arch/ive/ief (2000 - 2005)

"Het bestaand decreet inzake interlandelijke adoptie isasociaal, onmenselijk ...
by Posted by han Monday March 12, 2001 at 01:47 PM

Het bestaande decreet inzake de interlandelijke adoptie is om twee redenen asociaal en biedt geen gelijke kansen voor kandidaat-adoptanten.

Perstoelichting

"Het bestaand decreet inzake interlandelijke adoptie is

asociaal, onmenselijk en draait vierkant."

 

 

 

 

 

Voorstel van decreet

-- van de heer Guy Swennen --

houdende regeling inzake interlandelijke adoptie in de Vlaamse gemeenschap

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9 maart 2001

Het bestaande decreet inzake de interlandelijke adoptie is om twee redenen asociaal en biedt geen gelijke kansen voor kandidaat-adoptanten.

Ten eerste omdat de kostprijs voor een groot aantal mensen ofwel onbetaalbaar is, ofwel een afschrikkend effect heeft op mensen met een laag of zelfs modaal gezinsinkomen.

Ten tweede omdat het bestaande decreet een zodanig parcours met hindernissen is dat de minst- of minder geschoolde bevolkingslaag gewoonweg niet begint aan deze kruistocht. Om een kind te adopteren moet je immers vier verschillende instanties contacteren. Je meldt je aan bij Kind en Gezin. Daarna volg je een voorbereidingscursus. Dan ga je naar een evaluatieteam. Zij toetsen of je over de vaardigheden beschikt om een buitenlands kind te adopteren. Deze evaluatieteam brengen advies uit (gezinsrapport) op basis waarvan men al of niet een officiële toestemming (beginseltoestemming) krijgt. Met deze beginseltoestemming kan je naar een erkende adoptiedienst of indien je in het buitenland contacten hebt, kan je zelf een kind gaan halen, nadat Kind en Gezin dit buitenlandse contact gecontroleerd en goedgekeurd heeft. De adoptiediensten plaatsen de buitenlandse kinderen en bereiden de ouders voor op hun komst.

Het was te verwachten dat deze mallemolen heel wat ongenoegen zou meebrengen.

Bij de binnenlandse adoptie bestaan deze klachten niet. De binnenlandse adoptiediensten volgen en begeleiden de adopties vanaf het begin tot het einde.

Alleen de kostprijs is ook daar nog een heet hangijzer, want loopt tegen de 200.000 fr.

Een waaier aan gebreken van en klachten over het bestaande decreet is inmiddels gemeengoed geworden: de hoge kostprijs; wachttijden van 3 tot 8 jaar; onvoorstelbare betutteling; volstrekt gebrek aan respect van de kandidaat-adoptanten; subjectiviteit; ondeskundigheid bij de selectieteams; de rechter-partij positie van Kind en Gezin …

Amper één derde van de kandidaat-adoptanten doet beroep op een adoptiedienst, met alle mogelijke risico’s van misbruiken die hiervan het gevolg zijn.

 

Er zijn op het ogenblik van de indiening van dit voorstel twee initiatieven bekend die enige verandering aan het decreet willen brengen:

 

1. Patricia Ceyssens vijlt met haar voorstel de scherpste kantjes af van het bestaande decreet. Haar zwaarste kritiek betreft de dubbele rol van Kind en Gezin en het totale gebrek aan rechtswaarborgen. Zij wil de rol van Kind en Gezin vervangen door de Aministratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, waarbinnen een adoptieambtenaar wordt aangesteld. Een Hoge Raad voor Interlandelijke Adoptie treedt op als adviesorgaan en klachtenbemiddelingsinstantie. Het meest essentiële deel van de adoptie, nl. de ‘gezinsevaluatie’, wordt overgeheveld naar het federale niveau (gezien de bevoegdheidsbetwisting, zoals vermeld in het advies van de RvSt). In plaats van te vereenvoudigen voegt ze nog een nieuwe instantie toe nl. Centra voor Nazorg ten behoeve van adoptieouders en adoptie kinderen.

