De échte Big Brother by Jeanne Berx (Solidair) Wednesday December 27, 2000 at 11:38 AM |
Ze vangen telefoongesprekken op, lezen fax- en e-mailberichten, kijken wie naar welke site op internet surft. Ze zijn een onderdeel van Echelon, de codenaam voor een wereldwijd afluistersysteem dat gecontroleerd wordt door de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland, Canada en Australië.
Let op, u bent in beeld! Big Brother is afgelopen. Althans op Kanaal 2. In het echte leven is Big Brother
actiever dan ooit. Justitieminister Marc Verwilghen geeft de politiediensten
een half miljard frank extra om telefoons af te luisteren. In navolging van
Louis Tobback in Leuven, wil het Antwerps schepencollege de binnenstad met camera’s
scherp in het oog houden. De Brusselse onderzoeksrechter Bulthé viel
vorige week binnen bij Proximus omdat de maatschappij volgens hem niet snel
genoeg het gerecht informatie geeft over telefoongesprekken van cliënten.
En boven uw hoofd draaien satellieten met de aarde mee. Ze vangen telefoongesprekken
op, lezen fax- en e-mailberichten, kijken wie naar welke site op internet surft.
Ze zijn een onderdeel van Echelon, de codenaam voor een wereldwijd afluistersysteem
dat gecontroleerd wordt door de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland,
Canada en Australië. Jeanne Berx
De échte Big Brother Het afluistersysteem Echelon verwerkt alle drie uur een hoeveelheid informatie
gelijk aan een grote universiteitsbibliotheek. Hoe gaat dat? Welke technieken
worden gebruikt? We vroegen het aan Wim Kenis die voor Solidair een studie
maakte over Echelon. Al in 1948 werd er een overeenkomst gesloten tussen de Verenigde Staten
en Groot-Brittannië onder de naam Security Agreement. Dat akkoord vormt
de basis voor het Echelon-project. Waarom kwam Echelon dan pas de laatste jaren
in de actualiteit? Wim Kenis. Het akkoord van 1948 was een geheim akkoord. Het bestaan
en de werking van Echelon werden voor het eerst beschreven door de Nieuw-Zeelandse
onderzoeksjournalist Nicky Hager in zijn boek Secret Power dat in 1996
verscheen. Dat boek is gebaseerd op het getuigenis van tientallen specialisten
die betrokken waren bij Echelon. De onthullingen van Hager werden nadien bevestigd
in vrijgegeven documenten van de National Security Agency (NSA), de grootste
inlichtingendienst van de Verenigde Staten. De meest recente en gezaghebbende publicatie over Echelon is het rapport
van de Engelse onderzoeker en journalist Duncan Campbell. Dat werd gepubliceerd
in 1998. Het vormt de basis voor het onderzoek van het Europese parlement naar
Echelon. In België werd in het jaarverslag van het Controlecomité
I over de werking van de inlichtingendiensten eveneens melding gemaakt van het
bestaan van Echelon. De grote bezorgdheid van het Comité I en van het Europese parlement
vertrekt vooral vanuit de vaststelling dat de Verenigde Staten Echelon gebruiken
voor grootschalige industriële spionage. De publicaties van Hager en Campbell
en de tegenstelling tussen de economische belangen van de VS en Europa hebben
Echelon in de actualiteit gebracht. Hoe moeten we ons zo’n afluistersysteem voorstellen? En wat is de omvang
ervan? Wim Kenis. Er zijn twintig Intelsat-satellieten die de hele wereld
omspannen en een groot deel van alle elektronische communicatie (telefoon, e-mail,
fax, internet) verwerken. Elke Intelsat-satelliet kan op hetzelfde ogenblik
12.000 tot 90.000 communicaties behandelen. Al die communicaties worden door
het Echelon-systeem gecapteerd en verwerkt via vijftig grondstations verspreid
over een twintigtal landen op de vijf continenten. Daarnaast zijn er nog speciale
stations verbonden met communicatiesatellieten die niet tot het Intelsatsysteem
behoren. Echelon beschikt ook over eigen satellieten. Die worden gebruikt voor
het onderscheppen van wat men zwakke grondcommunicatie noemt zoals walkietalkies,
gsm-masten en FM-zenders. Twee van dergelijke top secret satellieten draaien
in een baan boven Europa. De derde afluistercomponent bestaat uit een systeem voor het aftappen
van communicatiekabels en microgolf-netwerken die deel uitmaken van de nationale
en internationale telecominfrastructuur. Echelon haalt zo elke drie uur een hoeveelheid informatie binnen die overeenkomt
met de informatie die is opgeslagen in alle boeken van een zeer grote universitaire
bibliotheek. Dat is een gigantische hoeveelheid. Hoe wordt die informatie verwerkt tot
bruikbare rapporten? Wim Kenis. Iedere dag produceert Echelon 10.000 tot 15.000 rapporten.
