arch/ive/ief (2000 - 2005)

Het nieuwe missiewerk van de Belgische bedrijfswereld
by Antoine Uytterhaeghe Thursday May 10, 2001 at 12:58 PM

De laatste tijd is er nog al wat te doen geweest in de Belgische ngo-wereld rond het opzetten van de vzw Corporate Funding Programme (CFP). Deze "bedrijfsgiftenbank" is een samenwerkingsverband tussen de " fine fleur" van de Belgische ondernemingen ( Bekaert, Corona-Lotus, Interbrew, Keramic Building Products, Sidmar, Siemens en Union Minière) en zes ontwikkelingsorganisaties.

VZW Corporate Funding Programme - Het nieuwe missiewerk van de Belgische bedrijfswereld

Antoine Uytterhaeghe
Medewerker Vrede


De laatste tijd is er nog al wat te doen geweest in de Belgische ngo-wereld rond het opzetten van de vzw Corporate Funding Programme (CFP). Deze "bedrijfsgiftenbank" is een samenwerkingsverband tussen de " fine fleur" van de Belgische ondernemingen ( Bekaert, Corona-Lotus, Interbrew, Keramic Building Products, Sidmar, Siemens en Union Minière) en zes ontwikkelingsorganisaties. De zes derdewereldngo's, die het liefdesnestje met de top van de Belgische bedrijfswereld willen delen zijn: ACT, Broederlijk delen, FOS/socialistische solidariteit ,Oxfam-solidariteit, Vredeseilanden-Coopibo en Wereldsolidariteit.

// Etisch reveil

Eerlijk gezegd, ik heb twee keer moeten slikken voor ik het kon geloven dat dit wonder zich heeft voltrokken tussen twee werelden die voordien zeer argwanend tegenover elkaar stonden.
Om de ngo-wereld over de streep te trekken verklaarde Fons Verplaetse, de voorzitter van het CFP en gewezen voorzitter van de Nationale Bank, dat hij diep getroffen is door het ethisch reveil bij de Belgische bedrijfswereld.

Van deze verandering of dit reveil bij het Belgische patronaat hebben diegenen die zich met de sociale of derdewereldproblematiek bezig houden nog niets gemerkt. Of er scheelt iets met onze ogen en moeten we dringend een oogarts raadplegen, of Fons Verplaetse wil ons iets voorspiegelen. Wil hij de bedrijfswereld een verheven rol toebedelen als stichters van een nieuw missiewerk, waarvan hij dan de abt-primaat is, om de humane boodschap van de neoliberale markt uit te dragen? Dit doet ons terug denken aan toestanden uit de 19de eeuw, toen deelde het patronaat aalmoezen uit aan de armen met de winst die ze maakten op de rug van hun arbeiders. Is het CFP hier geen geglobaliseerde versie van?
Aan het ethisch reveil van de bedrijfswereld kam men m.i. moeilijk geloof hechten als we zien hoe ze zich in eigen land en elders in de wereld gedragen. Hoe gaat men bij de genoemde ondernemingen hier in het Noorden om met arbeiderseisen of milieurespect? Met het zwaar beladen koloniaal verleden van onderdrukking en haar botte houding tegenover de werknemers in eigen land stellen we ons ernstige vragen over het ethisch reveil van zeg maar Union Minière. Bekaert is ook al geen voorbeeld van sociale onderneming, levert graag prikkeldraad aan ondemocratische regimes, laat de mensen in haar vestigingen in het buitenland onder verschrikkelijke werkomstandigheden werken en verbiedt de arbeiders zich bij een vakbond aan te sluiten. Siemens, een andere deelnemer aan de CFP-club, is met haar zwaar oorlogsverleden ook geen toonbeeld van menselijkheid. Nu is deze ondernemersgroep actief in de hoogtechnologische wapenindustrie. (De Siemensgroep levert o.a. een bijdrage aan geavanceerde radarsystemen van de Amerikaanse bewapeningsproducent Northrop Grumman Corporation, en aan het verlengen van de onderwatercapaciteit van de klasse-214-duikboot van Howaldtswerk-Deutsche Werft AG).

