arch/ive/ief (2000 - 2005)

Naomi Klein: de nieuwe coryfee van de democratische globalisten
by Peter Tom Jones Wednesday October 24, 2001 at 01:33 PM
pjones@mec.ua.pt Aveiro, Portugal

Het voorgelegde artikel is een deel van een langer stuk dat ik geschreven heb i.v.m. de twee nieuwe 'handbijbels' van de democratische globalisten (het betreft 'No Logo' en 'Empire' van Negri en Hardt). Deze twee boeken hebben een ware schokgolf teweeggebracht in de zgn. Seattle-beweging aangezien zij breken met het links defaitisme.

Naomi Klein: de nieuwe coryfee
van de democratische globalisten

Peter Tom Jones, ‘Genua-getuige'
(post-doctoraal onderzoeker, Universiteit van Aveiro, Portugal, pjones@mec.ua.pt)


Sinds de val van de muur en de daaropvolgende implosie van het Oostblok genoten de neoliberale pleitbezorgers met volle teugen van het 'Einde van de Geschiedenis'. Zou de 'marktgebaseerde democratie' immers niet resulteren in vrede en mondiale voorspoed voor iedereen? Ondertussen is dit naïeve geloof aan diggelen geslagen. Het wereldwijd opgedrongen model van de neoliberale globalisering, vergezeld van haar verpletterende Heilige Drievuldigheid (liberaliseren, privatiseren en dereguleren) en haar sociaal en ecologisch niet-duurzaam consumptiepatroon, heeft tot massaal verzet geleid. Dat dit protest zowel progressieve, internationale als regressieve, fundamentalistische en neofascistische vormen kan aannemen, is – na de rebellie van indigene en/of boerenbewegingen zoals de Zapatisten en de Braziliaanse landloze boeren en het internationaal protest in o.a. Seattle, Praag en Genua enerzijds, na de 'Oklahoma Bombing' vanwege nazi-adept Timothy McVeigh en de bloedige gebeurtenissen van '11 september' in de VS anderzijds – inmiddels duidelijk geworden. Hoewel het momenteel onmogelijk is om de precieze gevolgen in te schatten van '11 september' voor de toekomst van de wereldwijde 'Seattle-beweging', d.i. de beweging die strijdt voor een alternatieve, democratische globalisering van onderuit' (1), staat het buiten kijf dat het heersende bestel handig gebruik zal trachten te maken van haar 'War on Terrorism' (na haar 'War on Drugs') om de Seattle-beweging verder te discrediteren en te criminaliseren. Nochtans biedt de huidige wereldcrisis ook nieuwe kansen. De grote uitdaging voor de Seattle-activisten bestaat er net in om het verband tussen de wereldwijde sociaal-economische ongelijkheid en de ‘Angstige Nieuwe Wereld' na '11 september' bloot te leggen. De strijd voor meer gelijkheid en rechtvaardigheid is de enige duurzame strategie tegen geweld en godsdienstfundamentalisme. Het is onze taak om een andere wereld te bouwen, een wereld die zowel het economisch fundamentalisme van 'McWorld' als de autocratische, vrouwonvriendelijke 'Jihad' verwerpt. Meer dan ooit is er daarom nood aan actuele analyses van het contemporaine wereldkapitalisme die bovendien mobiliserend kunnen werken. No Logo (2) van Naomi Klein vervult precies die functie.

NO LOGO

De 30-jarige Canadese journaliste-activiste Naomi Klein is dankzij haar spraakmakend boek No Logo ondertussen uitgegroeid tot één van de coryfeeën binnen de wereldwijde protestbeweging tegen het neoliberalisme. Klein beschrijft als geen ander het proces van de genese van de 'Seattle-beweging'. Daarnaast biedt No Logo een gedocumenteerde aanklacht tegen de commercialisering van de samenleving en de praktijken van de multinationale ondernemingen (MNO'en) in het Zuiden. Klein geeft geen diepgravende theoretische analyses of complexe modellen. Wat No Logo zo intrigerend maakt, is veeleer de stijl en het verfrissend taalgebruik. Klein bestookt de vrijemarkteconomie met haar eigen wapens: slogans, reclame, taal en merknamen. Volgens Klein is het meest kernachtige symbool van deze 'New Branded World' net het logo: een nieuw soort esperanto, een universele taal die zelfs doeltreffender is dan het mondiaal infiltrerende Engels. Dit is natuurlijk slechts nep. Achter deze bedwelmende taal van logo's schuilt een wereld van extreme sociaal-economische dualisering, slechte arbeidsomstandigheden, ecologische crises en wreedheid tegen mens en dier.

