Dit interview met Nadire Mater werd afgenomen in Istanbul op dinsdag 28 augustus.
Nadire Mater is al meer dan 20 jaar lang freelance journaliste. Momenteel
werkt ze voor Inter Press Service (IPS), een internationaal persagentschap
dat focust op het zuiden. Ze is ook raadgeefster voor het Independent Communications
Network-project, dat in juni 2000 door de Europese Unie werd gelanceerd en
dat gebaseerd is op de lokale media in Turkije (zie: www.bianet.org).
Mater is eveneens de auteur van "Mehmet's book", een bundel getuigenissen
van Turkse soldaten over de oorlog tegen de PKK in het zuidoosten van het
land. Aanvankelijk werd het boek verboden.
Indymedia: Kunt u ons de werking van de Turkse media uitleggen, iets
meer zeggen over het "waarheidsgehalte" en de vrijheid binnen het Turkse mediasysteem?
Nadire Mater: Het is natuurlijk moeilijk om het "waarheidsgehalte" te
evalueren…
IMC: Uiteraard. Misschien kunt u eerst uitleggen hoe de structuur
van de media er in Turkije uitziet: de verhoudingen tussen openbare en private
media, de concentratiegraad, enz.
N.M.: Wat betreft televisie en radio was er in het begin slechts staatsradio en
-televisie, de TRT. Zoals in andere landen kwamen in de jaren '90 de commerciële
en private televisie- en radiostations fors opzetten. In cijfers uitgedrukt
zijn er vandaag ongeveer 300 lokale televisiestations, 1000 lokale radio's
en 800 lokale kranten in Turkije. Er zijn meer dan 20 landelijke commerciële
televisiezenders en natuurlijk de TRT, de staatstelevisie, met 5 zenders,
als ik het goed heb. De kranten zijn uiteraard ook privé, ook op lokaal vlak.
Maar de structuur van de controle is een uiterst belangrijk onderwerp, een
gevaar voor de vrije meningsuiting. Waarom? Omdat er slechts 2 of 3 grote
mediagroepen zijn, en ik ken de exacte cijfers niet, maar ik kan stellen dat
80 of 90% van de media het bezit zijn van die 2 of 3 groepen.
IMC: Zowel op lokaal als op nationaal vlak?
N.M.: Niet lokaal, omdat de lokale media meestal lokale investeringen zijn. Maar
er bestaat wel zo'n tendens: geleidelijk proberen de grote media de lokale
media op te kopen – waarschijnlijk is het in België net hetzelfde. Ze redeneren:
als er een vraag is, kunnen wij die even goed voor onze rekening nemen.
IMC: Blijft het bij het opkopen van bestaande lokale media, of stampen ze er zelf
nieuwe uit de grond?
N.M.: Neen, ze kopen liever media op die met financiële problemen kampen. De lokale
media overleven maar met moeite, vooral in deze economische crisis. Voor de
crisis ging het al slecht, en nu gaat het nog bergaf. In de jaren '80 waren
de meeste kranteneigenaars zelf journalisten, of ging het om familiebedrijven.
Maar geleidelijk begonnen grote holdings, zakenkringen, de kranten op te kopen.
Een tijdlang was het nog vrij gemengd, maar vandaag kan men gerust stellen
dat de grote media zelf holdings zijn geworden, reusachtige economische groepen.
Die groepen zijn aanwezig in radio, televisie, schrijvende pers, internetnieuws,
maar ook in de banksector, toerisme, alle sectoren eigenlijk. Ze willen echt
alles doen.
IMC: Heeft deze evolutie invloed gehad op de progressieve, linkse pers?
N.M.: Dan moet je je eerst afvragen of er wel linkse media bestaan, of er ooit zijn
geweest. Zeer moeilijke vraag. Uiteraard zijn er pogingen in die zin geweest,
enkele voorbeelden – er zijn er trouwens nog –, maar het is zeer moeilijk.
Vroeger stonden ze sterk, maar nu ondergaan ze die evolutie, die zich uiteraard
ook laat voelen bij de lezers, en die het recht op informatie en de vrije
meningsuiting aantast. In die zin zijn linkse lezers er natuurlijk ook slachtoffer
van.