Daarnaast lijkt het me interessant na te gaan welke de concrete gevolgen zijn in een bepaalde regio van het optreden van deze multinationale ondernemingen. Het zou bijvoorbeeld best kunnen dat een lokale brouwerij die door Interbrew wordt overgenomen, goed boert en een correcte tewerkstellingspolitiek volgt. Maar wat zijn de gevolgen voor de rest van de maatschappij: worden andere lokale brouwerijen niet uit de markt geduwd door de efficiëntere Interbrew-dochter? Welke invloed heeft uiteindelijk deze "Noordelijke investering" op de tewerkstelling in het gebied?
Wij moeten de ngo-wereld niet voorschrijven met wie ze naar bed wil gaan, maar het mag ons niet beletten om onze bezwaren en opmerkingen te maken.
De laatste jaren liggen de grote multinationale ondernemingen onder vuur in progressieve kringen. Ze worden voortdurend geviseerd als één van de belangrijkste oorzaken voor de grote sociale problemen op onze planeet. In de protesten tegen de neo-liberale mondialisering worden ze geduid als de motor voor afbraak van bijvoorbeeld gezondheids- of voedselveiligheid. Men zou kunnen zeggen dat de ideologische strijd tegen het groot-kapitaal zich van uit de fabrieken en ondernemingen verplaatst heeft naar dit anti-globaliseringsterrein. De meest verlichte vertegenwoordigers van de multinationale ondernemingen menen daar op korte termijn een antwoord te moeten op geven. Hun aandeelhouders eisen van hen ook een positieve boodschap naar de gemeenschap toe. Beter nu kort op de bal spelen dan te wachten tot die heterogene groepen van Seattle, Praag of Porto Alegre een meer voldragen alternatief kunnen uitwerken. Verklaringen rond ethische betrokkenheid van de ondernemerswereld met de samenleving vormen daar het kerngedeelte van.
Dat protest veroorzaakt voor hen ook een imagoprobleem. Door het opzetten van het Corporate Funding Programme zoekt de Belgische bedrijfswereld zichzelf een "sociaal label" toe te kennen. Dat is voor hen in deze woelige (concurrentie) tijd interessant, zo hebben ze een humane verpakking om hun samenlevingsmodel te blijven verkopen. Voor diegenen die een rechtstreekse band met het publiek nodig hebben voor hun verkoop komt dit neer op een zeer doelgerichte publiciteitscampagne naar een moeilijker te bereiken segment van de consumenten (de kritisch ingestelde solidaire burger). Voor sommigen in de bedrijfswereld wordt het CFP aldus een opsmukoperatie, door kruimels weg te schenken van de miljardenwinsten die de multinationale ondernemingen jaarlijks realiseren. Fons Verplaetse hoopt jaarlijks enkele honderden miljoenen bijeen te scharrelen. Vergeleken met de buitensporige grote winsten van de grote Belgische ondernemingen is het resultaat niet meer dan een aalmoes.

// geloofwaardigheid

Wat zal de houding van de ngo's zijn, die samen met de patroons in zee gaan, wanneer er een sociaal conflict uitbreekt bij één van de bedrijven van de CFP-clubleden? Gaat men de kant kiezen van de werknemers of zwijgt men omwille van het geld en het samenwerkingsverband? Is het niet de taak van de ngo's om een tegenmacht op te bouwen tegen de heersende machtsgroepen? Leveren de ngo's die samen met het patronaat het bed delen, hier niet een ideologische steun aan de bedrijfswereld, en aan de kapitalistische vrijemarkteconomie? De ongelijkheid, onderdrukking en uitbuiting dreigt hierbij slechts een te bestrijden uitwas te worden, terwijl het economisch bestel zelf buiten schot blijft. Gaan ze daarmee niet de weg op van een idealistische analyse die meent dat het basisbeleid van een onderneming staat of valt met de goede inborst van de ondernemer? Alsof er geen dwingende concurrentie zit in ons vrijemarktsysteem, waarbij de onderneming gewoonweg verplicht wordt alles te doen om een absolute maximalisering van de winst te bereiken. Want anders dreigt ze van de vrijemarktkaart geveegd te worden?

Hoe geloofwaardig blijft de strijd van de ngo's voor de Tobintaks, als men weet dat de financiële afdelingen van de grote multinationals een voorname rol spelen in de financiële speculatie, die oorzaak is van zoveel menselijk leed? Hoe zullen de ngo's die in het project gestapt zijn reageren tegen de voortschrijdenden privatisering, deregulering en het neoliberalisme, met als resultaat dat de behoeften van de niet-koopkrachtige nog minder kunnen worden bevredigd, en dat de gaten in het sociaal vangnet alsmaar groter worden?
Is het deze ngo's om het geld te doen, zoals het weekblad Trends in zijn uitgave van 11 november uitdrukte? Hoeven de financiële oproepen bij de burgers niet meer? Dreigt de ngo-wereld daarmee niet meer afstandelijkheid ten opzichte van de burger te creëren? En zo meteen ook niet langer de kans meer te hebben om dit financiële aspect aan een politiek terrein te koppelen, waar de geïnteresseerde burger druk uitoefent op de beleidsmensen?

