Wat wordt er bedoeld met een sociale milieuheffing? Overweeg even het volgende: Het heffen van een belasting, of het nu ecotaks is of een CO2taks enz.. het komt er op neer: “Ik betaal er voor, dus mag ik vervuilen”. Terwijl het juist de bedoeling moet zijn om de vervuiling tegen te gaan. Neem het afvalprobleem. Beschouw eens kritisch hoeveel zaken ge per dag gebruikt die gemaakt zijn om slechts één maal te gebruiken en dan weg te werpen. Het is niet de consument die hier om gevraagd heeft. In het begin van de jaren zestig betond er haast geen wegwerpverpakking. Sinds die tijd heeft de overheid toegestaan dat er zich een verpakkingsindustrie is gaan ontwikkelen, die niet alleen wegwerpverpakking produceert, maar die zelf de wet dicteert! Een van de extreme voorbeelden bestaat uit de plastieken wegwerpflessen voor frisdranken. In Nederland staat er op juist dezelfde flessen statiegeld. Bij ons is de toestand dus nog veel erger. Een consequente houding hier zou zijn: wetten maken die wegwerpverpakkingen en wegwerpgebruiksvoorwerpen verbieden. Denemarken heeft/had zo ’n wetten. Europa verbiedt dit omwille van de “concurrentiepositie”. Tegen deze achtergrond gezien is een belasting op het afval asociaal, en tegengesteld aan het principe “de vervuiler betaalt”. Een soortgelijke redenering vinden we bij het gebruik van de auto. Er wordt pas over maatregelen gesproken om het autogebruik terug te dringen op het ogenblik dat het kapitalisme er echt last van krijgt door de steeds aangroeiende files. Sinds hetzelfde begin van de jaren zestig is het openbaar vervoer systematisch afgebroken. Veel mensen hebben zich noodgedwongen een auto aangeschaft om zich naar hun werk te begeven. Een zeer groot gedeelte van de werkende mensen geraakt niet op zijn werk met het openbaar vervoer. Bovendien wordt dit steeds duurder, zodat het al voordeliger is om met twee met de auto te rijden. Het is hier ook weer niet de consument die er om gevraagd heeft om het openbaar vervoer af te bouwen. Het is ook niet de consument die er de schuld van is dat auto’s nog altijd zo vervuilend zijn en zo veel energie verslinden en dus CO2 uitstoten, terwijl de technologie bestaat om zuinige auto’s te bouwen die veel minder vervuilend zijn. Belastingen op deze zaken zijn asociaal, zo lang er geen volwaardige alternatieven zijn. Een bijkomende complicatie is dat de samenleving veranderd is, voor en door de auto. Tegenwoordig heeft bijna iedereen een auto nodig om boodschappen te doen. In de jaren zestig waren er overal nog buurtwinkels; supermarkten begonnen nog maar pas. De brouwer, de bakker, de melkboer, de groentenkar kwamen aan huis. Dat en nog veel andere dingen zijn veranderd, zodat voor velen de auto een noodzakelijk gebruiksvoorwerp is geworden. We kunnen dit vergelijken met het gebruik van een koelkast. In de jaren vijftig had bijna niemand een koelkast (noch een warmwater installatie enz.) maar bijna iedereen had een frisse kelder.In minder dan twintig jaar is een koelkast een absolute must geworden. Zo zijn er nog tal van voorbeelden te geven. Als we elk van die verschijnselen op de keeper gaan beschouwen, zien we dat die bijna alle het gevolg zijn van een maatschappij die gebaseerd is op het maximaliseren van de winst, ten koste van wat ook. Als we energieverkwisting willen terugdringen, als we de verkwisting van grondstoffen willen terugdringen, als we onze omgeving opnieuw wat gezonder willen maken, moeten al die problemen bij de bron worden aangepakt. – een stelling die agalev destijds altijd verkondigde, maar waarvan ik nog geen enkel concreet plan, laat staan concrete maatregel heb gezien – Het is bij elke prijsverhoging van de brandstoffen gebleken dat gelijk welke verhoging geen enkele vermindering van het autogebruik tot gevolg had. De gevolgen belasten, zal alleen de werkende mens nog meerdoen opdraaien voor het jaren lang gevoerde wanbeleid, maar geen verbetering voor het milieu met zich brengen. Alleen maatregelen die de grond van het probleem aanpakken kunnen tot resultaten leiden. Dergelijke maatregelen botsen echter van bij het begin met een (neo)liberale politiek. Maar de realiteit is jammer genoeg nog veel erger. Kijk maar hoe de autoconstructeurs met het autosalon, niet alleen geen strobreed in de weg werden gelegd, maar hoe heel het mediacircus, van het hof tot het kleinste tijdschrift, zich heeft uitgesloofd om de lof te zingen van koning auto. “De automobielsector is alleen leefbaar bij een jaarlijkse groei van 3 à 4 %”. Dertig jaar geleden vroegen we ons in de milieubeweging al af waar al die auto’s moesten rijden. Het wordt hoog tijd dat binnen de “groene partij” het tij keert en de machtsgeile beroepspolitici aan de kant worden geschoven. Maar ook dat er wordt nagedacht en gestudeerd hoe er op een sociaal verantwoorde manier aan milieuzorg kan gedaan worden en dat de rekening gemaakt wordt van de gevoerde politiek van de jongste jaren. Voor mij is het duidelijk dat een verantwoorde milieupolitiek niet mogelijk is in een kapitalistische maatschappij. Blijkbaar wil men bij agalev niet tot dergelijke inzichten komen. De ontnuchtering zal des te pijnlijker zijn, niet alleen voor de partij, maar vooral voor al diegenen die het goed menen, maar het slachtoffer zullen zijn van de asociale maatregelen door hun verkozenen mee gerealiseerd. Ik heb niet bedoeld dat in een socialistische maatschappij de milieuzorg automatisch zal gerealiseerd worden; alleen de objectieve mogelijkheden zullen er dan zijn. In afwachting moeten al onze acties en al onze eisen van uit die achtergrond vertrekken. Paul De Laet