IMC: In de Westerse wereld – Europa, de VS, enz. – is er geen officiële, van bovenhand
opgelegde censuur. Men spreekt eerder van zelfcensuur, die afgestemd is op
"wat de lezer verwacht". Ik veronderstel dat dit in Turkije ook het geval
is.
N.M.: Ja, zeker en vast.
IMC: Maar zijn er ook overblijfselen van een directe staatscensuur, een controle
op de inhoud van de media, of ze nu privé of openbaar zijn?
N.M.: Ja, natuurlijk. Uit onderzoek van de Turkse Vereniging voor Journalisten blijkt
dat er in het Turkse strafwetboek en aanverwante wetten 156 artikelen staan
die de vrije meningsuiting beperken. Volgens mij worden die echter hoe langer
hoe nuttelozer, want de journalisten hebben de neiging om het klappen van
de zweep te leren. We krijgen te maken met zelfcensuur, die volgens mij erger
is dan eigenlijke censuur. In het geval van echte censuur ken je de grenzen
en probeer je ze te verleggen. In het geval van zelfcensuur echter ken je
de grenzen niet, en dus leg je jezelf wel grenzen op. Die grenzen zijn er
natuurlijk wel, maar je neemt er je eigen grenzen nog bovenop, en je vernauwt
ze dus zelf. In Turkije is er spijtig genoeg een sterke zelfcensuur. Ik weet
niet hoe het in België toegaat, maar het hangt af van de situatie in een land.
Als een systeem zich bedreigd acht, reageert het. Het legt bijgevolg grenzen
op aan journalisten, als het over media gaat, en dan moeten de journalisten
maar zelf uitvissen hoe ze zich moeten "gedragen". Kunnen ze dat niet, dan
zijn er natuurlijk alternatieven: je job verliezen, voor de rechtbank worden
gesleept, in de gevangenis belanden, enz. In Turkije is dit schering en inslag.
Maar anderzijds betekent dit niet dat wij helemaal niets mogen of kunnen doen.
Het is zeer moeilijk om Turkije in één enkel vakje te stoppen, het is een
ingewikkeld land. Soms lees je artikels of columns die echt verbazend zijn.
Niet dikwijls, maar het gebeurt wel.
IMC: U had het over 156 beperkingen die in de wet staan. Over wat voor soort beperkingen
hebben we het hier?
N.M.: Ik kan ze niet één voor één opsommen. Alles staat erin, dat spreekt vanzelf.
Als je bijvoorbeeld een artikel schrijft over zelfmoord, iemand die zelfmoord
heeft gepleegd, dan moet je voorzichtig zijn en sommige schokkende elementen
weglaten. Dat staat in de wet. Dit voorbeeld is wel OK. Het is geen beperking
van de vrije meningsuiting, het toont je gewoon hoe je moet schrijven. Maar
er is een hele terminologie die je niet mag gebruiken. Doe je dat wel, één
enkel woord, dan kan je veroordeeld worden. Bijvoorbeeld, de woorden "terrorisme"
en "guerrilla". Als je in de mainstream pers werkt, dan weet je gewoon dat
je het woord "terrorisme" moet gebruiken. Voor dit voorbeeld bestaat er echter
geen wetsartikel dat voorschrijft dat je "guerrilla" niet mag gebruiken en
dat het juiste woord "terrorisme" is. Dat is zelfcensuur. Je weet gewoon dat
je "terrorisme" moet schrijven als je in de traditionele pers werkt.
IMC: Heeft de antiterreurwet een impact op de vrije meningsuiting?
N.M.: Uiteraard, omdat die wet zeer breed geformuleerd is. Alles hangt dus af van
de interpretatie. Propaganda voor een verboden organisatie, bijvoorbeeld.
Wie weet, wanneer je iets schrijft, of ze dat als propaganda of antipropaganda
zullen beschouwen? Het is zeer rekbaar. Die wet hangt constant als een zwaard
van Damocles boven onze hoofden.
IMC: En ze is ook zeer breed geformuleerd zodat de overheid ze naar eigen goeddunken
kan aanwenden?