Dit voorstel maakt de procedure nog wat ingewikkelder (nog meer instanties worden betrokken). Zij verandert niets aan de hoge kostprijs en geeft geen kansen aan mensen met een kleiner inkomen. De kans op een goede adoptie neemt eerder af dan toe. Volgens het Kinderrechtencommissariaat volgt het voorstel te weinig de letter en de geest van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Haags Verdrag. Het vertrekt namelijk teveel vanuit de belangen van de kandidaat-adoptanten. (zie stuk 409 (1999-2000- Nr.2)

2. De bevoegde minister Mieke Vogels liet als voorbereiding op een grondige evaluatie van de laatste drie jaar, een dubbelonderzoek uitvoeren: alle (kandidaat)-adoptanten die binnen het systeem zoals dit in Vlaanderen sinds 1997 is ontwikkeld de adoptieprocedure volgen of hebben doorlopen, zijn bevraagd op hun ervaringen, hun klantentevredenheid. Daarnaast werd ook de werking van de erkende adoptiediensten doorgelicht.

Vandaag zijn de resultaten van de beide onderzoeken beschikbaar.

De resultaten van de enquête bij de gebruikers bevestigen nogmaals de gekende ongenoegens: ongeveer één derde van de totale steekproef is negatief over de gehele lijn. De hoofdklachten de « hoge kostprijs’ en de ‘lange wachttijden’. Daarnaast is er een ‘gebrek aan begrip, communicatie, vertrouwen, geloofwaardigheid en medewerking. »

De doorlichting van de interlandelijke adoptiediensten: de historiek van de diensten heeft nog steeds gevolgen voor de huidige werking. De diensten zij elk uit specifiek privé-initiatief ontstaan. De persoonlijke ervaring en visie van de stichter hebben een bepalende invloed op de werking. Tussen de diensten onderling is er zo goed als geen professionele interactie, ze vertonen eerder een neiging tot wederzijds wantrouwen.

De leefbaarheid en de bestaanszekerheid van de diensten is afhankelijk van het aantal adopties dat ze kunnen realiseren. Dat beïnvloed ongetwijfeld de kwaliteit en de aard van de geleverde prestaties en van de kostprijs. De grote persoonlijke en emotionele betrokkenheid remt de weg naar professionalisering en een efficiënte organisatie. Het aantal verwerkte dossiers is niet i.v.m. het aantal personeelsleden (1,2 dossiers per FTE per maand, over 5 diensten)

Volgens het doorlichtingsteam wordt de kwaliteit van de werking van de adoptiediensten belast door het gebrek aan interactie en feedback tussen de verschillende fasen. « Het strakke onderscheid dat op dit ogenblik structureel ingebouwd is, gaat voorbij aan de werkelijkheid van het adoptiegebeuren zelf dat zich als een intens ontplooiend proces ontwikkeld doorheen elk van de drie fasen, op intellectueel gebied zowel als op emotioneel gebied. »

De binnenlandse adoptiediensten werden niet bij de doorlichting betrokken. Een vergelijking van de resultaten zou nochtans zeer nuttig kunnen zijn. De binnenlandse adoptiediensten zijn gestart vanuit professionaliteit. Er is één aanspreekpunt zodat er van gebrek aan interactie en feedback geen sprake is.

Op basis van deze onderzoeken heeft minister Mieke Vogels « Een nieuw toekomstperspectief voor het interlandelijk adoptieproces in Vlaanderen » klaar. Daarin spreekt ze over een structurele aanpassing die moet leiden naar een nieuw decreet, dat voorbereid wordt door een nog op te richten begeleidingscommissie.

