ik echter alleen nog maar vredelievende betogers gezien. Geen enkele die met stenen werpt of zo. De meerderheid heeft – mijn excuses – zelfs een bijzonder groot aai-gehalte. De echte reden? Wellicht ligt die in de combinatie van paranoïa en dat bewuste ‘samenscholingsverbod vanaf vijf man in gele en groene zone.' Dat legt de willekeur van de ‘veiligheid' in de handen van de politiechefs.
De man in de straat kan er in elk geval niet mee lachen. De uitbater van een fotografiewinkel: ‘het staat me niet aan dat de stad gesloten is. Gent is dood vandaag! Als ze per sé grote koppen willen laten vergaderen, dat ze dat dan maar ergens in de velden gaan doen'. Mensen hebben duidelijk minder last van de betogers dan van de veiligheidsmaatregelen. Betogers dwingen hen immers tot niks...
En wat is dat nu eigenlijk? Een minister wil ergens een babbeltje slaan en een hapje eten. Meteen worden hele straten afgesloten, rukken blauwhemden op met schilden en waterkanonnen, staat heel de stad vol met containers en prikkeldraad en zijn individuele rechten op vrij verkeer en vrijheid van vereniging plots opgeschort. Alsof de rechten van de een zomaar de rechten van de ander kunnen overtreffen. Dat is ongetwijfeld wat de Pink en Green Parade mee wilde delen – geen ‘iedereen is gelijk, maar de ene is meer gelijk dan de andere' meer.
Een experimentje: een van ons ging van de tot aan de Lammerstraat. Twee uur vroeger zou hij hier niks van hinder ondervinden. Nu staat daar een man of twintig politieagenten. Hij ging de politie met een realistisch smoesje te lijf: ‘mijn vriend woont hier een beetje verder in de Plateaustraat. Ik moet dringend iets bij hem gaan ophalen. Hij had me gezegd dat ik hem zonder problemen kon bezoeken – hij woonde immers in de groene zone, en die zou enkel bij rellen worden afgesloten. Mag ik door?' Het antwoord: ‘zie je de stellingen dan niet staan?' ‘Maar er zijn toch geen rellen geweest, meneer? 't Is dringend!' De politieagent tegen zijn vrienden: ‘hij begrijpt het niet hé?' ‘Hoe geraak ik daar dan, agent?' ‘Loop maar om, kerel – een paar straten verder lukt het je misschien wel.' Tot zover zijn vruchteloze poging. Wat met al die mensen die écht wel in de Plateaustraat moeten zijn? Die er wonen misschien?
Dit bewijst één ding: de ministers krijgen hun vijfsterrenmenu's wel, maar de gewone man, wel, dat die zijn pakje friet maar op zijn buik schrijft, met al die gesloten winkels. Laat hen maar in gouden bedden slapen, maar als Jantje nu per ongeluk in de ‘groene' zone leeft, dan mag hij even de halve stad om voor hij het recht heeft om thuis te komen.