Die worden doorgestuurd naar militaire, industriële of economische instanties
in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland, Canada en Australië. Om uit de enorme hoeveelheid informatie rapporten te distilleren, gebruikt
Echelon diverse en zeer gesofistikeerde technieken. Indien nodig, moeten de
gecapteerde berichten eerst gedecodeerd, naar het Engels vertaald en daarna
geanalyseerd worden. De vertaling gebeurt automatisch, vanuit honderd talen. Voor de analyse stelt elk land een woordenboek samen met sleutelwoorden:
namen, plaatsen, data, telefoonnummers, e-mail adressen, enz. Computers onderzoeken
de onderschepte communicatie op die sleutelwoorden. Ze gaan ook na hoe dikwijls
sleutelwoorden in een bericht voorkomen en bepalen zo de waarschijnlijkheid
dat een e-mailbericht of een telefoongesprek over een onderwerp gaat waarin
Echelon geïnteresseerd is. Er wordt ook gebruik gemaakt van technieken die behoren tot het terrein
van de artificiële intelligentie waardoor het mogelijk is de context te
begrijpen waarin een bepaald sleutelwoord wordt gebruikt. Stel dat het woord
bank een sleutelwoord is. Een bericht waarin naast het woord bank het woord
park voorkomt, zal uiteraard een andere inhoud hebben dan een bericht waarin
het woord bank gebruikt wordt in combinatie met geld. Daarnaast analyseert men ook wie met wie communiceert, hoe dikwijls en
wanneer. Want dat kan nuttige informatie leveren over de samenstelling en de
werking van organisaties. Al die technieken worden toegepast op zowel geschreven als gesproken communicatie
en op beelden. Voor gesprekken wordt er bovendien gebruik gemaakt van stemherkenningstechnieken
en beelden kunnen verwerkt en geanalyseerd worden door gebruik te maken van
gezichtsherkenning. Waar gebeurt die verwerking? Wim Kenis. Eén van de meest beruchte basissen van Echelon
ligt in Memwith Hill in North Yorkshire in Engeland. Daar staan 25 grote antennes
voor de captatie van de communicatie die satellieten doorsturen. Er werken 1.400
NSA-agenten en 350 Britten. Op het einde van de jaren ’90 werd er veel actie gevoerd tegen de activiteiten
op deze basis. In 1997 bleek op een proces tegen twee actievoerders dat de NSA
in Memwith Hill ook via minstens drie optische hoofdkabels 100.000 gesprekken
tegelijk kon afluisterden. Werknemers van British Telecom (de Britse telefoonmaatschappij)
getuigden daarover op het proces. Maar het ging om een proces tegen actievoerders
en niet tegen afluisterpraktijken. De rechter maande de getuigen dus aan hun
mond te houden. Foto - Het Leitrin Station in Canada van de Amerikaanse inlichtingendienst
NSA. Dit is één van de basissen in de VS, Canada, Groot-Brittannië,
Nederland, Duitsland, Nieuw-Zeeland,... waar de gigantische hoeveelheid informatie
die satellieten doorsturen verwerkt wordt tot bruikbare rapporten. Foto-inzet:
luitenant-generaal Michael V.Hayden van de Amerikaanse luchtmacht die de NSA
en het internationale afluisterproject Echelon leidt. (Foto’s NSA) De grootste en duurste inlichtingenorganisatie van de Verenigde Staten is niet
de veel meer gekende CIA maar de NSA, de National Security Agency. Het is deze
inlichtingendienst die het Echelon-netwerk controleert. De NSA werd officieel opgericht in 1951. De organisatie komt voort uit de
militaire inlichtingendienst van de VS, de Armed Forces Security Agency. De
NSA heeft eigen satellieten, afluistercentra, spionageschepen, duikboten,...