Op korte termijn stelt de Minister wijzigingen voor met betrekking tot de kostprijs (15.000 fr.) van de melding van de registratie van een adoptie, en ook met betrekking tot een betere toegankelijkheid van de vorming en voorbereiding. Voor de gezinsevaluatie wordt er een wetenschappelijk advies ingewonnen van twee universiteiten en een inter- en supervisie geïnstalleerd. De adoptiediensten krijgen een uniforme boekhouding, facturatie en contracten. De nazorg binnen de adoptiediensten wordt beter uitgebouwd.

Het is opvallend hoe weinig nieuw het toekomstperspectief van minister Vogels is. Ze houdt geen rekening met de fundamentele kritiek van de doorlichting nl. het gebrek aan éénheid in het proces. Ze verwijst nergens naar de goedwerkende binnenlandse adoptiediensten. Voor de gezinsevaluatie vraagt de minister advies aan twee universiteiten. Waarom zich verschuilen achter nieuwe wetenschappelijke opdrachten terwijl we weten waar het probleem zit: de selectieteams van de polyvalente centra hebben onvoldoende ervaring en te weinig opleiding in deze problematiek.; er is geen vertrouwensband met het gezin; eenmaal de selectie achter de rug zien zij het gezin immers niet meer terug. Voor wetenschappelijke ondersteuning.i.v.m. Kinderrechten is er voldoende expertises in de sector. Kijk maar naar het Centrum rechten van het kind in Gent en naar het Kinderrechtencommissariaat.

 

Ongeacht wat de inhoud zal zijn van de nieuwe federale bevoegdheid en ongeacht wie de beginseltoestemming zal afgeven, zal er steeds een voorbereidende procedure naar het bekomen van de beginseltoestemming en een bemiddeling van de adoptie noodzakelijk zijn.

De procedure zoals die op dit ogenblik bestaat is asociaal, onmenselijk en draait vierkant.

Adoptie is een bijzondere vorm van hulp voor andermans kind met een gezinsbehoefte. Het vereist een bijzondere voorbereiding en begeleiding, ongeacht van waar het kind ook komt. De aandacht voor de verzuchtingen van kandidaatadoptieouders neemt toe en uit zich in een vermeend « recht op een adoptiekind. » De belangen en rechten van (geadopteerde) kinderen lijken daardoor een veel minder belangrijk thema te worden. In de huidige adoptiediscussie wordt veel te sterk gefocust op de ongenoegens, behoeften, belangen en rechten van de kandidaat-adoptieouders.

Om het adoptiedebat sereen te kunnen voeren, moet stilgestaan worden bij de fundamentele vraag wat adoptie eigenlijk is of zou moeten zijn. Adoptie moet niet zozeer een vorm van gezinsuitbreiding zijn, maar wel een specifieke vorm van hulpverlening aan een kind. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Haags Adoptieverdrag gaan ervan uit dat een kind het beste door de eigen ouders wordt opgevoed. De staten hebben de plicht ouders daarbij te steunen. Pas in laatste instantie kan adoptie als oplossing overwogen worden. Bij de adoptie moeten de rechten van het kind primeren. Het zijn precies die rechten die de bijkomende eisen, die aan kandidaat-adoptieouders moeten gesteld worden, verantwoorden.

 

Een nieuw decreet moet zich, gezien de bekende problemen enten op twee principes: gelijke kansen voor alle ouders; een continu (integraal) proces in de adoptie-procedure.

1. Gelijke kansen voor alle kandidaat adoptanten

De Vlaamse overheid subsidieert de werking van de adoptiediensten en komt financieel tussen in de kosten van de adoptanten in functie van de hoogte van het gezinsinkomen.

De gemiddelde kostprijs van een binnenlandse adoptie situeert zich tussen de 200.000 en de 250.000 fr. Vele interlandelijke adopties brengen een kostenplaatje van meer dan een half miljoen mee, en in een aantal gevallen wordt dit zelfs nog met een aantal honderdduizenden overtroffen.

