Dossier: De Europese top in Nice Wordt Europa een supermacht? Naarmate de Europese top in Nice dichterbij komt stijgt de nervositeit in de hoogste Europese kringen. De weigering van de Denen om deel te nemen aan de euro heeft voor een fikse kater gezorgd. En eerder was er ook al de neergaande wisselkoers van die eenheidsmunt en de manifeste onbekwaamheid van Duisenburg en zijn companen van de Europese Centrale Bank om hieraan iets te verhelpen en om een coherente politiek te ontwikkelen (coherent vanuit hun burgerlijke visie natuurlijk). Bovendien was er de totale afwezigheid van een gecoördineerd antwoord van de Europese Unie op de “oliecrisis”. Elke lidstaat trachtte in eigen land de onrust die ermee gepaard ging onder controle te houden. Tot slot was er het fiasco waarop de “antifascistische” interventie in Oostenrijk uitliep. ens te meer verkeert de EU in de problemen. Tijdens het EU-voorzitterschap van Portugal (januari-april 2000) werden er grootse verhalen opgehangen over het Europa dat op korte termijn naar volledige tewerkstelling zou kunnen overgaan dankzij de voordelen van de ‘Nieuwe economie’. Vandaag is die euforie al weer danig bekoeld. Alleszins blijken steeds opnieuw de nationale belangen van de lidstaten het te halen van de Europese eengemaakte gedachte. Ondertussen slaat de publieke opinie de sociaal-democratische droom aan duigen: de economische hoogconjunctuur leidt allesbehalve tot dankbetuigingen aan het adres van de regeringen; integendeel, de wereld van de arbeid gaat in de aanval en stelt, na jarenlange soberheidsmaatregelen, terug eisen om de achterstand in te halen. Denemarken Het Deense “nej” (neen aan de euro) heeft geen echte storm veroorzaakt, noch op de financiële markten noch in de politieke en diplomatieke milieus. De eersten hadden voldoende rekening gehouden met een mogelijke ‘neen’. De hoge politieke kringen deden er alles aan om de kalmte te bewaren. Zo doken er enkele hulpjes op die de zaak mee moesten helpen relativeren. Op Arte, het “Europese” net, had een politoloog van dienst het eerst over het “gebrek aan maturiteit van het Deense Volk”. Vervolgens kwam één of andere gespecialiseerde econoom aandraven met de geruststellende boodschap dat “Denemarken instaat voor nauwelijks een beetje meer dan twee procent van het Bruto Binnenlands Product in de eurozone”. Niet erg dus dat die idioten niet willen meedoen... Dit openlijk misprijzen neemt nochtans niets weg van de politieke impact van de hele zaak. Geen enkele regering of politiek kopstuk van de Europese Unie kan immers dat ene verstommende feit naast zich neerleggen: de helft van de bevolking van een EU-lidstaat heeft zich niet laten ompraten door een grootschalig politiek-ideologisch offensief dat gedurende maanden vanuit de hoogste machtsregionen van de Deense samenleving werd gevoerd (vanuit de staat, de politieke kringen, de economisch-financiële wereld, de media, de vakbonden,...). Deze neen-stemming doet de ongerustheid toenemen en doet weer herinneren aan de enorme lage opkomst bij de laatste Europese verkiezingen en de manifeste afkalving van de Europese sociaal-democratie, de belangrijkste voorvechter van het Verdrag van Amsterdam. In het merendeel van de lidstaten heeft de Europese Unie slechts een zeer zwakke legitimiteit (de armste landen en regio’s vormen de uitzondering, zij ontvangen momenteel het manna van de subsidies). Inzet De regeringen van de Europese Unie beleven dus niet echt zorgeloze dagen. De problemen stapelen zich op want in feite wil deEuropese burgerij werk maken van de opbouw van een Europese superstaat. Dit maakt dat er naast de intrede van de eenheids-munt (op 1 januari 2002), ook werk moet gemaakt worden van de opbouw van een Europees leger en een politiek-econo-mische éénmaking van het hele Europese continent. Daarom moet er dus een institutionele hervorming komen, die de krachtsverhoudingen tussen de lidstaten zal wijzigen en die de “uitgebreide en machtige” Europese Unie een nieuwe plaats in de wereld moet geven en de rivaliteit met de VS zal doen toenemen. Naar een crisis? Doordat de beslissingen steeds maar uitgesteld en de problemen aan de kant geschoven werden zal de Europese