“Een slap boek over de globalisering” Leo de Haes Het boek ¡Ya Basta! Globalisering van onderop gaat gebukt onder inconsistenties en warhoofdigheid. Erger nog is dat het getuigt van een lui zwart-witdenken: het kapitalisme is door en door slecht, en het neoliberalisme is de oorzaak van alle kwalen in de wereld. Tijdens een debat over globalisering op Het Andere Boek oreerde een communistisch panellid dat het kapitalisme onvermijdelijk tot oorlog leidt. Het verbaasde me dat het publiek niet massaal opveerde en de zaal verliet, want die uitspraak is ofwel aantoonbaar dom ofwel perfide. Alle oorlogen van ruim de laatste halve eeuw zijn veroorzaakt door niet-kapitalistische dictaturen: nationaal-socialistische (Tweede Wereldoorlog), communistische (Afghanistan), nationalistische (Iran, de Golf), etnische (de Balkan, Rwanda, Nigeria, Sudan...) of religieus fundamentalistische (Afghanistan, 11 september). Overigens pleitte dezelfde spreker een half uur later parmantig voor een nieuwe revolutie, een term die hij in één adem gelijkstelde met oorlog. Zelfs bij zoveel inconsistentie gaf niemand een krimp. Deze steilheid en warhoofdigheid kenmerken de huidige obligate globaliseringsdiscussie. Neem nu het boek ¡Ya basta! Globalisering van onderop. Ook dat is geschreven vanuit een lui zwart-witdenken: het kapitalisme is door en door slecht, het neoliberalisme is de oorzaak van alle kwalen in de wereld, onze democratie is geen echte democratie (meer) en de consumptiemaatschappij hoort tot het Rijk van het Kwade. Je hoeft maar enkele zinnen te spellen, en je kunt het hele boek verder zelf afratelen. Alhoewel, soms slaan de auteurs zo ver door dat ze onbedoeld toch nog een originele gedachte formuleren. Zo voeren ze Nietzsche op als een onvervalste neoliberaal. Tijdens mijn lectuur vroeg ik me geregeld af of de auteurs zelf wel het hele boek hadden gelezen. In de inleiding signaleert Jan Blommaert onder meer dat België het beste onderwijssysteem heeft, de hoogste geletterdheid en een gezondheidszorg van superieure kwaliteit. Hij vindt deze privileges weliswaar problematisch, want ze vloeien voort uit de ongelijkheid in de wereld, maar wat vooral opvalt is dat deze verwezenlijkingen verder in het hele boek niet meer ter sprake komen, laat staan dat de auteurs zouden toegeven dat we dat behoorlijk onderwijs en die kwaliteitsgezondheidszorg voor een deel aan het verfoeilijke kapitalisme te danken hebben. Positieve zaken schoffelen ze dwangmatig onder de mat. Nog bezwarender is het slonzige gebruik van de terminologie. De auteurs gebruiken de begrippen kapitalisme, neoliberalisme en politiek door elkaar, terwijl die zeer onderscheiden zaken aanduiden: het kapitalisme is een specifieke productiewijze, het neoliberalisme is een ideologie en politiek is weer wat anders. Dit laatste wordt inhoudelijk mee bepaald door wie bij verkiezingen de overhand heeft gehaald. President Clinton was honderd procent voor het Kyoto-verdrag. Dat scheelt een slok op de borrel met Bush, die als aartsconservatief ronduit tegen Kyoto is. Wie die verschillen en nuances niet in rekening wil brengen, is fundamenteel oneerlijk bezig. Beschamender is dat geen van de auteurs beseft wat het werk van politici echt inhoudt: politiek is niet het nastreven van een of andere utopie, (bespaar ons de Hitlers en de Pol Pots), maar het uitoefenen van een vak. Wie die beroepsexpertise mist, vervalt in hopeloos gebroddel. Kijk maar naar het LPF-gestuntel in de eerste regering vol amateurs in Nederland. Er is behalve veel goeds natuurlijk ook veel negatiefs te melden over de kapitalistische productiewijze, ik denk aan sweatshops, aan kinderarbeid en vrouwenhandel, aan de (overigens beperkte) delokalisaties van multinationals of aan de samenwerking van bedrijven met dictators in ruil voor door smeergeld betaalde repressie (Shell in Nigeria bijvoorbeeld). In plaats van dat de auteurs zulke belangrijke wanpraktijken uitwerken en aangeven hoe je er