Volgens de informatie in het artikel: ‘Adoptiebemiddeling: een praktijkvoorbeeld HOGAR PARA TODOS- Interadoptie’, verschenen in het driemaandelijks tijdschrift van de Bond voor Grote en Jonge Gezinnen, 29ste jaargang, nr.1, maart-april-mei 2000, worden kandidaat-adoptanten vooraf geïnformeerd aan de hand van een raming van de te verwachten kosten, gebaseerd op een gemiddelde van voorafgaande procedures en zijn dus wel realistisch.

Voor de werking in België rekent men voor iedereen dezelfde kost aan, nl.82.629 fr. ongeacht de landkeuze. Dit bedrag omvat de werkingskosten van de dienst, een bijdrage in de personeelskosten, de vergoeding voor de nazorg. De effectieve dossierkosten (documenten, vertalingen, legalisatie, transport) zijn afhankelijk van de vereisten van het herkomstland. Deze variëren van 35.000 fr. tot 43.000 fr. Een aantal kosten zijn variabel al naargelang het herkomstland: kosten onderzoek biologische ouders, honorarium advocaat en gerechtskosten bij procedure volle adoptie, bijdragen kosten tehuis. Aldus kunnen de procedures ter plaatse variëren van 15.000fr. (plaatsing in de pré-adoptieve fase) tot 200.000 fr. (volle adoptie). Twee andere variabele factoren zorgen daarbovenop voor grote verschillen: de kosten van verblijf en van de vliegtuigtickets. Deze kosten liggen aanzien hoger voor bijvoorbeeld Ecuador (drie weken verblijf) en Colombia (3 tot mogelijks 7 weken verblijf), dan voor Thailand (2 weken verblijf)

Uiteraard zijn er ook heel wat voorbeelden van ‘goedkopere’ adopties te geven. Maar de hoger gegevenbedragen zijn onbetwistbaar een feit.

 

De volgende tweeledige vaststelling kan niet betwist worden:

Zonder twijfel is een en ander één van de hoofdredenen waarom, volgens onze informatie in kringen van adoptiediensten slechts 10% van de interlandelijke adopties, adoptanten betreft van lagere scholings- en inkomensniveaus waar dit volgens de sociologische opbouw van onze bevolking 30 à 35% zou dienen te zijn.

Om de lat van de kans op een adoptiemogelijkheid op dit vlak gelijk te leggen, om voor alle bevolkingscategorieën een zekerheid van kostprijs te garanderen, voorziet huidig voorstel in een radicale ommekeer door tussenkomst van de Vlaamse overheid. We voorzien een financiële tussenkomst in evenredigheid met het netto-belastbaar gezinsinkomen van de kandidaat-adoptanten.

    • Adoptanten met een belastbaar inkomen tussen 1 miljoen BEF en 1.500.000 BEF betalen enkel de vaste kosten (85.000 BEF)
    • Adoptanten met een belastbaar inkomen tussen 1.500.000 BEF en 2.000.000 BEF betalen 200.000 BEF
    • Adoptanten met een belastbaar inkomen boven de 2 miljoen betalen 300.000 BEF

Het verschil tussen het aldus bepaalde bedrag en de reële kostprijs dient bijgepast te worden door een subsidie van de Vlaamse regering aan de adoptiediensten. Zij krijgen per dossier variabele tussenkomsten voor alle bewijsbare kosten.

In de veronderstelling dat een lagere kostprijs ook de vraag zal doen toenemen, verwachten we een stijging van het aantal adopties met 20%. Het aantal adopties t.o.v. 1999 nl. 214 wordt dan 256. Indien de overheid voor de veronderstelde 256 adopties de gemiddelde kostprijs (300.000 fr) zou betalen, kost haar dat ongeveer 76 miljoen. Indien hiervan de bovenvermelde remgelden worden afgetrokken lijkt ons de inspanning van de overheid niet onoverkomelijk.

