arch/ive/ief (2000 - 2005)

De Bolognaverklaring: Het klaarstomen van de onderwijsmarkt
by Ruben Ramboer Friday May 04, 2001 at 11:34 AM
cr41774@chello.be 02/648.16.57 De Haernestraat 190, 1040 Brussel

Kwaliteit, mobiliteit en transparantie, de positief klinkende ordewoorden van de Bolognaverklaring, zijn slechts schone schijn. Consumeren van Hoger Onderwijs op de markt van het Levenslang Leren en afstemming op de hiërarchische arbeidsmarkt is waar het echt om draait.

De Bolognaverklaring:
Het klaarstomen van de onderwijsmarkt

De oprichting van een “Europese Ruimte voor Hoger Onderwijs” is onvermijdelijk wil men de “mobiliteit en de inzetbaar heid van de Europese burger over het hele continent” bevorderen. In die geest ondertekenden 31 Europese onderwijsministers op 19 juni 1999 in Bologna een verklaring. De mobiliteit noodzaakt de “eenmaking en vergelijkbaarheid” van het hoger onderwijs. Daarnaast wil men de “kwaliteitsbewaking” en de “Europese dimensie van het Hoger Onderwijs” bevorderen. Althans, dat is de officiële versie...

Pas anderhalf jaar na datum krijgt de Bolognaverklaring wat media-aandacht. En dat is voornamelijk te danken aan het studentenprotest dat aanving half februari 2001 met VUB-studenten die het VUB-rectoraat hebben bezet. Het protest breidde uit. Op 7 maart legden een studenten van de VUB, ULB, Ug het Schumanplein plat en op een nationale betoging van 27 maart gaven een kleine vijfhonderd studenten uit het hele land present – een succesvolle mobilisatie gezien de non-steun van de overkoepende studentenorganisaties. Meestal wordt er koel gereageerd, en zelfs neergekeken op die acties. Wat is er in godsnaam mis met mobiliteit en kwaliteit? Niet weinig. Achter de mooie ordewoorden schuilt een programma dat de weg plaveit voor de commercialisering en de privatisering van het Hoger Onderwijs (HO).

Onwettig
Vooraleer we de Bolognaverklaring ontrafelen, wijzen we op het ondemocratische en zelfs onwettige karakter van de verklaring. Begin 1999 vroeg de Europese Onderwijsraad (ministers van onderwijs van de EU-lidstaten) aan de Europese Rectorenconferentie (CRE) welke hervormingen zich opdringen in het hoger onderwijs. De CRE is alles behalve representatief voor de Europese academische wereld en heeft bovendien een amoureuze relatie met de ERT (European Round Table of Industrialists), een machtig clubje industriële leiders met een enorme impact op de Europese politieke agenda, zo ze die al niet dicteren. De relatie werd bezegeld met de oprichting van de organisatie CRE-ERT, The European University-Industry Forum. Weze duidelijk dat noch de CRE, noch de ERT en zelfs niet de Europese Onderwijsraad over politieke bevoegdheid beschikken inzake HO. Die bevoegdheid blijft volgens art. 126 van het Verdrag van Amsterdam toegewezen aan de lidstaten. Wanneer de Europese Onderwijsraad en de Europese Commissie (EC) hervormingen uitwerken, minsters en universiteiten zich verbinden die onverkort uit te voeren dan nemen zij allen een loopje met het grondwettelijk gewaarbord legaliteitsbeginsel, hetgeen inhoudt dat elke ingrijpende hervorming moet bekrachtigd worden in het parlement.

