Het goede doel als big business by Omer Mommaerts / Marc Vandepitte Saturday December 09, 2000 at 12:13 PM |
Met verbazing vernamen we via de pers het ontstaan van de vzw Corporate Funding Programme (CFP), een samenwerkingsverband tussen de top van Belgische onder-nemingen (Bekaert, Corona-Lotus, Interbrew, Kramic, Building Products, Sidmar, Siemens en Union Minière) en zes derdewereldorganisaties (ACT, Broederlijk Delen, FOS/Socialistische Solidariteit, Oxfam-Solidariteit, Vredeseilanden – Coopibo en We-reldsolidariteit).
Met verbazing vernamen we via de pers het ontstaan van de vzw Corporate Funding Programme (CFP), een samenwerkingsverband tussen de top van Belgische onder-nemingen (Bekaert, Corona-Lotus, Interbrew, Kramic, Building Products, Sidmar, Siemens en Union Minière) en zes derdewereldorganisaties (ACT, Broederlijk Delen, FOS/Socialistische Solidariteit, Oxfam-Solidariteit, Vredeseilanden – Coopibo en We-reldsolidariteit). De ondernemingen zorgen voor de fondsen en de NGO’s zorgen dat het geld goed wordt aangewend. Zowel de betrokken NGO’s als de bedrijven zijn vrij om in zee te gaan met wie ze willen. Maar dat belet niet dat wij fundamentele bezwa-ren hebben tegen dit initiatief.
De context waarin dit initiatief tot stand komt verklaart misschien een en ander. De laatste jaren liggen de grote ondernemingen onder vuur. Er was de Schone Kleren-campagne, er waren acties tegen o.a. Shell en Total wegens hun rol in derdewereld-landen. In de acties tegen de globalisering worden naast de internationale instellin-gen ook de MNO’s verantwoordelijk gesteld voor de groeiende kloof tussen Noord en Zuid.
De afgelopen jaren worden de multinationals m.a.w. in toenemende mate geviseerd. Terecht. Dat veroorzaakt bij de bedrijven een imagoprobleem. Moet het CFP dan niet gezien worden als een antwoord daarop? Als een opsmukoperatie door het schen-ken van wat kruimels van de miljardenwinsten? De 800.000 BEF die Union Minière jaarlijks zal betalen, bedraagt minder dan 0,0006% van zijn omzet. In de 19de eeuw deden de patroons goede werken, ze deelden aalmoezen uit met de winsten die ze maakten dank zij de genadeloze uitbuiting en onderdrukking van hun arbeiders. Is het CFP hier geen actuele ‘geglobaliseerde’ versie van? Zo’n charmeoffensief levert hen bovendien een niet onbelangrijke meerwaarde op. Net zoals een ecologisch la-bel verhoogt een ‘sociaal’ label het prestige. Dat is interessant voor de aandelen-koersen of de verkoopcijfers.
Union Minière heeft een zwaar koloniaal en neokoloniaal verleden van onderdruk-king, Bekaert leverde prikkeldraad aan Pinochet en laat in Brazilië draad trekken te-gen hongerlonen. De door Israël sinds 1967 bezette Golanhoogte is hermetisch van de buitenwereld afgegrendeld door stalen afrasteringen van het merk Bekaert. Het Duitse Siemens heeft een zwaar beladen oorlogsverleden en is vandaag onrecht-streeks betrokken bij de wapenproductie. Dank zij het nieuwe samenwerkingsver-band met een aantal NGO’s krijgen deze bedrijven binnenkort het label ‘derdewe-reldvriendelijk’.
“Elk stichtend of toetredend lid streeft binnen de eigen organisatie en ook daarbuiten naar eerlijke verhoudingen tussen alle belanghebbende partijen: aandeelhouders, werknemers, klanten, leveranciers en concurrenten.” Zo staat in de principeverkla-ring. In plaats van te strijden voor rechtvaardige verhoudingen met de armen streven we voortaan naar ”eerlijke” verhoudingen met aandeelhouders en andere belang-hebbenden…? We zijn ver van huis. Welke houding zullen de NGO’s aannemen als er een sociaal conflict uitbreekt bij één van die bedrijven? Zal men de kant kiezen van de werknemers of zwijgen omwille van het samenwerkingsverband en het geld?
