arch/ive/ief (2000 - 2005)

The Corporate Cooptation of the United Nations (NL)
by Pieter De Vos Friday March 09, 2001 at 05:03 PM

Dit artikel handelt over de versterking van de banden tussen het ICC dat grote internationale ondernemingen zoals bvb McDonnald's en Coca-Cola vertegenwoordigd, en de VN. De auteurs beginnen met de geschiedenis tussen hun samenwerking te schetsen. Op 9 februari 1998 was er al een eerste contact tussen de VN en heet ICC dat de basis zou vormen voor een verdere samenwerking in verband met economische besluitvorming op wereldvlak.

Uit Europe Inc. , door Belén Balanyá, Ann Doherty, Olivier Hoedeman, Adam Ma’anit en Erik Wesselius, (Corporate Europe Observatory [CEO]), London, 2000. Hoofdstuk 18, p.166-174.


The Corporate Cooptation of the United Nations

Dit artikel handelt over de versterking van de banden tussen het ICC dat grote internationale ondernemingen zoals bvb McDonnald’s en Coca-Cola vertegenwoordigd, en de VN. De auteurs beginnen met de geschiedenis tussen hun samenwerking te schetsen. Op 9 februari 1998 was er al een eerste contact tussen de VN en heet ICC dat de basis zou vormen voor een verdere samenwerking in verband met economische besluitvorming op wereldvlak.

De volgende grote ontmoeting gebeurde in september 1998 met de Geneva Business Dialogue. Ook aanwezig waren de vertegenwoordigers van de EU, het WTO, UNCTAD, grote banken en 450 internationale bedrijven. De voorzitter van het ICC Helmut Maucher riep in zijn openingsspeech op voor een versterkt WTO en een revisie van de UN structuren zodat het bedrijfsleven meer betrokken kan worden. “Een sterke VN is goed voor de handel.”
Kofi Anan repliceerde dat de VN en de privé sector elkaar nodig hebben en beloofde de banden te versterken met het ICC.
De bedrijfsleiders die deelnamen aan de Geneva BD vrezen een uitbreiding van de economische crisis in Zuidoost Azië, Rusland en Latijns Amerika. Maar volgens de auteurs vrezen ze vooral het debat over de eventuele regularisatie van handel op wereldvlak niet meer zullen overheersen. Dat zou verklaren waarom het ICC wil dat de VN en het WTO meer bevoegdheden krijgen op dat vlak en dat ze tegelijkertijd een nauwe samenwerking met ICC onderhouden als vertegenwoordiger van belangen van internationale bedrijven.

Een praktisch voorbeeld is de samenwerking tussen bedrijven en UN agentschappen zoals UNCTAD en UNDP.
Het ICC-UNCTAD project houdt volgens een UNCTAD persbericht in dat de minst ontwikkelde landen onderzocht worden om er een gunstig klimaat te scheppen voor buitenlandse investeringen. Maar deze samenwerking tussen UNCTAD en het ICC wordt fel bekritiseerd door vele NGO’s . Een van de veroordeelde UNCTAD projecten was een akkoord over ‘biotrade’ dat het voor bedrijven vergemakkelijkt om met ontwikkelingslanden te onderhandelen over de toegang tot hun biologische rijkdommen.

Verschillende projecten opgesteld door het UNDP samen met het bedrijfsleven zou de armoede moeten uitroeien, een aanhoudende economische groei moeten bewerkstelligen en de privé sector laten varen bij de inlijving van 2 miljard mensen in de wereldhandel tegen het jaar 2020.
Er zijn 20 bekende multinationals bij dit project betrokken zoals bvb. Shell en Brittish Petrolium. Waarvan sommige een bedenkelijke reputatie hebben qua sociale rechten in hun bedrijven en hun houding jegens het milieu velmelden de auteurs. De bedrijven in dit project krijgen toegang tot de UNDP kantoren verspreid over 135 landen. De bedoeling is dat de bedrijven inzicht krijgen in de lokale behoeften en prioriteiten van ontwikkelingslanden om zo hun bedrijfsstrategieën en producten kunnen afstemmen op deze nieuwe markten. De projecten zouden kansen moeten creëren voor armen om deel te nemen aan het economisch systeem op wereldvlak.

De auteurs stellen ook dat , in tegenstelling met wat het UNDP denkt, die helft van de wereld dat nog niet volledig in ons economisch systeem is opgenomen niet noodzakelijk vragende partij is en dat vele mensen het zelfs pertinent niet willen. Landbouwersbewegingen in Azië en Zuid-Amerika ervaren de globalisatie als een bedreiging en voeren actie. De auteurs vinden het weinig verassend dat de privé sector, steeds hongerig naar expansie, deze onontgonnen helft van de wereld wil inlijven als consumenten en producenten.

Het ICC wil de banden vernauwen met internationale instellingen zoals het WTO, UNCTAD en de VN om de invloed van het bedrijfsleven te vergroten binnen deze instellingen. Maucher waarschuwde dat men zich moest behoeden dat milieu- en mensenrechten NGO’s niet teveel invloed mogen krijgen binnen de VN. “Regeringen moeten beseffen dat handel niet de zoveelste drukkingsgroep is, maar een hulpbron om te helpen de regels te bepalen.”

