arch/ive/ief (2000 - 2005)

Enkele bedenkingen bij het geweld en de toestand van de beweging.
by Attac-Vlaanderen Thursday October 04, 2001 at 08:22 PM
vlaanderen@attac.org

Pierre Khalfa, lid van Attac-Frankrijk, levert in de tekst hieronder een zinvolle bijdrage aan het debat over de strategie van de democratische globalisten. Vertrekkende vanuit een beknopte historische analyse probeert hij een aantal aanbevelingen voor de toekomst te formuleren. De tekst werd uit het Frans vertaald door Attac-Vlaanderen.

Enkele bedenkingen bij het geweld en de toestand van de beweging.

<Pierre Khalfa - vertaling: Attac-Vlaanderen>

Na Göteborg hebben de demonstraties van Genua opnieuw het probleem van het geweld
voor het voetlicht geplaatst. Deze tekst wil een bijdrage leveren aan het debat.

Zoals alle andere systemen die gebaseerd zijn op de overheersing van één sociale klasse
op de hele samenleving is het kapitalisme ontstaan met geweld. Het heeft een heerschappij
opgebouwd, die zowel steunt op direkt geweld als op het zoeken naar een konsensus die de
verdrukkende brutaliteit van het systeem moet verbergen. De manier waarop dit gebeurt
verschilt naargelang het tijdperk en de omstandigheden. Elke grote sociale vooruitgang gaat
gepaard min of meer gewelddadige konfrontaties.


Een strategische impasse.

Om dit systeem te bestrijden, werd het gebruik van geweld in de
dagelijkse strijd of de weigering het te gebruiken, bepaald door een globale 'strategische' visie.
Het is dus belangrijk even terug te komen op deze diskussie, vooraleer de huidige situatie te
analyseren.

Vanaf het begin van de klassenstrijd was de arbeidersbeweging verdeeld over het soort
reactie dat moest gegeven worden. Twee grote strekkingen zagen het daglicht. De ene
strekking wou op een vreedzame manier stap voor stap machtsposities verkrijgen in de
maatschappij, daardoor aan de macht komen en dan de heersende klassen radikale
hervormingen opleggen. In dit kader werd het geweld enkel defensief gebruikt, als reactie
op een 'provokatie door de bourgeoisie' of als ultieme slag, als de bourgeoisie zich niet bij
haar nederlaag wou neerleggen.

De andere strekking stelde dat de heersende klassen nooit zonder strijd ook maar het
geringste deel van hun macht hadden opgegeven en dat de konfrontatie onvermijdelijk was,
te meer daar het staatsapparaat voortdurend versterkt wordt. Aangezien de confrontatie
onvermijdelijk is kon men ze maar beter bewust voorbereiden en ook 'de massa's voorbereiden'.

Geen van beide strekkingen heeft totnogtoe zijn afdoendheid bewezen. De ernstige toepassing
van de eerste strategie heeft tot tragedies geleid, waarvan de meest recente die van het Chili van
de Unidad Popular is. Meestal was zij een dekmantel voor het aanvaarden van het systeem en
heeft ze zelfs gediend om het gebruik van geweld tegen meer radikale krachten te rechtvaardigen.

Ook de tweede strekking heeft bloedige mislukkingen gekend, terwijl haar suksessen kortstondig
waren. Uiteraard kan de ontaarding van de Russische, Chinese en Cubaanse revolutie niet uitsluitend
verklaard worden door die ene faktor, maar hun speciaal verband met het geweld heeft wel een belangrijke
rol gespeeld. De theoretisering van het geweld en zelfs de verheerlijking ervan hebben gevolgen gehad
op het gedrag van de individuen en op de kultuur van de organisaties die geweld gebruikten. Het gaat
immers niet goed samen met het voeren van open debatten en het in gang zetten van een demokratisch
proces.

Geweld is geen neutraal technisch middel en heeft gevolgen voor hen die het aanwenden en
voor de maatschappij die het bevordert. Onvermijdelijk gaat het de sociale verhoudingen beheersen.
Het is zinloos te geloven dat het beperkt kan worden tot 'ergens anders' en dat het niet diegene zou
treffen die het gebruikt. De idee dat het mogelijk is het geweld enkel tegen de heersende klassen
te gebruiken is een grote illusie.

'Geen geweld binnen de arbeidersbeweging' is historisch gezien slechts een vrome wens
gebleken. Het maoïstisch onderscheid tussen 'de tegenstellingen in de schoot van het volk'
die vreedzaam opgelost worden en 'de tegenstellingen tussen het volk en zijn vijanden',
waarvoor geweld gebruikt mag worden, lost geen enkel probleem op. Wie beslist wie deel
uitmaakt van het volk? Het gebruik van geweld tegen de heersers heeft ongetwijfeld gevolgen
voor de verdrukten en verspreidt zich in hun schoot.