'Branding'
Logo's zijn tot in elke uithoek van de samenleving doorgedrongen en steeds losser komen te staan van de producten waar het eigenlijk om gaat. Openbare ruimtes worden daarbij opgevreten, geprivatiseerd, gekolonialiseerd. Deze postmoderne 'space invaders' zijn zelfs tot in urinoirs, schoolboeken en -cantines gepenetreerd. In het huidige tijdperk van economische globalisering concentreren MNO'en zich inderdaad alsmaar meer op 'branding' en marketing, terwijl ze de productie uitbesteden aan genadeloze onderaannemers in lageloonlanden zoals Mexico, China, Indonesië, Vietnam en de Filipijnen. De MNO'en profileren zich daarbij als 'life-style' filosofen. Zo verkoopt IBM geen computers, maar eerder 'solutions for a small planet'; de koffieketen Starbucks biedt geen koffie aan, maar 'community, camarederie and connection'. Deze ontkoppeling tussen het producie- en het 'branding'-proces gaat niet alleen gepaard met een verlies aan degelijke, vaste en gesyndicaliseerde arbeidsplaatsen in de reguliere arbeidssector in het Noorden, maar tegelijkertijd met de algemene precarisering van de van het Noorden naar het Zuiden verplaatste jobs. Klein bezocht enkele van de 'sweatshops' in de zgn. 'Export Processing Zones' in Indonesië en de Filipijnen en confronteert de lezer(es) met huiveringwekkende interviews en anecdotes. Ongeacht de locatie van deze zones treft men steeds dezelfde schrijnende arbeidsvoorwaarden aan: lange werkdagen, vrouwen- en kinderabeid, militair management, onleefbare lonen, afwezigheid van vakbonden en sociale zekerheid, denigrerend kettingwerk, gedwongen en onbetaald overwerk, enz. 'Just do it' klinkt dan ook een beetje onfatsoenlijk wanneer je weet dat een 'Nike-arbeidster' in Indonesië $2 per dag verdient, de productieprijs van Nike 'Air Jordans' ongeveer $5 bedraagt, terwijl datzelfde paar schoenen een Amerikaanse consument tussen de $100 en de $180 dollar kost.

Coöptatie
Klein toont evenees aan hoe de marketing-wereld zich heeft gespecialiseerd in de coöptatie van alternatieve subculturen (punk, hiphop, enz.) en revolutionaire symbolen en figuren. Sterk daarmee samenhangend beschrijft ze het proces hoe MNO'en progressieve strijdbewegingen zoals het feminisme of anti-racisme trachten te absorberen en zichzelf daarbij graag als 'politiek correct' en ‘multicultureel' presenteren. Hierbij worden evenwel de economische machtsverhoudingen volledig naar de achtergrond gedrongen. Zo liet Benetton in één van haar campagnes een vrouw declameren: 'Naaldhakken zijn een samenzwering tegen vrouwen'. Hoe valt deze bekommernis echter te rijmen met de schromelijke uitbuiting van jonge vrouwen in de 'sweatshops' in het Zuiden door diezelfde bedrijven of hun onderaannemers? MNO'en beseffen beter dan ooit het belang van een goed imago. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zij via tal van pr-methodes dat imago proberen op te smukken. Ethische gedragscodes, ethisch ondernemen, groene labels… het klinkt allemaal mooi, maar in de praktijk blijkt dat meestal weinig soeps te zijn. In het huidige neoliberale klimaat van algemene deregulering, maken die (niet-bindende) gedragscodes het alleen maar erger, aangezien die tot een verdere privatisering (nl. die van de publieke normen) leiden.

