Dat ik het debat na een tijd moeilijk onder controle had, dat wil ik best toegeven. Ik ben ook met een zeer gefrustreerd gevoel doorgegaan, donderdag. De redenen waarom het me niet gelukt is, daar verschil ik enigszins van mening met de verslaggevers Khadyja Abbach en Christophe Callewaert. Ik denk dat er een kloof gaapte tussen het debat dat ik wilde voeren, een algemeen en constructief mediadebat over de vertegenwoordiging van allochtonen in de media, en het debat dat sommige leden van het pannel wilden voeren, zijnde een persoonlijke afrekening tussen enerzijds de AEL en De Morgen, en anderzijds de marxistische beweging en De Morgen. Wat mij betreft kon het daar ook wel even over gaan, maar niet de hele tijd. Telkens ik het debat echter van het concrete DM-bashing wilde afleiden, werd er gejouwd, want het publiek was wél gekomen om eindelijk de gehate Yves Desmet – uiteraard Van Thillo lakei, slaaf van het grootkapitaal, notoir racist en aanstoker van vele complotten – te zien bengelen. Op dat moment zat ik gevangen tussen het debat dat mij boeiend leek en het debat waar het publiek en twee deelnemers voor gekomen waren. 1. Dat ik gevraagd heb aan het publiek om niet alleen voor Abou Jahjah te applaudisseren, lijkt me niet meer dan logisch. Ik had weinig zin om een AEL- (of Resist-) verkiezingsmeeting te leiden. Ik weet dat Abou Jahjah de gewoonte heeft om fans mee te nemen als hij gaat debatteren (of hij ze zelf optrommelt of dat ze spontaan naar elk van zijn optredens komen, dat laat ik in het midden), daar heb ik op zich ook geen problemen mee, maar het wordt onaangenaam als die fans na elke tussenkomst van hun idool beginnen juichen. Dat is vervelend voor de andere deelnemers, ik hoop dat je dat begrijpt. Mijn opmerking had zelfs niks te maken met de AEL: als Yves Desmet een bus De Morgen-journalisten had meegenomen die “Yves De-Smet! Yves De-Smet!” hadden gescandeerd, dan had ik hen ook gevraagd daarmee op te houden. Alleen: Yves Desmet doet dat niet. Patrick Janssens doet dat ook niet. Nahima Lanjri evenmin. Niemand doet dat. 2. “Dyab Abou Jahjah werd voortdurend onderbroken..., ondanks het feit dat hij de kern van het onderwerp voorstelde” schrijft Khadyja Abbach. Da’s nu net het punt: Abou Jahjah was NIET de kern van het debat, of dat had niet gemogen. Net zoals Fauzaya Talhaoui een debat kan voeren over onderwijs voor allochtonen zonder de hele tijd Agalev of zichzelf te vernoemen, zo hoopte ik dat Abou Jahjah een algemener gesprek zou kunnen voeren over media en allochtonen zonder het de hele tijd te betrekken op de AEL of hoe Anne De Graaf hem in één stuk geschoffeerd had. Van bij het begin echter kwamen zijn tussenkomsten vooral daarop neer: niet media en allochtonen was zijn onderwerp, maar De Morgen en AEL, of nog nauwkeuriger: De Graaf en Abou Jahjah. Dat is de reden waarom ik hem inderdaad in het begin vaak onderbrak: omdat ik het debat ruimer wilde voeren, omdat ik er geen persoonlijke vete van wilde maken. Toen me echter vanuit het AEL-publiek duidelijk werd gemaakt dat zij ook niet zaten te wachten op zo’n ruimer debat, zat ik zoals gezegd met een dilemma: mijn debat voeren tegen de wil van het publiek, of het debat van het publiek voeren tegen mijn goesting. 