Verder willen we in plaats van vijf, nog vier goed werkende diensten overhouden (volgens de doorlichting worden er immers te weinig dossiers verwerkt i.v.h. het aantal personeelsleden).

Iedere dienst zal zich specialiseren in een bepaald werelddeel, bv. één dienst voor Afrika; één voor Zuid-Amerika; één voor Azië en één voor de overige werelddelen. Zo verwerft men een grotere deskundigheid en meer duidelijkheid. Iedere dienst werkt met 1 coördinator met universitaire opleiding, 2 maatschappelijk werk(st)ers en 1 administratieve medewerk(st)er. Daarnaast werkt iedere dienst met losse medewerkers, (jurist, medicus, psycholo(o)ge), afhankelijk per geval en betaald per prestatie. Dit voorstel omvat in totaal 16 personeelsleden en kost de overheid ongeveer 22 miljoen, met in achtname van bestaande systemen. (1.800.000 x4; 1.400.000 x 8; 1.100.000 x 4)

 

 

2. Naar een integraal proces van adoptie

We verwijzen hier terug naar de opmerking van het auditbureau i.v.m.het verloop van de procedure. Tussen de selectie van de ouders en de bemiddeling van het kind, ontstaat een kunstmatige breuk binnen het proces. Een spanning tussen de bemiddeling en de kandidaten is dan ook niet te verwonderen’.

Kijken we naar de praktijk van de binnenlandse adoptie dan zien we dat de adoptie verloopt volgens een continue proces. De adoptiedienst volgt en begeleidt het adoptieproces vanaf het begin tot het einde. Zij ervaren dat het voor alle partijen belangrijk is te weten dat er één aanspreekpunt is. Uit de hoek van de binnenlandse adoptie horen we geen klachten. Dit kan geen toeval zijn.

Voor een goede interlandelijke adoptie moeten we dus terug naar de oude structuur zonder evenwel de oude knelpunten mee te nemen.

Met het huidige decreet kwam er een scheiding tussen voorbereiding, selectie en bemiddeling. De vroeger gehoorde kritiek als zouden adoptiediensten lichtzinnig selecteren om alzo meer kinderen te kunnen plaatsen en meer middelen te verzamelen, zal geen steek meer houden indien de adoptiediensten gesubsidieerd worden.

Controle verkrijgen we door de huidige Centrale Autoriteit (nu Kind en Gezin) te vervangen door een ‘Hoge Raad voor Interlandelijke Adoptie’ (Hoge Raad) opgericht door de Minister van Welzijn. Hierin zetelen vertegenwoordigers van professionele adoptiewerkers, adoptanten, geadopteerden en de natuurlijke ouders.

In het belang van het kind moet er een goede band bestaan tussen de adoptiedienst, de adoptieouders, het adoptiekind en waar mogelijk, de natuurlijke ouders. Dat kan enkel indien de adoptiediensten terug een centrale plaats gaan innemen. Zij zoeken een gezin voor een kind dat ze willen plaatsen en staan in voor de nazorg. In de huidige situatie kennen zij het gezin niet, en oriënteren zich op het gezinsrapport opgemaakt door een andere dienst.

Adoptie is een integraal proces dat op deskundigheid, vertrouwen en betrokkenheid steunt.

 

 

Concreet zien we de adoptieprocedure als volgt

  1. Als ‘Centrale Autoriteit’ komt er i.p.v. Kind en Gezin een ‘Hoge Raad voor Interlandelijke Adoptie’, opgericht door de Minister van Welzijn, samengesteld uit vertegenwoordigers van professionele adoptiewerkers, adoptanten, geadopteerden en de natuurlijke ouders. Kind en Gezin speelt enkel een rol als een van de actoren binnen de Hoge Raad.
  2. Deze Hoge Raad heeft een dubbele functie: enerzijds zal de aanmelding en de registratie gebeuren bij de Hoge Raad; anderzijds verleent deze Hoge Raad, na de selectie van de kandidaat-adoptanten door de adoptiedienst, al dan niet een ‘beginseltoestemming’.