top van Nice zich nu moeten buigen over problemen die eigenlijk verder gaan dan de formele dagorde van de top. 1. Paradox: de officiële dagorde is niets anders dan een vervolg van de top van Amsterdam van... juni 1997 en bevat drie grote punten: de grootte van de commissie (aantal commissarissen per land en in totaal), de verdeling van het aantal stemmen per lidstaat in de Ministerraad en de manier van stemmen (unanimiteit of meerder-heid) volgens de behandelde onderwer-pen. Met nog een bijkomend puntje: “de versterkte samenwer-king”, t.t.z. de mogelijk-heid voor sommige lidstaten om op een specifiek terrein samen te werken. Toch gaat het hier niet om zachte maatregelen. 2. Onmiddellijk gelinkt aan deze structuur zal ook de rol van Meneer PESC (Verantwoordelijke voor het Buitenland- en veiligheidsbeleid van de EU), vandaag met brio utigeoefend door Javier Solana, besproken worden. Solana is al secretaris-generaal van de Ministerraad, die hem belastte met het op poten zetten van een eigen uitvoeringsapparaat. Hij moet het imperialistisch vermogen van de EU in de verf zetten en treedt op als vertegenwoordiger van de Staten van de EU, vooral dan van de machtigsten onder hen. Deze zwaargewicht -functie binnen de Europese Ministerraad weegt op de verhouding tussen de Ministerraad en de Europese Commissie. Prodi en de Europese commissarissen vinden de situatie allesbehalve gunstig en pleiten ervoor deze zware functie toe te kennen aan de commissie. Te meer daar er nu ook al sprake is van eenzelfde zware functie voor wat betreft het economisch beleid, in het kader van de Ministerraad. 3. Deze uit de voegen gebarsten functie houdt natuurlijk onmiddellijk verband met de oprichting van een Europees leger (meer en meer ook gekoppeld aan een plan voor de oprichting van een Europese politie en een Europees parket. Zonder dat dit formeel op de dagorde staat, zal de top van Nice zich over deze zaken buigen en er conclusies uittrekken voor wat betreft het institutioneel organigram van de Unie. 4. Een ander gespreksonderwerp tijdens de top zal de absurde en onhoudbare situatie zijn van de Europese Centrale Bank, die volledig soeverein en ondoorzichtig werkt, die een “munt zonder staat” beheert en als enig en exclusief criterium het niveau van prijzen (inflatie nul!) in acht neemt. In geen enkel ander land ter wereld kom je zo iets tegen (zelfs niet in het tot voorbeeld verheve n Amerika). Volgens de goede kapitalistische logica maakt de monetaire politiek deel uit van de economische politiek en is ze er een instrument van. In de Europese Unie ‘dialogeert’ de Centrale Bank met de 11 ministers van Financiën (de “euro-groep”), ze neemt beslissingen en geeft op de koep toe “haar mening” over tal van sociale en economische sleutelkwesties. De economische coördinatie in de Europese Unie beperkt zich tot de ‘Grote Economische en Politieke Oriënteringen’, voortgekomen uit het stabiliteit spact, en die eigenlijk als enig doel hebben om de vakbonden de anti-sociale maatregelen te laten slikken. Deze incoherentie vindt het groot -kapitaal nu zeer ambetant. Officieel staat dit punt helemaal niet op de dagorde. Nochtans zal het zeker meespelen in de discussie over de opbouw van een uitvoerende macht. 5. De uitbreiding van de Europese unie (naar de Oost-Europese landen en ook Cyprus en Turkije toe) werd al meerdere malen aangekondigd en zou nu toch eens een begin van praktische uitvoering moeten krijgen (Hongarije, Polen), want nog verder uitstel zou een morele en politieke crisis in deze landen met zich mee kunnen brengen. Dit zou kunnen leiden tot sociale explosieve situaties die op hun beurt een boomerang-effect kunnen hebben naar de EU zelf toe. Maar ook als deze uitbreiding kan plaatsvinden zonder grote conflicten, zal die nieuwe EU grondig verschillen van de huidige en zal men de oorspronkelijke principes van de Unie moeten herzien. Niet enkel omwille van het aantal inwoners maar vooral omwille van de belangrijke verschillen in economische en sociale structuren. 