N.M.: Zo zou ik het niet stellen, je moet daar voorzichtig in zijn. Wat ik net zei
betekent niet dat alle journalisten in Turkije in deze situatie berusten,
zelfs die van de traditionele media. Ze proberen de grenzen te verleggen en
tegen deze toestanden te vechten. Er staat bijvoorbeeld een artikel in de
antiterreurwet, artikel 8, over herpublicatie. Wij – een brede groep journalisten,
schrijvers en intellectuelen – hebben alle verboden artikels en teksten gepubliceerd
in het zogenaamde "Boek van de vrije meningsuiting". We hebben er onze handtekening
onder gezet en alles opnieuw gepubliceerd. Tijdens het proces verwees de procureur
de zaak naar de "Raad van State". Dat wetsartikel bepaalt immers dat de bedoeling
waarmee je een verboden tekst citeert niets uitmaakt. Je kan bijvoorbeeld
iets bekritiseren, en om je kritiek kracht bij te zetten kan je enkele citaten
gebruiken uit een verboden tekst, soms om precies het tegenovergestelde van
die citaten te verdedigen. Als je zulk een citaat gebruikt, betekent dit dat
je het herhaalt en dat je dus vervolgd kan worden. Dus verwees de procureur
– mede voortgestuwd door onze strijd – de zaak naar de Raad van State, en
daar werd de wet gewijzigd. Voortaan moeten de procureur en de rechter in
dergelijke zaken onderzoeken welke bedoeling er achter je citaat steekt.
IMC: Hebt u persoonlijk ooit problemen gehad, in de gevangenis gezeten,…?
N.M.: Ik heb niet in de gevangenis gezeten, maar ben wel enkele keren gearresteerd.
Ik heb een boek geschreven dat verboden werd, en het heeft twee jaar geduurd
vooraleer ik en mijn uitgever werden vrijgesproken. Vandaag is dat boek vrij
verkrijgbaar, maar het was een spraakmakende zaak, zowel in Turkije als internationaal.
Ik ben vrijgesproken van smaad aan het leger. Nog zoiets, in Turkije: als
je over het leger schrijft, ga je beter behoedzaam te werk.
IMC: Tenslotte: zoals we al zeiden zijn wij hier om het over de situatie in Armutlu
te hebben. Het gaat om een hongerstaking tot de dood, een actie die alleen
maar succesvol kan zijn als erover gesproken wordt, omdat het deels een beroep
is op de publieke opinie. Ik heb de indruk dat de Turkse media erover zwijgen
of de waarheid verdraaien. Als ze het er over hebben spreken ze van "puur
terrorisme" en zeggen ze dingen als "blijf weg van deze mensen", enz. Hoe
ervaart u de berichtgeving over de Armutlu-kwestie, namelijk de hongerstaking,
maar ook het probleem van de F-type-gevangenissen?
N.M.: Eerst en vooral vind ik u een beetje streng tegenover de Turkse traditionele
media. Het probleem van de F-types staat al sinds vorig jaar op de agenda
in Turkije, al bijna meer dan een jaar. Sommige groepen in de gevangenissen
zijn in oktober aan een hongerstaking begonnen. In het begin was de berichtgeving
in de Turkse media, voor zover ik mij kan herinneren, niet zo slecht. In ieder
geval, ze probeerden het te volgen. Wat betreft de hongerstakingen: dat is
niets nieuws. In Turkije zijn er spijtig genoeg al 20 jaar of langer hongerstakingen.
Bijgevolg is het de eerste 40 of 45 dagen geen nieuws, en kraait er geen haan
naar. Ze zijn in hongerstaking, en men verwacht dat ze er ooit wel mee zullen
stoppen. Na 40 of 50 dagen echter komt hun leven in gevaar. Dus begint het
in de media meestal pas na 40 of 50 dagen. Als ik het goed heb ging het voor
deze hongerstaking net zo. Deze keer slaagde de berichtgeving er in zekere
mate in om een soort publieke interesse voor de hongerstakingen te bewerkstelligen.
Volgens mij een goede zaak.