Korter, duurder en gerichter
Bologna wil in heel Europa het curriculum eenvormig opdelen in twee cycli, een ‘undergraduate’ en een ‘graduate’ cyclus. Alhoewel Bologna noch namen, noch termijnen op de cycli plakt wordt algemeen aangenomen dat de eerste cyclus 3 jaren duurt en bekroond wordt met een ‘Bachelor’-diploma. Dat diploma geeft toegang tot de de Master-studie, die één of twee jaren studie jaren vereist. Guy Haug, adviseur van de CRE, verduidelijkt het objectief van de opdeling van het curriculum: “governments have articulated plans to reduce the theoretical duration of studies and the attractiveness of models featuring shorter first qualifications followed by postgraduate studies for a smaller number of students has grown. The move towards bachelor and master degrees in countries (...) can also be explained in these terms” . Bologna laat er inderdaad geen twijfel over bestaan dat de eerste cyclus relevant moet zijn voor de arbeidsmarkt, waaruit duidelijk blijkt dat dit voor het gros van de studenten de eindhalte van de studie moet zijn. Slechts een elite zal doorstromen naar de masterstudie. Hogere inschrijvingsgelden en numerus clausus, kortom de traditionele schiftingswapens, zullen daar wel voor zorgen. De industrie kraait victorie. Al sinds 1989 smeekt de ERT om de gemiddelde studieduur “drastisch in te korten” en toont ze zich verontwaardigd over het feit dat “Europa haar jongeren toelaat en zelfs aanmoedigt om interessante, niet-arbeidsmarkt gerichte studies aan te vatten” (sic). Merk op dat de verdrievoudiging van het inschrijvingsgeld evenals de afschaffing van niet-arbeidsmarktgerichte studies aan de universiteiten de eerste beleidsvoorstellen waren van de fascistische Oostenrijkse Minister van Onderwijs in de bruin-blauwe regering.

Koop uw punten
Onder het mom van de mobiliteit wil Bologna de European Credit Transfer System (ECTS) verder uitbouwen . Kort gezegd, komt dat systeem erop neer dat elk vak uitgedrukt wordt in een aantal ‘credits’. Officieel heet het dat ECTS de uitwisseling van de studenten tussen universiteiten (ERASMUS-programma van de EC) vergemakkelijkt. Studenten kunnen dankzij het ECTS zonder moeite enkele vakken volgen aan een andere (buitenlandse) universiteit waarna ze de ‘credits’ valoriseren in hun universiteit, hetgeen inhoudt dat de universiteit de elders gevolgde vakken officieel erkent. Maar die redenering houdt geen steek. Immers, de kredietpunten van een cursus in het huidige ECTS staan doodgewoon in relatie tot het aantal uren van die cursus. Waarom kon dan het aantal uren niet dienen als maatstaf voor de valorisatie van de elders gevolgde vakken?! Het antwoord is dat ook hier een verborgen agenda bestaat. Enerzijds “kan ECTS bijdragen tot een werkelijke verkorting van de studieduur” en anderzijds wordt op bevel van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) de markt van hoger onderwijs klaargestoomd. De kredietpunten spelen in die markt de rol van rekeneenheid. ECTS fragmenteriseert het curriculum in optelbare eenheden die samengebald in pakketjes (modules) gegooid worden op de markt van het levenslang leren . Om die reden vraagt de ERT dat ook volwassenenonderwijs en afstandsonderwijs in het kredietpuntensysteem worden opgenomen . Bologna bedient de industrie op haar wenken: ook in “non-higher education contexts” moet men kredietpunten kunnen verzamelen. Voorts verduidelijkt Haug dat de relatie tussen ‘credits’ en het aantal uren van een cursus binnenkort geschiedenis is. Er komt een onderscheid tussen verschillende soorten kredietpunten . Een Europees “kwaliteitsorgaan” zal het aantal kredietpunten van een studie toekennen. En cursussen die de arbeidsmarkt smaakt, zullen de hoogste kredietpunten krijgen.