3. Ik denk niet dat je over mij kunt zeggen dat ik negatief sta tegenover de AEL. Ik geloof dat ik de eerste was die in een opiniestuk de tendentieuze berichtgeving aanklaagde. In het debatprogramma Ultimatum op studio Brussel heb ik zelfs haar standpunten verdedigd, of op zijn minst het recht van de AEL om die standpunten te hebben zonder voor fundamentalisten te worden uitgekreten. Dat ik dit debat zou hebben aangegrepen om de AEL nog eens zwart te maken, of dat mijn masker zou zijn afgevallen, dat is er dus nogal over. Alleen ben ik tot nader order geen lid van de AEL, en evenmin haar woordvoerder. Ik ben een journalist, ik sta kritisch tegenover iedereen die politiek bedrijft, en ik probeerde een debat te voeren waarin die kritische distantie behouden bleef. In dat opzicht ben ik teleurgesteld in Jan-Pieter Everaerts, van wie ik de standpunten op Indymedia vaak zeer interessant vind, maar die zich tijdens dit debat op een voor een journalist genante wijze gedroeg als secondant van Abou Jahjah. Independent media? 4. Ik stond versteld van de onbuigzaamheid van Abou Jahjah. Het is één ding om een radicaal programma uit te dragen, maar na de radicale standpunten volgt de dialoog, en dialoog veronderstelt een zeker begrip voor andermans mening. Het veronderstelt dat je dingen zegt als “ik kan wel begrijpen wat u bedoelt, maar” of “u hebt op dat punt gelijk, maar op dit punt niet.” Dat is wat heet constructieve dialoog, en die is mogelijk zonder je principes in te slikken of te liegen. Desmet deed dat vaak genoeg. Abou Jahjah niet. Ben ik onredelijk, bevooroordeeld, een racistisch zwijn als ik stel dat zijn debatstijl een confrontatiestijl is, dat hij nauwelijks een opening laat om voor een compromis, en dat een gesprek met hem (tenzij je hem gelijk geeft) dus bijna noodzakelijk tot een ruzie moet leiden? Na het debat kwam er een meisje naar mij dat boos zei “dat er nooit oplossingen uit zo’n debatten kwamen.” Dat ligt ook voor een stuk aan de discussiestijl van de “president” van de AEL. In tegenstelling tot wat jullie waarschijnlijk denken, zijn er vrij veel journalisten (zelfs bij de boze Persgroep) die vinden dat Abou Jahjah op veel punten gelijk heeft, en dat het goed is dat die dingen eindelijk radicaal op tafel worden gelegd. Allemaal knappen ze af op de starheid waarmee hij stelt wat wél en wat géén onderwerp van debat mag zijn, de agressie waarmee hij elke mogelijke gesprekspartner wegjaagt, de heftigheid waarmee hij gelooft dat zijn ideeën de enige mogelijke zijn. 5. En tot slot: politiek is een kwestie van beeldvorming, en beeldvorming kun je beïnvloeden. De AEL klaagt over de media en vaak terecht, maar als je je debat voert met een haag van norse bodyguards achter je, dan kies je er toch zelf voor om een agressief, intimiderend imago uit te stralen? Misschien zijn die bewakers nodig (hoewel, zoveel?), maar je kunt ze toch discreter posteren dan in het midden van het podium? Als je ervoor kiest om zelfs de kleinste geste niet te maken – bijvoorbeeld tegen een meisje zeggen dat het inderdaad niet kan om iemand voor hoer uit te schelden, ongeacht de situatie, is dat zoveel moeite? – dan weet je hoe dat de volgende dag in de kranten zal staan. Als je ervoor kiest om elke kritische vraag uit het publiek geïrriteerd te beantwoorden, dan werk je, het spijt me, je eigen negatieve imago in de hand. Ik zou denken dat het voor een beweging die een kiesdrempel moet halen belangrijk is om, zonder je principes te verloochenen, die hele scherpe kantjes eraf te halen. Enfin. Misschien toch nog even, met een zeer verveelde zucht, aanstippen dat ik mijn loon noch mijn carrière te danken heb aan Christian Van Thillo. Ik ben een zelfstandig schrijver/journalist, ik werk voor een tiental klanten waaronder ook Het Laatste Nieuws. Ik ben mijn eigen broodheer. (En jaaaa, nog diepere zucht, nu kan u zéker beginnen drammen van “een zelfstan,dige, zie je! Toch een VLD-kontlikker.”) Om dezelfde reden zie ik niet in waarom ik geïntimideerd zou moeten zijn door Desmet: ik heb met die man niets te maken. Maar goed. Tom Naegels