Wie wind zaait… zal storm oogsten !
Hoewel MNO'en zich in het verleden omschreven als 'motors van werkgelegenheid' en daardoor allerlei voordelen vanwege overheden afdwongen, stellen zij zich nu meer en meer voor als 'motors van economische groei'. Het lijkt een subtiel verschil, tenzij je op zoek bent naar werk. MNO'en dragen inderdaad bij tot de economische groei, maar dit verwezenlijken zij liefst via afdankingen, fusies en uitbestedingen… met jobverlies en precarisering als voornaamste gevolgen. De strijd tussen arbeid en kapitaal wordt steeds vaker in het voordeel van het internationale kapitaal beslecht. Vandaar dat, telkenmale 'saneringen' en 'herstructureringen' met luid tromgeroffel worden aangekondigd, de aandeelkoersen pijlsnel de hoogte invliegen (cfr. Renault-Vilvoorde).
Nochtans heeft diezelfde arrogantie van MNO'en – met hun opdringerige logo's en hun gebrek aan respect voor minimale sociale en ecologische duurzaamheid – de voorwaarden geschapen voor de 'backlash' tegen hen. Dankzij Shell, McDonalds en Nike beseffen activisten wereldwijd beter dan ooit dat sociale, ecologische, culturele en ethische problemen alles met elkaar te maken hebben. Het voorbeeld van Shell's escapades spreekt daarbij boekdelen. Zo was deze multinational verwikkeld in de fameuze 'Brent Spar' affaire (d.i. het afgeschreven olieplatform aan de Britse kust dat Shell in de dieperik wilde laten verdwijnen), droeg het de medeverantwoordelijkheid voor het mensenrechtendebacle van de Ogoni-bevolking in Nigeria, liet het massa's arbeiders afvloeien ten tijde van torenhoge winsten, om haar olieproducen tegen nog grotere winst te verkopen, terwijl de almacht van Koning Auto resulteerde in de revolte van de 'Reclaim the Streets' beweging.

'Carnival against capital'
Klein beschrijft nauwgezet hoe midden jaren '90 een nieuwe generatie van activisten is opgestaan. Aangezien zij bitter weinig van de traditionele partijpolitiek verwachten, pakken zij rechtstreeks de economische wanverhoudingen aan. In No Logo besteedt Klein uitvoerig aandacht aan die eigentijdse directe actievormen. Zo hanteren de 'culture jammers' de 'jijutsitechniek'. Zij maken nl. gebruik van de kracht en de inertie van de tegenstander om die te vloeren. 'Hacktivisten' en 'adbusters' parodiëren reclamecampagnes door ze met graffiti of computertechnieken een tegengestelde betekenis te geven. Klein bespreekt daarnaast de reeds vermelde 'Reclaim The Streets' beweging. Deze carnavaleske bijeenkomsten zijn een mengvorm van een demonstratie en een onaangekondigde straatfuif. Deze nieuwe vormen van verzet hebben gebroken met het ritueel van de saaie politieke optocht van A naar B met aan het eindpunt de obligate speech, waarbij de partijvolgelingen slaafs hun 'leider(s)' aanhoren. Deze kleurrijke actievoerders hebben de taal en de taktiek van het radicale ecologisme naar de stadsomgeving verplaatst, met als bedoeling te protesteren tegen de geestdodende commercialisering en de dictatuur van het gemotoriseerde privé-vervoer, om alzo de straat opnieuw op te eisen. Aan de Amerikaanse universiteiten is er eveneens een groeiende protestbeweging tot stand gekomen. De 'United Students against sweatshops' eisen dat hun universiteiten alle producen die onder erbarmelijke omstandigheden tot stand zijn gekomen, boycotten. Deze beweging telt momenteel reeds een honderdtal kernen in de VS. Verder besteedt Klein nog aandacht aan de anti-McDonalds actiegroepen en aan een waaier van email-netwerken en Internetsites die een kritische waakhondfunctie aannemen t.a.v. MNO'en.
Dit alles toont zeer duidelijk aan dat de protesten in Seattle (december 1999) en nadien in Praag en Genua heus niet uit de lucht zijn komen vallen. In Seattle vond er een convergentie plaats van deze eigentijdse directe actiegroepen met zowel de 'traditionele' (vakvonden, boerenbewegingen, enz.) als de 'nieuwe sociale bewegingen' (ecologisten, (eco)feministen, derdewereldgroepen, indigene bewegingen, enz.). Precies die diversiteit vormde en vormt nog steeds de kracht van de alternatieve globaliseringsbeweging.