Nochtans lost ook geweldloosheid onze problemen niet op. Zich geweldloos noemen brengt
immers niet mee dat de tegenstanders het ook zijn. Het geweldloze experiment van Gandhi is
gepaard gegaan met talloze slachtingen door het Britse leger en heeft niet belet dat de Indiërs
daarna onderling voor bloedbaden gezorgd hebben. Bovendien weet iedereen dat talrijke vreedzame
betogingen het voorwerp waren en zijn van repressie vanwege de regeringen. Genua is slechts het
recentste voorbeeld.

Dit snelle overzicht van het verleden brengt ons bij de huidige moeilijkheden. We moeten
nieuwe strategische perspektieven opbouwen, wat alleen kan gebeuren door uit te gaan van
de huidige toestand van de bewegingen en door rekening te houden met de debatten uit het
verleden. Het is een hersenschim te geloven dat het kapitalisme zonder gewelddadige reaktie
zal aanvaarden dat maatregelen opgelegd worden die zijn werking op een radikale manier
hinderen. Vandaag hebben wij geen duidelijk oplossing voor dit probleem. Deze strategische
impasse maakt de huidige debatten ingewikkeld.


Vertrekken van de toestand van de beweging.

De beweging tegen de liberale mondialisering heeft sinds Seattle een belangrijke ontwikkeling
gekend. Deze ontwikkeling heeft zowel betrekking op het ritme van de mobilisaties als op hun
omvang en brengt een toenemende radikalisering met zich mee, in het bijzonder bij de jeugd.
Maar, en dat is essentieel, deze mobilisaties zijn slechts de vooruitgeschoven spits van de
globale evolutie van de publieke opinie, tenminste in de ontwikkelde kapitalistische landen.
Niet alleen winnen deze bewegingen aan kracht, maar ze stemmeen ook steeds meer overeen
met de bekommernissen van steeds grotere sektoren van de bevolking.

Het gevaar voor recessie hindert deze evolutie niet, maar versnelt (op dit moment?) de bewustwording,
zoals de reaktie op de 'beursafdankingen' heeft aangetoond. Deze groeiende weerklank op de
onderwerpen die de beweging aanbrengt, heeft de regeringen op ideologisch vlak in het defensief
gedrongen en heeft de legitimiteitskrisis van internationale instellingen versneld, ook al heeft dat
geen enkele wijziging in hun beleid teweeggebracht. De sterker wordende band tussen de beweging
en de publieke opinie is het grootste gevaar voor de regeringen en het is deze band die ze willen breken.

Het is in dit verband dat men de houding van Berlusconi tijdens de top van Genua in de naweëen van Göteborg moet begrijpen. Ongeacht de fouten die elke politie-aktie met zich meebrengt, heeft de Italiaanse regering (met de instemmig van de andere regeringen?) ervoor gekozen het geheel van de beweging zonder onderscheid aan te vallen. Enerzijds kwam het erop aan de hele beweging te kriminaliseren in de hoop ze bij de bevolking te marginaliseren, en anderzijds ze te verdelen om te trachten de meest gematigde komponenten te integreren. Niet de houding van het Black Bloc is de oorzaak van het politiegeweld, maar een politieke keuze van de Italiaanse regering. Er kan geen twijfel over bestaan dat de regering wel een ander voorwendsel zou gevonden hebben, als het Black Bloc er niet geweest was.

Het zichtbare karakter van de provokaties van de politie en de omvang van de repressie hebben het tegenovergestelde effekt gehad van wat de Italiaanse regering beoogd had. De houding van de regering werd veroordeeld door organisaties die niet opgeroepen hadden om in Genua te gaan betogen. In plaats van de beweging te verzwakken, heeft dat ze versterkt. Haar invloed op de publieke opinie werd nog vergroot, ook al omdat de eerste inbeschuldigingstellingen door het Italiaanse gerecht de stelling van provokatie door de politie bevestigden. De macht van de beweging leidde tot een verandering in toon bij de meeste regeringen. Ze werden verplicht het politiegeweld te veroordelen en de gewettigdheid van de problemen die door de betogers gesteld werden te erkennen.

Toch lijken ze niet bereid te zijn ook maar de geringste concrete maatregel te treffen. In Frankrijk is de PS verdeeld over het probleem. Volksvertegenwoordiger Jean-Marie Bockel die geen enkele overeenkomst ziet met de betogers van Genua staat tegenover Vincent Peillon, woordvoerder van de PS, en Christian Paul, lid van de regering, die de beweging steunen (op de vooravond van de verkiezingen is het beter het kontakt met het publiek niet te verliezen!). Dat alles versterkt de invloed van de beweging op de publieke opinie.