6. Het Charter van fundamentele rechten -een gecastreerde poging om de burgers een zeker wapen in handen te geven tegenover de Europese staat in wording- zal leiden tot een regelrechte sociale achteruitgang. Zeer gevaarlijk, want eens aangenomen, biedt dit Charter een soort van legaal Europees kader aan de nationale regeringen om de verworvenheden van zowat een eeuw Europese arbeidersstrijd nu terug te ontmantelen. Maar tegelijkertijd ontsteekt dit Charter een hele discussie over het gebrek aan een Europese Grondwet. Institutionele kunstgreepjes en fundamentele principes De informele Europese top van Biarritz, die zich over deze problemen, die een soort van historische dimensie hebben, zou buigen, liep uit op een triestig schouwspel, een robbertje vechten om een postje extra in de Europese Commissie of in de Europese Ministerraad. (Gelukkig was er ook nog de komst van Kostunica om eenbeetje leven in de brouwerij te brengen). Eigenlijk worden, ondanks alle aangekondigde kunstgreepjes, twee fundamentele twistpunten steeds maar ontweken, punten die de discussies nochtans steeds overschaduwen: 1) Moet de EU een federaal dan wel een confederaal model nastreven (“Bundestaat” of Statenbund”)? 2) Welke instellingen moeten er gecreëerd worden om tot een echt politiek leiderschap te komen? Sommige journalisten hebben geschreven dat het gaat om enkel “kunstgreepjes”, maar is dat wel zo? Wie de voorgestelde maatregelen even onder de loep neemt, merkt op dat het toch wel om principiële zaken gaat. Het verlaten van de unanimiteitsregel is meer dan een klein cosmetisch hervorminkje. Men zoekt ermee een antwoord op de vraag hoe de EU beslissingen kan nemen indien er 18, 25 of zelfs 30 lidstaten zouden zijn. Maar, door het vetorecht (de unanimiteitsregel) in te wisselen voor een meerderheidsstemming komt men in een soort van supranationaal regime terecht, geeft men de nationale soevereiniteit op (een land dat zich in de minderheid bevindt zal zich dan immers moeten neerleggen bij de beslissingen van de hogere instantie, fundamenteel nieuw in de EU!). Dit principe wordt voorgesteld voor wat betreft de Europese ministerraad, waar de echte beslissingsmacht zich eigenlijk bevindt. Officieel zweert de EU nochtans bij de “communautaire” methode en volgens dat verhaal is de Europese Commissie de ‘locomotief’ van de zaak. Mocht er over gegaan worden tot een meerderheidsstemming, zou het toch ondenkbaar blijven dat de grote drie (Groot -Brittannië, Frankrijk en Duitsland), of een van de drie, zich rond een belangrijke zaak in de minderheid zouden kunnen bevinden. In dat geval zouden we onmiddellijk in een crisis terechtkomen. Dus is men verplicht ervoor te zorgen dat de drie een numeriek overwicht hebben in de Raad. De verdeling van de stemmen in de Raad zal men bijvoorbeeld laten afhangen van demografische gegevens (bevolkings-aantal) of van het Bruto Binnenlands Product. Volgende cijfers doen de ronde: de landen van het trio, die momenteel tien stemmen hebben, zouden er 30 krijgen (Schröder vraagt er 33) en Italië zou er evenveel krijgen. Spanje zou er in dat geval 27 krijgen enz. Dit zou ook gevolgen hebben voor de Commissie. Daar gebeurt de verdeling anders: het grote trio plus Spanje en Italië krijgen elk twee commissarissen, de anderen één. Wat zal er dan gebeuren wanneer de EU uitbreidt tot twintig lidstaten of meer? Zal elk land dan nog steeds een commissaris krijgen? Onwerkbaar, zegt men. Daarom wordt er gedacht in de richting van een kleinere en efficiëntere commissie met bijvoorbeeld 10 of 12 commissarissen. In dat geval zou men naar een soort van rotatiemechanisme moeten gaan. Maar dat zou willen zeggen dat ook de grote landen tijdelijk uit de boot zouden kunnen vallen en dat zou dan weer een verzwakking betekenen tegenover de Ministerraad. Daarom stelt Chirac voor dat alle landen vertegenwoordigd zouden zijn in de commissie maar dat er ook een soort voorzitterschap van de commissie zou komen, uitgeoefend door de grote landen. Uiteraard wordt het in dit scenario mogelijk om het aantal materies die goedgekeurd kunnen worden bij gewone meerderheid stevig uit te breiden: de landen van het trio zouden ganse delen van hun nationale soevereiniteit opgeven, ze willen daarvoor een slagkrachtige supranationale structuur in ruil krijgen (die ze volledig domineren). Een politieke leiding voor