K waliteit heerst en verdeelt
Een derde objectief van Bologna is een Europese samenwerking in de “kwaliteitsbewaking”. Kwaliteit is hét modewoordje bij uitstek. Elke politieker neemt het te pas en te onpas in de mond. En in elke hervorming luidt het dat kwaliteit primeert. Maar wat die kwaliteit juist inhoudt, komen we nooit of zelden te weten. Ook de Bolognaverklaring zwijgt in alle talen over de invulling van kwaliteit en maakt zelfs geen melding van de Europese Richtlijn in 1998 die zich waagt aan een duidelijkere formulering: “Quality assurance criteria are closely linked to the aims assigned to each institution in relation to the needs of the society and of the labour market” . Noteer dat “the needs of the society” in het beleidsjargon een eufemisme zijn voor de bedrijfsbelangen. Haug pleit bovendien onomwonden voor de oprichting van een “aantal agentschappen” die in nauwe samenwerking met de industrie cursussen beoordelen, vergelijken en “accrediteren” – letterlijk betekent dat ‘voor echt erkennen’ (!). Enerzijds geven die agentschappen een “instrument for comparison and benchmarking” en anderzijds verzorgen ze de “market information” . Dat betekent in klare taal dat kwaliteitsbewaking verzekert dat alle neuzen in dezelfde richting staan, zijnde die van de markt. Internationaal staan organisaties als de OESO evenals de Global Alliance for Transnational Education (GATE), een privé-onderneming waar de leden-multinationals de plak zwaaien, te popelen om de taken van accreditering en kwaliteitsbewaking op zich te nemen. Duidelijk is dat het HO elke controle over de inhoud van onderwijs en onderzoek verliest. De volgende stap is dat kwaliteit de overheidsbijdrage bepaalt. “External evaluation (...) should affect public funding” luidde het op Forum 2000, een conferentie te Brussel waar de academische top brainstormde over de toekomst van de universiteit . De OESO werpt zich al sinds 1987 op als een verdediger van zo’n financiering . Het probleem is dat een financiering die afstapt van de gelijkheid van instellingen voorlopig nog strijdig is met de grondwet. Enkel in Groot-Brittannië bestaat er al een relatie tussen kwaliteitsevaluaties en de overheidsfinanciering van HO. Maar het is niet ondenkbaar dat de rest van Europa binnenkort volgt. Het idee leeft immers zeer sterk bij de beleidsvoerders . Naast een hiërarchie in het curriculum worden we dus door een ongelijke financiering ook vergast op een hiërarchie van de instellingen van HO met een handvol elite-universiteiten die nauw samenwerken met de industrie aan de top van de ladder.

Do you speak English?
Tot slot wil Bologna een “Europese dimensie” inbouwen in het onderwijs. Naast een eenvormige diplomastructuur, Europese kwaliteitsorganen en het kredietpuntenstelsel verstaan ze daaronder het toenemend gebruik van de Engelse taal, vooral in de masterstudies. Dat laatste staat met niet zoveel woorden in de Bolognaverklaring maar kunen we opniew afleiden uit wat de CRE uit de Bolognaverklaring opmaakt. Ook dit verklaren we vanuit de aanstormende markt van hoger onderwijs. Immers, indien de de gecommercialiseerde cursussen, de onderwijsproducten zoveel mogelijk consumenten willen bereiken dan komt de Engelse taal als lingua franca goed van pas. Dat dit boudweg neerkomt op cultuurimperialisme, daar rouwen de Europese beleidsvoerders niet om.

De economie dicteert
Even samenvatten. Bologna staat duidelijk in de voorbereiding van de markt van hoger onderwijs. Onder druk van de WTO wordt de markt van HO klaargestoomd. Door de verkorting van de studieduur wordt de “burger” gedwongen te consumeren op de markt van het levenslang leren alwaar hij kredietpunten kan kopen. Op termijn is een instelling van HO niets anders dan een op winst geilend bedrijf dat handel drijft in onderwijs en onderzoek. De voertaal op de markt van HO is voornamelijk Engels en de kwaliteitsevaluaties maken dat het HO ondubbelzinnig afgestemd wordt op de noden van de bedrijfswereld. De opdeling van het curriculum en de invoering van de kwaliteitsbewaking verzekeren tot slot een hiërarchie in het curriculum en tussen de instellingen van HO. De hiërarchie in de universitaire wereld is alzo een weerspiegeling van de hiërarchisch georganiseerde arbeidswereld.

Ruben Ramboer