// privatisering

Laten we niet uit het oog verliezen dat, wanneer de bedrijfswereld via CFP aan de kar trekt, dit kadert in de neoliberale logica. Als kampioenen van de vrije markt, willen de ondernemingen dat alles geprivatiseerd wordt, ook de ontwikkelingssamenwerking. De laatste jaren heeft de ngo-wereld zich steeds afgezet tegen de gebonden ontwikkelingshulp, waardoor de bedrijfswereld haar greep op de ontwikkelingssamenwerking gestaag verloor. Bijgevolg wil ze terug haar invloed op de besteding van het ontwikkelingsgeld heroveren. Hierbij is een belangrijke en onafhankelijke rol van de staat voor hen een rem.

Het is niet denkbeeldig dat het CFP in de toekomst groter gewicht krijgt. Dit zou wel eens het begin kunnen zijn van een bepaalde soort privatisering van de ontwikkelingssamenwerking die dan volledig geïnstrumentaliseerd zou kunnen worden voor de belangen van de buitenlandse investeerder uit het Noorden. Ontwikkelingssamenwerking zou dan vooral de stabiliserende omgevingsfactor moeten vormen om een zo voordelig mogelijk ondernemingsklimaat te scheppen. Het gevaar is dan ook zeer groot dat de ontwikkelingssamenwerking nog meer dan vroeger een verlengstuk zal worden van onze buitenlandse handel.
De multinationals zijn geen liefdadigheidsinstellingen, de reden van hun bestaan is het streven naar maximale winst. De ngo-wereld moet zich over de ware aard van de bedrijfswereld geen illusies maken. Willen we de armoede en de steeds groter wordende kloof tussen rijk en arm aanpakken, dan moeten we de oorzaken bestrijden en structurele verandering nastreven. Het CFP is een public-relations-orgaan waar de bedrijven hun "slecht geweten" afkopen. De ngo's verkopen hun goede reputatie voor enkele aalmoezen. De tafelresten die de rijken in alle gulheid willen uitdelen veranderen niets aan het systeem van de concentratie van rijkdom en armoede.

// fondsenwerving
De vraag stelt zich voor de ngo's, wat zij het belangrijkste achten: de principes of overleven in afhankelijkheid.
Als het voor de ngo's om het geld te doen is, dan moeten ze niet bij de grote multinationals gaan aankloppen. Ze moeten van de staat en de politieke wereld eisen dat deze eindelijk voldoet aan wat ze reeds 30 jaar beloven: de besteding van 0,7 procent van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking. Dat geld kan ze gemakkelijk verzamelen onder de vorm van een belastingheffing op de grote bedrijfswinsten. Eindelijk de 0,7 procent van het BNP voor ontwikkeling afdwingen brengt meer op dan de enkele miljoenen van de Belgische bedrijfswereld.
Deze strategie rond de "nieuwe ethiek van ondernemingen" is geen uitvinding van de grote Belgische bedrijven en Fons Verplaetse, men vindt ze ook terug op international vlak.
Tijdens de bijeenkomst van G7 in Genua (juli 2000) wilden ze aan duizend grote multinationals vragen een half miljard $ te storten in een fonds voor gezondheidszorg in de ontwikkelingslanden. De staatsleiders beloofden ook een duit in het zakje tedoen. In het beloven zijn onze wereldleiders zeer genereus, het waar maken van de beloften is een ander paar mouwen. Kofi Annan kan meepraten over hoe de regeringen hun financiële verplichtingen niet nakomen. Is het daarom dat hij zich sedert een paar jaar tot de financiële en bedrijfswereld richt om samen met de VN een werldwijd " Global Business Compact"-verdrag uit te werken? Ook tijdens de jaarlijkse vergadering van de economische en financiële "fine fleur" van onze planeet in Davos, deed hij wederom een beroep op het ethisch reveil van de club. Volgens de VN-secretaris is samenwerking met de particuliere sector geen optie maar een noodzaak. Hierdoor wordt Kofi Annan de verdediger van de vrijemarkteconomie en het neoliberalisme. Hij zet de deur open voor de greep van het groot-kapitaal op de VN-instellingen en maakt deze ondergeschikt aan de strategie van de globale bedrijfswereld. Kortom het zullen niet meer de lidstaten zijn dit het beleid bepalen maar de multinationale economische en financiële groepen.
De eventuele 500 miljoen $ die een multinationale onderneming op tafel zou leggen om een fonds te spijzen voor de ontwikkelingslanden betekent niets wanneer we weten dat ze miljarden uitgeven om een concurrent op te kopen. De multinationals hebben alleen maar oog voor hun eigen belangen en het realiseren van een zo groot mogelijk winst. Uitingen van generositeit laat ze aan de aandeelhouders over, indien deze daar zin in hebben.
De instroom van langlopend buitenlands kapitaal in de 43 armste ontwikkelingslanden is volgens UNCTAD sinds 1990 met 25 procent in nominale termen gedaald. Houden we rekening met de inflatie dan is het 40 procent in reële termen. Driekwart van de buitenlandse investeringen gaat naar de rijke ontwikkelde landen, omdat daar de grootste winst te rapen valt. Bepaalde landen uit het Zuiden in Azië, die voor de multinationals interessant zijn, krijgen meer buitenlandse investeringen dan gans Afrika te samen.