  3. De voorbereiding van de kandidaat-adoptanten blijft in handen van de erkende vormingscentra zoals ze vandaag bestaan: Triobla en VCOK, met dit verschil dat ze nu een intense samenwerking met de adoptiediensten zullen aangaan om alzo bij te dragen tot een integraal proces van adoptie. Iedereen moet vorming kunnen volgen. Daarom moeten de vormingsmomenten uitgebreid worden naar avonden en weekend.
  4. De ‘selectie’ en ‘bemiddeling’ gebeuren door de vier adoptiediensten in plaats van de huidige vijf. Na de selectie van de kandidaten wordt een ‘gezinsrapport’ afgeleverd aan de Hoge Raad. Als de Hoge Raad haar beginseltoestemming aflevert, begint de bemiddelingsopdracht nl. begeleiding van het contact van het kind met de adoptanten. Indien de kandidaat-adoptant geen beginseltoestemming krijgt, kan hij of zij via een verzoekschrift vragen gehoord te worden door een adviescommissie.
  5. De adoptiediensten worden erkend en gesubsidieerd door de Minister van Welzijn en vallen onder de administratie en inspectie van de Bijzondere Jeugdzorg. Binnen de Bijzondere Jeugdzorg vindt men de grootste expertise wat betreft ‘zorg voor andermans kind’. De middelen van de adoptiediensten zullen niet meer afhankelijk zijn van het aantal adopties maar van subsidies. Dat zal de kwaliteit zeker ten goede komen en de kosten voor de kandidaten drukken.

 

De termijn van adoptie mag niet langer zijn dan 3 jaar. Indien dit wel het geval is, zal de adoptiedienst deze afwijking moeten motiveren.

Zelfstandige adoptie met deelbemiddeling via een erkende adoptiedienst en volledig zelfstandige adoptie komen niet ter sprake in dit decreet. Beide soorten adopties geven onvoldoende waarborgen voor een professionele begeleiding, opvang en nazorg.

Dit decreet verbetert het adoptie-verloop, maar kan malafide praktijken niet uitschakelen. Zolang de federale wet niet is aangepast aan de Haagse Conventie m.a.w. de vereiste van een ‘beginseltoestemming’ moet opgenomen worden in het Burgerlijk Wetboek, als voorwaarde tot adoptie (art.348bis). Het blijft dus een vrijwillig systeem. Indien de landen van herkomst zulks niet vereisen, een kandidaat-adoptant nog steeds een adoptie kan realiseren zonder tussenkomst van de Hoge Raad of van een adoptiedienst.

Amper 1/3 van de kandidaat-adoptanten doen beroep op een adoptiedienst.

Binnen deze evolutie willen we zeker niet uit het oog verliezen dat adoptie slechts een aanhangsel zou mogen zijn van een veel ruimer beleid dat erop gericht is de oorzaken van kinderafstand weg te nemen. Dat kan soms met relatief weinig middelen: een betere opleiding voor de ouders, gezinsplanning, sociale ondersteuning enz… Adoptie zou dan alleen nog maar mogen gebeuren in noodsituaties die aanvaard worden als reden tot adoptie: voor wezen, vondelingen, verwaarloosde kinderen, kinderen uit oorlogssituaties enz…

Armoede mag geen reden zijn tot adoptie: arme kinderen hebben recht op hun eigen ouders, arme ouders hebben recht op hun eigen kinderen. Dat zegt ook het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind in artikel 21b, « De Staten die partij zijn erkennen dat interlandelijke adoptie kan worden overwogen als andere oplossing voor de zorg voor het kind, indien het kind niet in een pleeg- of adoptiegezin kan worden geplaatst en op geen enkele andere passende wijze kan worden verzorgd in het land van zijn herkomst.