Verhofstadt zet in Genua Afrika op de agenda: ga zo door! We kregen het afgelopen weekend vele negatieve berichten uit Genua: miljarden schade, vele gewonden, één dode en een zeer povere slotverklaring. Het ene lichtpunt was de rol die Premier Verhofstadt speelde om Afrika op de agenda te plaatsen. Hij zorgde ervoor dat men luisterde naar de vraag van enkele Afrikaanse staatshoofden, die ook in Genua langs kwamen. Dit is een stevig gebaar, waarvan je moeilijk kunt beweren dat dit is ingegeven door eigen belang. Geo-politiek stelt het Afrikaanse continent nog maar weinig voor, en met de Afrikaanse participatie van amper 3 % in de wereldeconomie gaat het hier hoe dan ook om een humanitair gebaar van solidariteit, om op lange termijn de Afrikanen terug te laten profiteren van de baten van een groeiende wereldeconomie. We zijn de eersten om Verhofstadt te steunen in zijn inspanningen om de landen, die momenteel op deze wereldbol het laken naar zich toehalen, aan te moedigen om Afrika te steunen. Maar vanuit een historisch perspectief toch graag even aangeven dat hij zich hiermee op een moeilijke weg, met heel wat hindernissen begeeft. En laat ons daarbij de bezoedelde pagina’s van de slavernij, de kolonisatie en de Koude Oorlog maar overslaan. Dan komen we meteen eind de jaren tachtig en begin de jaren negentig terecht. Ook al in 1985 roept toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Tindemans in een stevige, maar nogal paternalistische Afrika-nota de wereldgemeenschap op om speciale inspanningen voor Afrika te leveren. Het Belgische parlement neemt het unieke initiatief om het Overlevingsfonds in het leven te roepen, een fonds dat uitsluitend voor belangrijke projecten rond voedselzekerheid in Afrika is gebruikt. Binnen de UNO wordt het UNPARD, het programma voor heropbouw en ontwikkeling van Afrika uitgewerkt. Geregeld hoor je het concept \"Marshall-plan voor Afrika\" vallen, maar het plan komt nooit echt van de grond omdat men binnen de UNO onvoldoende middelen vindt. Onder de stimulans van enkele progressieve Europeanen, van voorzitter Macnamara van de Wereldbank en van president Masire van Botswana – huidige bemiddelaar in de Congolese oorlog – doet men beroep op een meer voluntaristische aanpak in het \"Global Coalition for Africa\", maar ook dit initiatief krijgt onvoldoende steun. In de tweede helft van de jaren negentig zakt dan weer de internationale aandacht voor Afrika naar een dieptepunt. Je hoort de grote klacht dat Afrika zijn achterstand vooral aan zichzelf te danken heeft, en er wordt een lijstje met condities opgesteld vooraleer onze steun kan loskomen: een mooi staaltje van \"victim blaming\". En ook België doet aan dit spelletje mee: we breken met Congo, we moeten het trauma van de Rwandese genocide en de Belgische betrokkenheid hierin verwerken. Onder het mom van \"Afrika aan de Afrikanen\" blinkt de regering Dehaene uit door enorme desinteresse voor dit continent: minister van Buitenlandse zaken Derycke zet gedurende vier jaar amper voet op de Afrikaanse bodem. We zijn dan ook, samen met de Afrikanen, opgelucht met de interesse van deze regering voor Afrika. Van bij zijn aantreden getuigt Louis Michel resoluut van een stevig engagement om onze verantwoordelijkheid te nemen om vrede te helpen tot stand komen in Centraal Afrika. Hij krijgt hiervoor de ruggesteun van Verhofstadt, die aan zijn werkzaamheden in de parlementaire Rwanda-commissie een gedrevenheid voor Afrika heeft overgehouden. Maar laat ons asjeblief niet wachten op de bijeenkomst van de G8 volgend jaar in Canada om concreet de zaken in gang te zetten. De komende maanden kunnen Premier Verhofstadt en Minister Michel tijdens het Europese voorzitterschap alvast wat bakens verzetten: Substantieel meer middelen: uitgedrukt in Euro heeft België in 2000 – en hoogstwaarschijnlijk ook in 2001 – meer besteed aan Afrika dan de vorige jaren. Maar jammer genoeg werken heel wat Afrikaanse landen in een dollar-economie. Door de zwakke Euro hebben die landen in reële termen de laatste jaren 20 % minder ontvangen dan ervoor. De inspanningen op vlak van ontwikkelingssamenwerking moeten op korte termijn stevig vermeerderen. Het pleidooi van Verhofstadt in Genua voor meer middelen is dus zeker op zijn plaats. Radicale schuldkwijtschelding: stilaan zijn alle argumenten opgebruikt om geen totale schuldkwijtschelding aan de armste landen door te voeren. Begin mei op de UNO-conferentie voor de Minst Ontwikkelde Landen werd op dit vlak weer onbegrijpelijk geaarzeld. Laat de oproep van Verhofstadt een nieuw teken zijn om hiervan werk te maken. Garanties dat de handelspreferenties voor invoer van Afrikaanse goederen zullen behouden blijven. Wil Afrika een plaats krijgen in de internationale arbeidsverdeling, dan moet Europa binnen de Wereldhandelsorganisatie blijven pleiten voor een preferentiële behandeling van Afrikaanse producten; en moeten de heffingen die door Europa op landbouwproducten uit Afrika worden geheven verder worden afgebouwd. En wie er zich afvraagt wat er kan gebeuren met de opbrengst van een aangepaste Tobintax krijgt hier een duidelijk antwoord: belastingen zijn hét instrument bij uitstek voor herverdeling, en kunnen dus ingezet worden om Afrika kansen te geven. Het verzet tegen deze belasting moet dus voor goed worden opgeborgen. Een aantal van deze elementen zitten reeds in het pact dat Europa vooral met Afrika heeft gesloten in het akkoord van Cotonou. Nu er ook nog voor zorgen dat op wereldvlak, op een democratisch gecontroleerde manier, de UNO zijn rol kan spelen in Afrika. Het moet tenslotte in de handen van de Afrikanen komen. Dit is geen gunst van de rijke G7-club aan de dank-u-wel knikkende Afrikanen. Het is hun universeel erkende recht op ontwikkeling, en onze verdomde plicht om een deel van onze rijkdom naar hen toe te herverdelen. Dit is de invulling van een alternatieve globalisering, waar een groot deel van de vreedzaam protesterende NGO-mensen achterstaan, en dat 11.11.11 met zijn volle gewicht mee ondersteunt. Johan Cottenie Diensthoofd Zuidwerking 11.11.11