In deze situatie moeten wij vier doelstellingen tegelijkertijd nastreven. Ten eerste moeten wij de band met de publieke opinie behouden en versterken. Ten tweede moeten wij het uiteenvallen van de beweging voorkomen.
Ten derde moeten wij in staat zijn de toenemende radikalisering te aanvaarden. En tenslotte moeten wij de kracht ervan verder aantonen met massabetogingen.

Om deze doelstellingen te bereiken moeten we een aantal klippen omzeilen. Vooreerst moeten we voorkomen dat het gebruik van gewelddadige actiemethoden toeneemt. De weigering over te gaan tot gewelddadige acties is van beslissend belang, willen we vermijden dat de regeringen erin slagen de sympatie van de publieke opinie voor onze beweging te breken. Deze weigering moet echter gepaard gaan met het ingaan op de groeiende radikalisering van een deel van de beweging.

Dat kan door het aanvaarden van aktievormen die deze radikalisering symbolisch integreren. Tegenover het geweld van het systeem kan de keuze van geweldloosheid immers noch een synoniem zijn voor passiviteit, noch voor de aanvaarding van het principe van de wettelijkheid van het systeem. Vandaar dat ons beroep op de geweldloosheid een actief karakter moet hebben.

De ontwikkeling van radikale geweldloze aktievormen tijdens de voorbije jaren (bijvoorbeeld de bezetting van gebouwen van de werkloosheidsdiensten door werklozen en van leegstaande woningen door daklozen), staat enerzijds toe het grote ongenoegen van de betrokkenen duidelijk te uiten en anderzijds hun strijd zichtbaar te maken op zo'n wijze dat de publieke opinie positief beïnvloed wordt. Wij moeten ons daarop inspireren. Hoe meer wij het geweldloze karakter van onze akties beklemtonen, hoe vastberadender wij zijn in het toepassen van de gepaste aktievormen, die geval per geval besproken dienen te worden.

In dat kader moeten wij onze relatie tot het Black Bloc situeren. Ook al gaat het niet om een gestruktureerde groep, maar eerder om een losse beweging, het is de drager van een oriëntering die kiest voor een systematische gewelddadige konfrontatie met de politie en de vernietiging van 'symbolen van het kapitalisme' (banken, auto's...). Deze oriëntering wordt gerechtvaardigd met 'de degradatie van de eigendom als strategisch middel tot direkte aktie' en door de doelstelling 'bevrijde autonome zones' te kreëren, alsook met de noodzaak een ingeslapen bevolking wakker te maken door het represssieve gezicht van de staat te tonen. We moeten hier duidelijk stellen dat dit niet onze oriëntering is. Een dergelijke oriëntering kan enkel leiden tot de minorisering en het isolement van de beweging en leent zich tot alle mogelijke manipulaties.

Het zou echter een vergissing zijn deze stroming te verwerpen als vreemd aan de beweging en ze te beschouwen als niet meer dan een samenraapsel van provokateurs. Vooreerst stellen de regeringen ons met hen gelijk, of we dat nu willen of niet. Onze protest zal daar niets aan veranderen, tenzij we onze aktievormen radikaal zouden wijzigen en ons aanpassen aan wat de regeringen bereid zijn te aanvaarden. Een dergelijke oriëntering zou het uiteenvallen van de beweging betekenen en dus haar doodvonnis tekenen.

Het Black Bloc zou vervolgens een aantal mensen aantrekken die walgen van het systeem en die werkelijk denken aldus de zaken te kunnen veranderen. Elke brutale afwijzing van deze stroming kan dan enkel nog tot een nog grotere radikalisering leiden. Het eindpunt zal een soort Rode Brigaden zijn, wat dan door de regeringen tegen alle sociale bewegingen zou gebruikt worden. In dat opzicht zijn de Duitse en Italiaanse ervaringen van de zeventiger jaren verhelderend. De houding van deze stroming kan verschillen. Ze was niet hetzelfde in Washington (april 2000) en Québec als in Genua (misschien omdat verschillende groepen optraden onder dezelfde benaming). Het is dus op eieren lopen. Enerzijds moeten wij duidelijk maken dat de methoden en de oriëntering van het Black Bloc niet de onze zijn, maar anderzijds mogen we hen niet afwijzen en moeten we met hen een politieke dialoog aangaan.