de Europese supermacht Eigenlijk is men dus op zoek naar een legale, institutionele basis voor een spelletje dat al lang aan de gang is: men zou er toe willen komen dat de voorbereiding van alle topontmoetingen, de bepaling van de belangrijkste politieke stellingnames en de praktische leiding tussen twee tops in handen terechtkomt van Frankrijk, Duitsland en Groot -Brittannië. Deze werkwijze zou dus in de verdragen opgenomen worden. Op die manier wil men een enorme stap vooruit zetten: er zou een echte politieke leiding gecreëerd worden die van de EU een “supermacht” kan maken (zegt Blair, maar ook Chirac en Schröder, al blijft die laatste een beetje meer op de vlakte) zonder een “supra-nationale staat” te moeten worden. Dit scenario (dat Chirac brutaal poogde op te dringen aan de kleinere lidstaten tijdens het diner in Biarritz) zou het zwaartepunt dus leggen bij de Europese Ministerraad. De EU zou dan de richting van het Confederalisme uitgaan (het federalistische perspectief, waarbij er een maximale en voortdurende overdracht van bevoegdheden dient plaats te vinden van nationaal naar supra-nationaal niveau, zou dus verlaten worden). Een confederatie onderscheidt zich, in definitie, van een federatie of een unitaire staat door het beperkt aantal supra-nationale bevoegdheden: munt, defensie, ordehandhaving... In elk geval zal in Nice de mogelijkheid worden geopend voor landen om op een beperktere wijze zich te engageren in de EU. Niets gebeurt natuurlijk van de éne dag op de andere. Maar voor wat betreft de Monetaire Unie zien we vandaag toch al dat Groot -Brittannië, Zweden en Denemarken als lidstaten van de EU geen deel uitmaken van de Monetaire Unie. Evenmin maken alle lidstaten deel uit van het Schengenverdrag of nemen ze deel aan het eurocorps. We kunnen ons vandaag dus perfect voorstellen dat een aantal Oost-Europese landen lid zouden worden van de EU zonder deel te nemen aan de Monetaire Unie (zonder de Maastricht -criteria uit te voeren, zonder het stabiliteitspact en zonder aanwezig te zijn in de structuren van de Centrale Europese Bank.) In dat geval zou er dus geen contradictie bestaan tussen enerzijds de uitdieping van de Europese structuren en anderzijds de uitbreiding van de EU. Dit probleem wordt vooral bovengehaald bij tactische spelletjes tussen Europese landen en ook wel door oppervlakkige journalisten. In werkelijkheid bestaat er een duidelijk akkoord tussen de die groten (en bijvoorbeeld ook Italië) over die manier van werken. Een groter probleem bestaat er net in dat de Engelse regering het zeer moeilijk blijft hebben om Groot -Brittannië binnen te loodsen in de Monetaire Unie. Om zijn populariteit te behouden spreekt Blair deze anti-euro meerderheid in Engeland regelmatig naar de mond. Toch is hij (net als het grootste deel van de Engelse kapitalisten) voor toetreding. Het Europees leger in opbouw is wel een initiatief van Groot-Brittannië (samen met Frankrijk). De idee groeide doorheen de gemeen-schappelijke ervaring van beide landen in de Balkan en de gemeenschappelijke irritatie ten aanzien van de Verenigde Staten. De Europese Unie en haar voorhoede (de drie imperialistische sleutellanden) zijn bezig met de creatie van een politieke leiding (gedomineerd door de drie), die moet beantwoorden aan hun Europese, of beter mondiale, ambities. Onnodig erbij te zeggen dat hiervan een enorme dreiging uitgaat voor de democratie in Europa en voor de verworvenheden van de arbeidersbeweging. Wij willen een ander Europa -sociaal, democratisch, egalitair, gastvrij,... Daarom moet de huidige Europese machine gestopt worden. Hiervoor is er slechts één weg: mobilisatie van de wereld van de arbeid en de progressieve publieke opinie rond de idee: “stop dit Europa”. We mogen het niet langer pikken dat de beslissingen achter gesloten deuren genomen worden door een almachtige Ministerraad. Laat de volkeren van Europa zich uitspreken over de toekomst van Europa en laat ze mee beslissen. Zij moeten zelf bepalen, via een publiek debat en via beslissingen die gestemd worden door verkozen vertegenwoordigers, hoe ze willen samenleven: van de Noordpool tot Gibraltar, van de Atalantische oceaan tot de Oeral.