De organisatie heeft ook een zogenaamde Special Collection Service (SCS) die
plaatselijke operaties kan uitvoeren. Het hoofdkwartier van de NSA bevindt zich in Fort Meade, zowat 150 kilometer
van Washington. Fort Meade kan nog het best omschreven worden als een geheime
stad waar alle voorzieningen voorhanden zijn. Duizenden specialisten beschikken
er over de grootste concentratie aan supercomputers en over de meest geavanceerde
knowhow op vlak van elektronische spionage en ontcijfering. Men vermoedt dat
het kennisniveau van de NSA op dat vlak verscheidene jaren voorligt op de rest
van de wereld. In Fort Meade staat een fabriek waar de NSA zelf de processors
maakt voor zijn computers. De NSA heeft wereldwijd 20.000 tot 80.000 mensen in vaste dienst. Sommigen
zeggen dat het om 100.000 personeelsleden gaat. De NSA heeft een jaarlijkse
enveloppe van 12 miljard dollar (560 miljard frank). Andere bronnen spreken
van 16 miljard dollar (750 miljard frank). Dat is meer dan de helft van de totale
Amerikaanse begroting voor alle inlichtingendiensten. Al in de jaren ’50 had de NSA 4.120 afluisterposten. De inlichtingendienst
heeft zich de laatste jaren toegelegd op de observatie van het verkeer op het
internet. Daarbij wordt iedereen geregistreerd die bepaalde sites bezoekt. Via
die sites kan de NSA binnendringen in de computer van de surfer. In de leer bij generaal Kitson De hoeksteen van de repressiestrategie van alle politie- en inlichtingendiensten
is het verzamelen van informatie over wat zij beschouwen als de binnenlandse
vijand. Hiervoor inspireren ze zich op een model dat gekend is onder de naam
van degene die het voor het eerst heeft beschreven: de Engelse generaal Frank
Kitson. In de jaren ’50 en ’60 deed Kitson ervaring op in de voormalige Britse kolonies
bij de onderdrukking van de bevrijdingsbewegingen. Nadien was hij actief in
Noord-Ierland. In 1971 maakte hij een synthese van zijn ervaringen in zijn boek
Low Intensity Operations, Subversion, Insurgency & Peacekeeping. De
Kitson-doctrine werd bekend bij een breder publiek door het boek van de Franse
journalist Roger Faligot Guère secrète en Europe. In zijn model gaat Kitson er vanuit dat de politiediensten, het leger
en de inlichtingendiensten zich erop moeten voorbereiden het hoofd te kunnen
bieden aan volksbewegingen die kunnen evolueren naar een veralgemeende opstand
tegen de kapitalistische machtsstructuren. In wat hij omschrijft als ‘het subversieve
proces’ onderscheidt hij drie fasen: de voorbereidende fase, de niet-gewelddadige
fase en de fase van de openlijke opstand. Volgens Kitson moeten de politiediensten
in nauwe samenwerking met de politieke verantwoordelijken er alles aan doen
om te vermijden dat het tot die laatste fase komt. De generaal beschrijft gedetailleerd hoe ze daarbij in elke fase tewerk
moeten gaan. In de eerste fase (daarmee wordt de situatie bedoeld waarin wij
doorgaans verkeren) wordt het belang onderstreept van een nauwe samenwerking
tussen burgerlijke en militaire structuren. Het is de verantwoordelijkheid van
de burgerlijke structuren om de onvermijdelijke ontevredenheid van het volk
over werkloosheid, flexibiliteit, levensduurte, slechte werking van het gerecht,
op te vangen en te neutraliseren door het uitwerken van hervormingsprogramma’s.
De burgerlijke structuren moeten de publieke opinie via de media bewerken om
radicale alternatieven die het kapitalisme zelf in vraag stellen wind uit de
zeilen te nemen. De militaire structuren waartoe ook de politiediensten worden
gerekend moeten zich vooral bezig houden met ‘low grade intelligence’, het verzamelen
en analyseren van lagegraadsinformatie over elke persoon en organisatie die
beschouwd wordt als behorend tot de ‘binnenlandse vijand’. Op basis daarvan
moet het organogram van die organisaties in kaart worden gebracht, hun leden,
medewerkers en sympathisanten moeten geregistreerd worden met zoveel mogelijk
informatie over hun privé en beroepsleven. Het is deze informatie die
de politiediensten in één van de daaropvolgende fasen in staat
moet stellen een efficiënte en gerichte repressie te organiseren. Foto: Het boek (uitgeverij EPO, 1984) waarin Roger Faligot de Kitson-doctrine
analyseert. De Britse generaal Kitson tekende de repressiestrategie van de politiediensten
uit.