Kritieken
Aan het adres van Klein zijn reeds tal van de meest uiteenlopende kritieken geuit. Zo wordt gesuggereerd dat de bestseller No Logo bijna zelf een logo is geworden en dat dit slechts via de door Klein zo verguisde marketing-procedures kon gerealiseerd worden. Een andere vaak gehoorde commentaar stelt dat Klein wel zegt waar ze tégen is maar nooit waar ze voor is. Dit is exact hetzelfde verwijt waarmee de Seattle-beweging wordt geconfronteerd (3). Nochtans is Klein, evenals figuren zoals Subcomandante Marcos, wat dat betreft zeer duidelijk en weigert zij om, in navolging van het neoliberale éénheidsmodel, daar één homogeen tegenmodel tegenover te plaatsen. Veeleer stelt zij dat er, binnen een universeel kader, ruimte moet gecreëerd worden voor een verscheidenheid van alternatieven die lokaal geworteld zijn: een wereld die vele werelden omvat. Principes zoals het recht op zelfbeschikking, economische soevereiniteit, economische en participatieve democratie (4) staan daarbij centraal.
Ook vanuit linkse hoek zijn er tegenstrubbelingen waarneembaar. No Logo zou zich al te uitdrukkelijk op het logokapitalisme fixeren en daardoor andere aspecten van de contemporaine globalisering uit het oog verliezen. In de hoogtechnologische en kennisintensieve sectoren speelt productie inderdaad een veel prominentere rol dan marketing of 'branding'. Klein ziet over het hoofd dat invloedrijke bedrijven zoals Microsoft en Monsanto zich via 'Trade Related Intellectual Property Rights' (zoals vastgelegd in de GATT/WTO akkoorden) een kwasi-monopolie op spitstechnologie hebben toegeëigend. Hierdoor wordt het voor de kleinere vissen onmogelijk gemaakt om te concurreren, aangezien zij met het mes op de keel buitensporige 'royalties' dienen te betalen aan wat sommigen de 'high-tech maffia' noemen. Daarnaast ontbreken op Klein's schurkenlijstje nog het IMF en de Wereldbank, die via hun Structurele Aanpassingsprogramma's en rentebeleid tal van plaatselijke Zuiderse economieën hebben ontwricht met alle sociale en ecologische gevolgen van dien (5). Tenslotte besteedt Klein evenmin aandacht aan de steeds groeiende invloed van het financiële en speculatieve kapitaal. De zgn. 'Nieuwe economie' of het virtuele kapitalisme – waarin toekomstige winstverwachtingen belangrijker worden dan actuele winstverwachtingen (cfr. evoluties van dot.com bedrijven) – is in essentie een luchtbel die, zoals de recente geschiedenis heeft uitgewezen, regelmatig wordt doorprikt.
Een ander bezwaar tegen No Logo is afkomstig vanuit meer orthodox-marxistische hoek. Klein zou te weinig de nadruk leggen op één of andere revolutionaire strategie. In een recent artikel (6) gaat ze uitvoerig op deze kritiek in en stelt ze dat het geen zin heeft zich te fixeren op die mythische 'Grand Soir'. Activisten moeten veeleer in het hier en nu ageren: waar zij wonen, waar zij werken, waar zij studeren, waar zij het land bewerken, enz. De Seattle-activisten moeten m.a.w. niet alleen globaal opereren maar zich tegelijkertijd engageren in diverse lokale bewegingen, die op het concrete microniveau (op het werk, in de vrije tijd, in het gezin, in de woonwijk, enz.) weerstand bieden tégen de neoliberale pletwals en daar embryo's van tegenmacht opbouwen.

