arch/ive/ief (2000 - 2005)

Gehoorde argumenten (vooronderstellingen) in CFP-debat (7/3/01)
by Marc Vandepitte Sunday March 25, 2001 at 10:08 PM
marc.vandepitte@pandora.be

Gehoorde argumenten (vooronderstellingen) in CFP-debat (7/3/01)

 

Gehoorde argumenten (vooronderstellingen) in CFP-debat (7/3/01)

 

1.      Visie op ontwikkeling Derde Wereld, wereldeconomie. Investeringen van privé-ondernemingen zijn nuttig en nodig voor de ontwikkeling van de Derde Wereld. De werking van de markt (zij het gecorrigeerd) is het enige juiste ontwikkelingsmodel. De MNO’s hebben maw ook een taak en een verantwoordelijkheid tov de Derde Wereld.
Daarmee gepaarde argumenten:

1.1.   De ontwikkelingssamenwerking heeft in het verleden niet veel opgebracht, de kloof is alleen maar groter geworden. Er moeten nu ook andere pistes geprobeerd worden, o.a. dialoog met MNO’s.

1.2.  De economische en sociale ontwikkeling via staatsinterventie is een failliet gebleken. Alle planeconomieën, op twee na, zijn overgestapt naar de vrije markt.

1.3.  Veel overheden in de Derde Wereld zijn corrupt. Lokale en kleinschalige projecten kunnen werkelijk de mensen vooruithelpen.

1.4.  Ook NGO’s kunnen iets van het bedrijfsleven leren.

 

2.      Ethisch ondernemen. Bedrijven beseffen meer en meer dat het zo niet verder kan, er treedt een mentaliteitswijziging op, Seatlle en andere zaken zetten aan tot nadenken: er wordt rekening gehouden met sociale en ecologische aspecten. Er worden wat dat betreft heel wat inspanningen gedaan.

2.1.  Voor de (ongebreidelde) werking van de wereldmarkt zijn niet de MNO’s maar de nationale overheden verantwoordelijk. Individuele MNO’s kunnen aan de wereldhandel weinig veranderen, daarvoor zijn ze te klein en dus daarvoor zijn ze ook niet verantwoordelijk.

2.2.  In een bedrijf tellen niet alleen de financies (winsten), maar kunnen ook andere zaken een rol spelen.

2.3.  Omwille daarvan en ook omwille van het eerste punt zijn de MNO’s niet noodzakelijk onze tegenstrevers.

 

3.      Zin en nut van dialoog met bedrijfsleven. Bedrijven zijn dus ethisch aanspreekbaar en hebben een verantwoordelijkheid in de Derde Wereld. Daarom zijn het de natuurlijke gesprekspartners van de NGO’s.

3.1.  MNO’s zijn ethisch misschien niet onbesproken, maar ook overheden gaan niet vrijuit, denk maar aan de wapenhandel. Is dat een reden om de samenwerking stop te zetten?

3.2.  Dankzij dialoog kunnen NGO’s het ethisch aspect bij de bedrijven versterken en hopen op een koerswijziging, ondermeer door ethische criteria op te stellen. Confrontatie lost hier niets op, want dan wordt niet meer gepraat.

3.3.  Er is een duidelijk parallel met het sociaal overlegmodel: vakbonden/patroons en NGO’s/MNO’s. Dat heeft in het verleden zijn deugdelijkheid bewezen, deze dialoog kan dus evengoed nuttig zijn.

3.4.  Zelfs al maakt men voorbehoud, de samenwerking met het bedrijfsleven gebeurt toch reeds. Het bedrijfsleven zal in toenemende mate zich met onwtwikkelingssamenwerking gaan bezighouden. Het heeft daarom geen zin om aan de zijlijn te blijven staan.

4.      Autonomie. Er is geen probleem om onze afhankelijkheid te verliezen. Er worden allerhande mechanismen in gebouwd.

4.1.  Van de overheid krijgen we ook fondsen. Dat heeft toch geen problemen opgeleverd.

4.2.  We starten ermee en zullen na verloop van tijd dan evalueren en ons zonodig terug trekken.

 

Marc Vandepitte, 17 maart 2001