Het bloedbad op 19 december was een keerpunt voor journalisten. Ik heb het
niet over de kranten, wel over de journalisten zelf. Na het bloedbad hielden ze
vergaderingen en bespraken ze hun journalistieke aanpak. In Istanbul
bijvoorbeeld stonden de journalisten op ongeveer anderhalve kilometer van het
gebeuren toen de veiligheidstroepen aanvielen. Het enige wat ze zagen waren de
beelden van de televisie, maar s'anderendaags in de pers schreven ze erover
alsof ze erbij hadden gestaan, met details en al, zoals "ze staken zichzelf in
brand", of "ze moordden elkaar onderling uit". Journalistiek gezien een ramp,
onaanvaardbaar. Vorige maand werden enkele autopsieverslagen over dezelfde
aanval gepubliceerd. Die zijn zeer betrouwbaar, ik bedoel, ze zien er zeer
correct uit. Maar er is wel een probleem tussen deze rapporten en het verslag
van de journalisten in december, de twee versies stroken niet. Een blaam voor
de journalisten dus, althans degenen die toen voor traditionele Turkse media
werkten. Later begonnen de journalisten, en vooral de columnisten – die vrijer
en autonomer zijn – hier geleidelijk over te schrijven, over de fouten die
werden gemaakt in de berichtgeving over de gevangenissenkwestie.
Vandaag schrijven ze nog steeds over de hongerstakingen, maar niet dagelijks.
Wanneer één van de hongerstakers sterft, of wanneer een organisatie een betoging
houdt, is dit nieuws. Vandaag is de hongerstaking 312 of 314 dagen bezig,
bijna een jaar. Het is de eerste keer dat het zo lang duurt. Zoiets heb ik
nog nooit gezien, in Turkije of elders in de wereld. Meer dan 300 dagen! Dus,
nu schrijven ze er van tijd tot tijd over.
IMC: Wanneer de journalisten het nu over deze kwestie hebben – de hongerstaking,
of een betoging – wat is dan hun aanpak? Hoe schrijven ze erover? Op een manier
die de overheid behaagt, of zijn ze objectief?
N.M.: Soms lees je wel emotionele columns over de zaak… Het is een zeer delicate
kwestie. Maar de laatste tijd heb ik niets negatiefs gelezen. Ik probeer dagelijks
minstens zeven of acht kranten door te nemen, dus kan ik ze uiteraard niet
grondig lezen. De minister van justitie heeft verklaringen afgelegd over deze
kwestie, en sommige columnisten – vooral vrouwen – hebben artikels geschreven,
soms als moeders. Ze wendden zich rechtstreeks tot de minister en maanden
hem aan om er iets aan te doen. Anderen schreven dingen als: "Ik ben moeder,
en het is moeilijk te zeggen: als mijn kind, mijn zoon of mijn dochter, in
deze situatie verwikkeld zat, wat zou ik dan kunnen doen?" Zo'n dingen, emotionele
dingen. Ik mag niet zeggen dat er tegenwoordig alleen negatief wordt over
geschreven. Maar als het allemaal te lang begint te duren kan het zijn dat
de mensen hun interesse verliezen. Want er is ook die delegatie geweest, zeer
belangrijk, ik veronderstel dat u ervan weet. (1) De beste en meest beroemde
Turkse schrijvers en journalisten zijn samengekomen en hebben geprobeerd om
een consensus te vinden, maar ze zijn mislukt, ze konden geen… Ze zijn er
het hart van in, maar ze kunnen niet verder.
IMC: Hebt u een idee van de manier waarop de publieke opinie de zaak ziet?
N.M.: Voor zover ik weet, heeft niemand het er momenteel over. Dat betekent natuurlijk
niet helemaal niemand, maar als jullie de kans krijgen, ga dan eens naar Istiqlal
Street [één van de grootste winkelstraten van Istanbul] en vraag de mensen
wat ze ervan vinden. Ik weet niet wat ze zullen zeggen. De mensen zijn hun
interesse kwijt.
IMC: Het is niet echt een gespreksonderwerp meer?
N.M.: Neen. Voorzover ik het kan zien niet.
(1) Net als ten tijde van de hongerstaking in 1996 kwamen tientallen intellectuelen
en artiesten samen. Ze vormden een comité tegen de F-type-gevangenissen. Zij
duidden ook 4 tussenpersonen aan die moesten onderhandelen over een akkoord
tussen de hongerstakers en de overheid. Toen dit uitdraaide op een permanent
dovemansgesprek gaven ze er de brui aan, één week voor de aanval van 19 december.