TER BESLUIT

No Logo toont ons hoe het globale en het lokale op een complexe manier met elkaar interageren. In de contradictorische wereldrealiteit van vandaag stelt zich dan de vraag waar de nadruk moet komen te liggen van politieke strijd tégen de neoliberale monocultuur. Sommige (moderne) auteurs beklemtonen dat globale en nationale problemen macrostructurele oplossingen vereisen, terwijl andere (postmoderne) theoretici het belang benadrukken van het lokale en het persoonlijke. Postmoderne analyses van het fenomeen 'macht' hebben aangetoond hoe dat macht zich manifesteert op het microniveau, eerder dan in ‘de staat' of ‘de economie'. Postmoderne politiek ijvert daarom voor lokale en specifieke acties daar waar die machtsrelaties zich manifesteren (in de school, gevangenis of slaapkamer, op de werkvloer, enz.). Nochtans zijn zowel de ‘moderne' als de ‘postmoderne' oplossingen éénzijdig. Macht manifesteert zich tegelijkertijd op het micro- als op het macroniveau met steeds complexere mengvormen van het globale, het nationale en het lokale (7). Daarom is er nood aan multidimensionale strategieën: van het macro- tot het microniveau, van het globale tot het nationale en het lokale. Eerder dan het klassiek leninistisch objectief van 'de macht te grijpen', moeten we in het hier en nu op al die niveaus tegenmachten opbouwen, in en tegen het neoliberalisme. Concrete voorbeeelden zijn er reeds genoeg, zowel op het macro- en globale niveau (bv. tegenmedia zoals Indymedia en Le Monde Diplomatique (8), Eerlijke handel i.p.v. vrijhandel, de participatieve democratie, het Wereld Sociaal Forum i.p.v. het Wereld Economisch Forum (9), tegentops tijdens conferenties van de G7, de Wereldbank en de WTO) als op het micro- en lokale niveau (bv. coöperatieven, gemeenschapshuizen, plaatselijke actiegroepen, zelfhulpgroepen en basiseducatie). Daarbij zouden we de reeds verouderde slogan ‘Think global, act local' moeten vervangen door ‘Think global and local, act local and global'. Precies wat zowel de Zapatistische rebellen als de Seattle-beweging in hun dagelijkse realiteit tot uiting brengen.


Noten
1. Zie o.a. 'Een andere wereld is mogelijk…voor een alternatieve globalisering' (Peter Tom JONES, Samenleving en politiek, Jg. 8, Nr. 7, 2001) waarvan een internetversie beschikbaar is op het Webzine Uitpers (http://www.uitpers.be, zie Archief: september 2001).
2. Naomi KLEIN, No Logo, Flamingo, UK, 2001. Ondertussen is er ook een Nederlandse vertaling beschikbaar. Verder kan men nog verwijzen naar Klein's site: http://www.nologo.org.
3. Dirk BARREZ, De antwoorden van het antiglobalisme, van Seattle tot Porto Allegre, Globe, België, 2001.
4. Participatieve democratie is een experiment dat momenteel succesvol verloopt in de Braziliaanse deelstaat Rio Grande do Sul. De bevolking wordt hierbij actief betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het budget en het beleid. Participatieve democratie poogt een alternatief te bieden voor klassieke representatieve democratie.
5. Zie o.a. Eric TOUSSAINT, Your money or your life!, Pluto Press, Londen, UK, 1999.
6. Naomi KLEIN, 'Reclaiming the Commons', New Left Review, Nr. 9, 2001 (Dit artikel is beschikbaar op het net: http://www.newleftreview.net/NLR24305.shtml). Zie ook Johny Lenaerts, ‘Naar een libertair alternatief' in de Brochure 'Het ei van Durruti,' bijlage bij De Nar Nr. 169, 15 oktober 2001.
7. Een uitstekend artikel dat deze problematiek behandelt, is beschikbaar op het net (Douglas KELLNER, 'Globalization and the postmodern turn', http://www.gseis.ucla.edu/courses/ed253a/dk/GLOBPM.htm)
8. Een nieuw fenomeen van groeiende tegenmacht is het tegenmedium Indymedia, een instrument dat van bijzonder belang is voor de Seattle-beweging. Het motto is: 'Don't hate the media, be the media' (zie http://www.indymedia.org of archive.indymedia.be). Een ouder fenomeen van tegenmedia is het in Frankrijk gevestigde internationale maandelijkse oerdegelijke analyseblad Le Monde Diplomatique (zie http://www.monde-diplomatique.fr(/en)).
9. Eind januari 2001 verzamelden 15000 activisten, intelligentsia, parlementairen en vertegenwoordigers van de 'Seattle-beweging' zich in het Braziliaanse Porto Alegre voor het eerste Wereld Sociaal Forum onder het motto 'Een andere wereld is mogelijk'. Dit nieuwe Forum, dat symbolisch gezien op hetzelfde moment doorgaat als het Wereld Economisch Forum van Davos, wil een economie in dienst van de mens met respect voor het ecologische draagvlak. Het WSF 2002 zal eveneens doorgaan in Porto Alegre.