Enkele denkpisten. Het debat over de aktievormen, waarvan de houding ten aanzien van geweld slechts een aspect is, houdt de ganse beweging bezig. We moeten dit aanvaarden en organiseren om er een faktor van politieke eensgezindheid van te maken. In dat kader zou gewerkt moeten worden aan een internationale tekst over de problemen die na een discussie zouden kunnen worden aangenomen door de verschillende delen van de beweging. Deze referentietekst zou in de verschillende bewegingen kunnen dienen als een charter en een aantal concrete engagementen kunnen bevatten.

In dat kader moeten wij spreken over de vorm die de bescherming van onze betogingen moet aannemen en moeten wij ons recht om te betogen verzekeren. Wij moeten er ons van bewust zijn dat de eerste en de meest efficiënte bescherming deze is die gegeven wordt door de politieke kracht van de beweging en haar legitimiteit bij de publieke opinie. Dit betekent echter niet dat wij het probleem moeten onderschattten. We moeten ons ervoor hoeden onze betogingen te militariseren. Dit levert immers enkel een schijnefficiëntie op terwijl ons imago erdoor verduisterd zou raken. Toch moeten wij in staat zijn een kader te creëren dat voldoende vertrouwen wekt om een massale deelname aan onze acties toe te laten. We kunnen dit doen door een ordedienst op te zetten die uitgerust is met defensieve middelen.

Ondertussen zien een aantal voorstellen om een brug te bouwen tussen de beweging en de instellingen het daglicht. Daniel Cohn-Bendit (Le Monde van 11 augustus) stelde een kompromis voor voor de betogingen tijdens de volgende top van de Europese Unie. Hij stelde dat deze top een legitimiteit heeft, die de G8 niet heeft. Daarom zou deze instelling zonder problemen moeten kunnen samenkomen. In ruil daarvoor zou men elke rode zone opheffen en de totale vrijheid om te betogen afkondigen. Er zou een 'gedemilitariseerde zone' zonder politie geschapen worden en die zou vreedzaam beschermd worden door tweeduizend 'têtes citoyennes' (verkozenen, vertegenwoordigers van verenigingen, vakbonden...).

Dit voorstel erkent impliciet dat niet alle topconferenties dezelfde legitimiteit hebben (wat men verder ook moge denken over de democratische legitimiteit van de Europese Unie) en dat sommige dus geen grond hebben om georganiseerd te worden. Het stelt het houden van dergelijke bijeenkomsten in versterkte vestingen in vraag en erkent de nefaste rol van de politie. Toch is het voorstel niet zonder problemen. Vooreerst kan men eraan twijfelen of de regeringen het principe van een top zonder politiebescherming en een voor betogers verboden zone zullen aanvaarden. Het risico is groot dat de 'têtes citoyennes' omgevormd zullen worden tot hulpagenten die moeten beletten dat betogers de verboden zone binnendringen. In feite schuift het voorstel de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de vergaderingen van instellingen waarvan wij het beleid betwisten op onze schouders. Is dat onze taak? En bovendien: wie zal beslissen over de legitimiteit van topkonferenties en instellingen?

We moeten onze alternatieven uitwerken. We hebben op dit moment zeker een aantal beperkte oplossingen. We moeten die omvormen tot een samenhangend geheel en er vooral voor zorgen dat dit erkend wordt door de publieke opinie. Deze stap is des te belangrijker daar een groot deel van de geloofwaardigheid zich op dit terrein zal bevinden. Ondertussen proberen de regeringen ons in de rol te duwen van 'vriendelijke en sympathieke mensen die terecht wijzen op een aantal problemen, maar geen degelijke oplossingen hebben'.

Tot slot moeten we snel twee belangrijke vervaldagen bespreken die voor ons liggen: de bijeenkomst van de WHO in Quatar in november en de volgende top van de Europese Unie in Laken in België in december.

Pierre Khalfa (Attac-France / Augustus 2001)

(Deze tekst mag vrij verspreid worden mits de volledige bron vermeld wordt: Pierre Khalfa - Attac-France - vertaling door Attac-Vlaanderen)

een feest of geweld?
by mediawatcher Thursday October 04, 2001 at 09:15 PM
boycot@email.com

Wanneer de antiglobaliseringsbeweging teveel een (mani-)feest wordt, heb ik de indruk dat ze ons niet meer au serieux nemen. Dan passen we zelf in de globaliserings-politiek en zijn we geen oppositie-beweging meer. Dit is geen oproep tot geweld, maar een beetje originele of gedurfde tegenstand, zoals 'reclaim the street' in Leuven of andere acties die ons ongenoegen explecieter uiten zijn mijns inziens effectiever.

Black Bloc
by blackplusred Friday October 05, 2001 at 11:15 AM
blackplusred@yahoo.com

Het 'Black Bloc' zal u danbaar zijn :)))
Toch zullen ze doen wat ze denken dat ze moeten doen, meen ik...