Volgens de auteurs schuilt in deze vorm van samenwerking het gevaar dat het bedrijfsleven de controle neemt bij de internationale regelgeving zodat de “zakenagenda” en liberalisatie van de wereldmarkt bewerkstelligd kunnen worden. Bovendien vermijd deze strategie de kans dat door invloed van de NGO’s deze apparaten zich tegen het bedrijfsleven zouden keren. Een ander voordeel dat het ICC hieruit haalt is de ‘naambekendheid’ van de VN en zijn instellingen.

Maar waarom wil de VN met het ICC gaan samenwerken? De auteurs geven verschillende redenen op:
De samenwerking met het ICC zou de VN terug de centrale plaats kunnen geven in de beleidsvorming in de wereld. Het verandert ook het imago van de VN dat in sommige landen, vooral in de Verenigde Staten, als zwak, ineffectief en bureaucratisch wordt aanzien. Bovendien heeft het ICC al wat voor de VN gedaan door verscheidene malen de G8 te vragen naar nieuwe fondsen voor de VN.

De samenwerking met het ICC is een ideologische ommezwaai van de VN. In contrast met eerdere statements worden globalisatie en investeringen van multinationals gepromoot als de beste manieren om armoede tegen te gaan. Kofi Annan: “A global market…with a human face”. De Verenigde Naties hebben hun bezorgdheid over de steeds groeiende economische dominantie van multinationals laten vallen: tot 1993 hadden ze een organisatie (UNCTC) die het mandaat kreeg een gedragscode voor Multinationals uit te werken. Bedrijven stonden zeer vijandig tegenover deze instantie. In het kader van hervormingen werd het UNCTC opgedoekt en vervangen door UNCTAD, dat nu samenwerkt met de multinationals.
De VN houdt zich nu niet meer bezig met het ontwikkelen van een gedragscode.

Het artikel sluit af met Mauchers agressieve houding t.o.v. critici en zijn acties om die te stoppen, bvb het in vraag stellen of alle NGO’s wel zuiver op de graat zijn. De auteurs besluiten met de volgens hen belangrijkste vraag: Moeten bedrijven al dan niet de regelgeving (op locaal, nationaal en wereld vlak) moeten overlaten aan democratisch gekozen regeringen in samenwerking met de civiele maatschappij?

evaluatie en besluit

Ik vind dat het artikel goed is opgebouwd. Je krijgt de feiten en de voor zich sprekende officiële verklaringen, gestaafd met berichten uit prestigieuze kranten en officiële documenten. Er wordt uitgelegd hoe het bedrijfsleven, vertegenwoordigt door het ICC, vanuit verschillende hoeken zijn invloed over de besluitvorming tracht uit te breiden. Ik kreeg nergens het gevoel dat er mij een mening werd opgedrongen, eerder vrijblijvende conclusies.
Als de auteurs ergens een stelling innemen wordt die goed onderbouwd met logische argumenten, hoewel ik mij kan inbeelden dat als je er niet open voor staat het moeilijk te geloven is. Je zou ook kunnen stellen dat het allemaal wat vergezocht is. Persoonlijk stel ik toch mijn vragen bij de versterkte invloed van het ICC op de VN en nevenorganisties. Zeker als je weet dat ICC eigenlijk staat voor Coca-Cola, McDonnald’s, Nestlé, Shell, BP, etc..! Sinds wanneer doen multinationals aan ontwikkelingssamenwerking? Mij moet je niet vertellen dat een bedrijf dat in een land zijn werknemers schandalige minimumlonen betaald voor werk in slechte en soms ronduit onveilige omstandigheden die doen terugdenken aan de sociale wantoestanden tijdens de I.R., in een ander land gaat investeren in “armoedebestrijding” . Wat moeten we ons daarbij inbeelden? Ik denk dan aan het sluiten van fabrieken in het Westen, die dan terug opduiken in de nieuw beschikbare lageloonlanden. Ik denk daarbij aan het overspoelen van de plaatselijke markten met goedkope producten die de locale producenten zullen wegconcurreren. Gevolg: meer armoede, net het omgekeerde dat men meent te bewerkstelligen.
2 Miljard potentiële consumenten, daar gaat het om, een onontgonnen markt. Moet democratie het weer afleggen tegen geld en economische belangen? Het ICC stelt zich negatief en wantrouwig op tegen NGO’s die over het milieu en de mensenrechten waken.
Is het dan niet contradictorisch dat juist zo een organisatie zijn invloed uitoefent op de bewakers van de mensenrechten? De redenen die de auteurs geven voor de toenadering van de VN naar het ICC zijn erg logisch naar mijn aanvoelen. We zagen al tijdens de interventie van de NAVO in Kosovo dat de VN werd overgeslagen in het nemen van die beslissing. Met de toenadering naar het ICC wou de VN een duidelijk liberaal signaal laten zien aan de VS.