In deze tijden van het neoliberale eenheidsdenken is de NGO-wereld nog één van de weinige plaatsen waar een tegenstem kan klinken. Het is de taak van de NGO’s om een tegenmacht op te bouwen tegen de heersende machtsgroepen. In plaats daarvan verlenen de betrokken NGO’s met deze samenwerking ideologische steun aan de MNO’s. Fons Verplaetse, voorzitter van het CFP merkt op: “Vijf jaar geleden was dit niet mogelijk geweest. De NGO’s reageerden toen veel te emotioneel, het bedrijfsleven veel te rationeel.” (FET 27/10)
Welke boodschap geven de betrokken NGO’s aan het brede publiek als ze zich laten financieren door hun belangrijkste tegenstrevers? Hoe geloofwaardig is hun strijd te-gen de kloof tussen rijk en arm als ze fondsen verwerven van de hoofdschuldigen van deze kloof? Hoe geloofwaardig is de strijd tegen WTO, IMF en Wereldbank nog, als je weet dat deze instanties hun strategie voornamelijk laten bepalen door de lob-by’s van de MNO’s? Hoe geloofwaardig blijft de strijd voor de Tobintaks als je weet dat de financiële afdelingen van de grote multinationals een vooraanstaande rol spe-len in de financiële speculatie? Hoe zullen de NGO’s kunnen blijven reageren tegen de voortschrijdende privatisering, deregulering, liberalisering, …? Of zoals Trends het op 11 november van vorig jaar reeds uitdrukte i.v.m. microkredieten: “dan hoeven bedeltochten van het NCOS met antikapitalistische slogans van mei ’68 niet langer.”
Het CFP kadert in de neoliberale logica. Alles wordt geprivatiseerd, dus ook de ont-wikkelingssamenwerking. Dat geldt zowel hier als ginder. Door het neoliberaal offen-sief zijn de nationale staten in het Zuiden fel verzwakt. Dat was de verborgen agenda van de Structurele Aanpassingsprogramma’s. Sociale maar ook economische taken moeten zoveel mogelijk in privé-handen komen. Daarbinnen past dit samenwer-kingsverband perfect. De projecten waaraan men denkt zijn vooral gericht op de uit-bouw van kleine en middelgrote ondernemingen.
Bij ons speelde de overheid tot op heden een belangrijke rol in de ontwikkelingssa-menwerking. Wanneer het CFP in de toekomst grote proporties aanneemt, zou dat wel eens het begin kunnen zijn van een gedeeltelijke of gehele privatisering van de ontwikkelingssamenwerking. Het gevaar is dan zeer groot dat die nog meer dan vroeger een verlengstuk zal worden van onze buitenlandse handel. MNO’s zijn geen liefdadigheidsinstellingen, maar streven maximale winst na. In die logica zullen zij een zo groot mogelijke flow back - dit is de verhouding tussen input via ontwikke-lingshulp en de output d.m.v. contracten - wensen. Ontwikkelingssamenwerking als winstgevende business waarin de NGO’s nuttige onderaannemers zijn. “NV Help de Wereld. Het goede doel als big business” luidt het in Trends (9/11). Het klinkt mis-schien wat overdreven, maar als men ziet dat de voormalige chef van de Nationale Bank – die een keiharde monetaristische politiek voerde – voorzitter is van het CFP moet men zich toch niet al te veel illusies maken. Als het te doen is om het geld, dan moeten we niet bij de MNO’s gaan bedelen. We moeten van de staat eisen dat ze eindelijk eens voldoet aan wat ze al 30 jaar belooft: het besteden van 0,7% van het BNP aan ontwikkelingssamenwerking.
Tenslotte staan we ook nog versteld van de wijze waarop de betrokken NGO’s hun beslissing genomen hebben. De kwestie lijkt ons belangrijk genoeg om er een geïn-formeerde, ruime basis bij te betrekken. Voor zover we weten is dat niet gebeurd. We hebben de mond vol van democratie en we wensen die te bevorderen in de Derde Wereld. We tekenen programma’s uit om de lokale bevolking in het Zuiden zo mon-dig en weerbaar mogelijk te maken. Maar we zouden misschien beter eerst eens bij onszelf beginnen. En daarvoor hebben we de centen van het bedrijfsleven niet nodig.
Omer Mommaerts (Wereldsolidariteit Brussel), Marc Vandepitte (Attac Vlaanderen).