// roes

De indruk ontstaat dat bepaalde ngo's die scheep gaan met het CFP, zodanig in de roes van tevredenheid geraken omdat hun kas via dit kanaal gespijsd gaat worden, dat ze niet eens meer luisterden naar de uitspraken van de vertegenwoordigers van de bedrijfswereld. Zo verklaarde Karel Vinck, grote baas van Union Minière: "Voor we willen investeren, moet er stabiliteit zijn. We kunnen ons niet laten chanteren. Er moeten regimes zijn die zeer positief staan tegenover de onderneming en de vrije markt". De mensenrechten moeten hier dienen als verpakking. De ontwikkelingssamenwerking wordt herleid tot een lapmiddel om dit alles verkocht te krijgen aan de civiele maatschappij. En daarvoor heeft de bedrijfswereld de hulp nodig van de ngo's die bij de burger nog op krediet kunnen rekenen.
De multinationals, de internationale financiële instellingen zoals Wereldbank -IMF en WTO, en de Belgische bedrijfswereld, verwachten van de ngo?s dat zij de deugden van het neoliberalisme en de vrije markt uitdragen in de landen van het Zuiden. M.a.w. ontwikkelingssamenwerking moet alleen nog maar dienen om het maatschappelijk terrein voor te bereiden om de (buitenlandse) onderneming zo gunstig mogelijk te laten opereren.
Dit alles doet denken aan de missionarissen die de koloniale veroveraars op hun tochten vergezelden om er de deugden van de christelijke beschaving te gaan verkondigen. Zo hopen ze de beweging voor de Tobintaks, voor een betere en eerlijkere handel, of de beweging tegen de neoliberale globalisering te kunnen ontkrachten.
Bovendien moeten we enkele vragen stellen bij de centrale optiek van dit initiatief om de KMO-sector in de derde wereld te stimuleren. Ligt er ook daar geen belang voor de multinationale ondernemingen? Zien ze in deze KMO's toekomstige onderaannemers voor hun activiteiten in bepaalde landen? Zien ze de KMO-sector als een interessant testgebied om bepaalde productie-initiatieven te ontwikkelen die na een (altijd) moeilijke opstartfase en enige ervaring eenvoudig kan worden overgenomen? Kwestie van het risico niet zelf te moeten dragen?

// woorden en daden
Zij die geloven dat het CFP een vooruitgang is in de strijd tegen armoede en uitsluiting raden we aan nog 's de brief van Pierre Galand, gewezen secretaris van Oxfam-België, te lezen toen hij ontslag nam uit de werkgroep tussen ngo's en Wereldbank (eind 94).
In dit schrijven beklemtoont Galand dat van de mooie woorden en beloften van de Wereldbank niets in huis is gekomen, integendeel. De schrijver van deze brief stelde vast dat de opgelegde politiek van structurele aanpassingen de sociale dumping verhoogde en dat de getroffen landen zonder verdediging op de wereldmarkt gegooid werden. Ook blijft zijn vraag actueel, waarom dergelijke mooie woorden samen gaan met een schandalige praktijk.
Het CFP is een public-relations-instrument om de wereld te laten geloven dat met geld en investeringen de problemen van de derdewereldlanden kunnen opgelost worden. Dat ontwikkeling slechts weggelegd is voor diegenen die zich competitief op de markt gooien. Voor hen die dit maatschappijmodel weigeren is slechts armoede weggelegd.
Het CFP is geen humaan project, het is een instrument in dienst van een groeimodel gebaseerd op competitie en uitbuiting, niet op solidariteit en samenwerking.