iets aan kunt doen, verwerpen ze liever het kapitalisme in zijn geheel. Dat is niet alleen makkelijk, het zorgt ook voor apodictische uitspraken als: het kapitalisme leidt tot een ,,ecologisch deficit''. (Eigenlijk is het allemaal nog tien keer erger. Op pagina 156 hebben de auteurs het in één moeite door over een ,,sociaal-economisch, menselijk, ecologisch en cultureel deficit''. Tja.) Nu zal niemand ontkennen dat bepaalde westerse industrieën het milieu verpesten, maar nergens is de verloedering zo groot en zo kwaadaardig als in (ex-)communistische landen of als in het Afrika ten zuiden van de Sahara, uitgerekend dat deel dat van de globalisering losgekoppeld is. Bovendien worden in het Westen, mede onder druk van de publieke opinie en de technologische ontwikkeling die dankzij het kapitalisme mogelijk is, nieuwe technieken op punt gesteld die de milieuverloedering terugdringen. Om het simpel te zeggen: er zwemmen weer vissen in de Schelde, terwijl het leven in het Aral-meer voor eeuwig en een dag ten dode opgeschreven is. Tenzij er morgen een multinational brood in ziet om dit meer weer een gezonde bestemming te geven. De auteurs proberen terecht de mythes van het neoliberalisme te doorprikken, hoe meer hoe liever, maar sommige mythes zuigen ze zelf eerst uit de duim, om ze vervolgens te weerleggen. Ik heb althans nog nooit iemand, laat staan een geneticus, horen verkondigen dat het kapitalisme tot het wezen van de menselijke natuur behoort. Sterker, de schrijvers vervallen zelf van de weeromstuit in de typische mantra's van links. Om er maar één te noemen: ze vinden het schandelijk dat de omzet van vele multinationals groter is dan het nationaal binnenlands product van sommige landen. Dat dit appelen met citroenen vergelijken is, komt niet in ze op. Het is ze al tientallen keren voorgekauwd, dus bauwen ze dit refrein kritiekloos na. Hier wreekt zich het feit dat de auteurs geen economen zijn. Dat verklaart tevens waarom ze zo weinig bruikbare alternatieven in hun hoed hebben. Er wordt vrijblijvend gefreewheeld over deglobalisering en radendemocratie, over democratische participatie en economische participatie, over fabrieksraden ofte sovjets en over de mogelijke actualiteit van Rosa Luxemburg. Ze vergeten weliswaar auteurs als Georges Soros, Noreena Hertz of Joseph Stiglitz niet, maar alleen als ze in het anti-kapitalistische kraam passen. De belangwekkende corrigerende maatregelen die deze economische experts voorstellen worden verdonkeremaand, omdat ze binnen het kader van de vrijemarktlogica denken. En vrije markt is liberalisme en liberalisme is per definitie neoliberalisme en dus des duivels. De schrijvers van ¡Ya Basta! slaan zich graag op de borst over de verwezenlijkingen van de sociale strijd in het verleden, maar uit niets blijkt dat ze weten dat daar ook liberalen bij betrokken waren. Hoe bevooroordeeld en obsessief de auteurs met het neoliberalisme bezig zijn, bewijst het feit dat Het menselijk liberalisme van de sociaal-liberaal Dirk Verhofstadt in dit boek van de weeromstuit wordt omgedoopt tot Het menselijk neoliberalisme . Waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Zo heftig als ze de vrije markteconomie afvallen, zo fel omarmen ze de anti- of andersglobalisten. Dat deze beweging zijn nut heeft, net als elk sociaal verzet tegen misstanden, is duidelijk. Maar ze hoeven niet te hoog van de toren te blazen, want ze verdwijnen in het niet bij de almaar groeiende aanhang van extreem-rechts, wat uiteindelijk een al even emotionele reactie op de globalisering is als de antiglobaliseringsdemonstraties. Ik krijg trouwens een déjá vu als ze weer eens een bevrijdingsbeweging opvoeren als lichtend voorbeeld, dit keer zijn het de Zapatisten uit Mexico. De titel van het boek is niet voor niets aan hun ontleend: ¡Ya Basta! (Genoeg!). DAVID DESSERS, JAN DUMOLYN, PETER TOM JONES, ¡Ya Basta! Globalisering van onderop, Academia Press, Gent, 350 blz., 17 euro. 29/10/2002