Aanleiding voor dit pleidooi, waren de volgende citaten gehaald uit een, tevens op het internet gepubliceerd, persbericht van de Arabisch-Europese Liga[2]: “De maskers zijn gevallen en we weten nu dat de macht in Antwerpen in handen is van de zionistische lobby en extreem-rechts. De burgemeester is niets ander dan een zwakke en incompetente politica die plooit voor de echte machthebbers” en “Antwerpen is het bolwerk van het zionisme in Europa en daarom moet het ook het Mekka van pro-Palestijnse actie worden. Een stad waar bendes Sharon-aanhangers van zionistische fanatici de wet dicteren is de meest uitgelezen plaats in Europa om voor Palestina te demonstreren.” Deze uitspraken getuigen volgens Desmet van intellectuele oneerlijkheid, maar wat meer is, zij vormen naar zijn mening ook een “nauwelijks verholen oproep tot haat en straatgeweld, waarvoor in een democratie geen plaats kan zijn.” Voor het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding vormden deze uitspraken overigens de aanleiding om tegen de woordvoerder van de Liga, Dyab Abou Jahjah, een klacht in te dienen wegens racisme. Niet alleen lijken deze citaten uit hun context gerukt – in de eerste alinea van dezelfde tekst roept de Arabisch Europese Liga immers op tot een vreedzame demonstratie om de Palestijnse eisen kracht bij te zetten – maar fundamenteler is dat de vrijheid van meningsuiting hier, onzes inziens, ten onrechte beperkt dreigt te worden.[3] Yves Desmet betoogt dat er een duidelijke grens is aan de vrijheid van meningsuiting. Hij formuleert als test dat deze grens overschreden wordt wanneer men “niet langer alleen ideeën en gedachten uitdraagt, maar men overgaat in oproepen tot haat en geweld”. Volgens Desmet is in de geciteerde uitspraken voldaan aan de voorwaarden van deze test: de Liga zou dus aanzetten tot haat en geweld. Is dit wel zo? Op basis van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is dit allerminst evident. In zijn jurisprudentie in verband met de activiteiten van de Koerdische oppositie in Turkije, oordeelde het hof dat een “scherp, bitter en heftig” (“acerbic” en “virulent”) taalgebruik geen aanzet tot geweld inhield; de Turkse overheid mocht zelfs worden beticht van “staatsterrorisme” (“state terrorism”) en “genocide”.[4] Ook de dreigende uitspraak “het is tijd om de rekeningen te vereffenen” (“it is time to settle accounts”) beschouwde het Hof niet als een aanzet tot geweld, gezien het literaire en metaforische karakter van de hele tekst.[5] De geciteerde uitspraken van de Liga zijn eveneens heftig en bitter van toon – en getuigen misschien niet van goede smaak - maar zetten daarom, zeker in het licht van het gehele persbericht, nog niet aan tot geweld. Meer principieel rijst bovendien de vraag of in een democratie elke aanzet tot haat en geweld kan volstaan om een meningsuiting te verbieden. Zowel uit de Amerikaanse als uit een gedeelte van de Europese rechtspraak blijkt dat de nabijheid en het dreigend karakter van het geweld waartoe aangezet wordt ook relevant is voor de beoordeling van uitingen. Het Amerikaanse Hoogste Gerechtshof is hieromtrent zeer rigide: het vereist dat een uiting een “clear and present danger” vormt. Het Europees Hof is gematigder, maar legt er ook consequent de nadruk op dat om na te gaan of de vrijheid van meningsuiting aan banden gelegd kan worden, de gehele context van uitspraken in ogenschouw genomen moet worden. Zo moet er volgens het Hof rekening gehouden worden met de verspreidingsgraad van een uiting (in een boek of in een aan huis bezorgd pamflet), met de vraag of deze gericht is tot een menigte die onmiddellijk tot geweld kan overgaan, het politieke klimaat enzovoort. In het licht hiervan rijst de vraag of in Antwerpen het klimaat van die aard is dat de op het internet publiek gemaakte uitingen inderdaad een werkelijke dreiging inhouden voor de openbare orde in de stad. In 1848 besloten Marx en Engels hun Communistisch Manifest met de volgende woorden: “De communisten versmaden het, hun opvattingen te verhelen. Zij verklaren openlijk dat hun doel slechts kan worden bereikt door de gewelddadige omverwerping van iedere tot dusver bestaande maatschappelijk orde. Dat de heersende klassen sidderen voor een communistische revolutie. De proletariërs hebben daarbij niets te verliezen dan hun ketenen. Zij hebben een wereld te winnen. Proletariërs aller landen, verenigt u!” Dit kan, in tegenstelling tot de nu onder vuur liggende uitspraken, niet anders geïnterpreteerd worden dan als een oproep tot haat en geweld, niet alleen tegen de staat maar ook jegens een welbepaalde bevolkingsklasse, met name de bourgeoisie. Volgens de test van Yves Desmet, die de context niet in rekening brengt, moet het Communistisch Manifest vandaag verboden worden. Een beroemde Amerikaanse rechter van het Hoogste Gerechtshof (Justice Brandeis) schreef ooit dat de degenen die de Amerikaanse democratie tot stand gebracht hebben ‘geen lafaards waren’: “They did not exalt order at the cost of liberty. To courageous, self-reliant men with confidence in the power of free and fearless reasoning applied through the process of popular government, no danger flowing from speech can be deemed clear and present, unless the incidents of the evil apprehended is so imminent that it may befall before there is opportunity for full discussion”.[6] Ook degenen die in 1831 de Belgische grondwet opstelden vreesden het vrije debat niet. Meer nog; zij beschouwden de vrijheid van meningsuiting als de belangrijkste voorwaarde voor de nieuw op te richten democratische samenleving. Vandaag echter dreigt deze vrijheid arbitrair beknot te worden, nota bene door diegenen die zich in andere dossiers graag en vaak op de meningsvrijheid beroepen. NOTEN: [1]Deze tekst is een ingekorte versie van een publicatie te verschijnen in het septembernummer van Samenleving en politiek. [2]Het adres van de Arabisch-Europese Liga op het internet is www.arabeuropean.org. [3]Deze beschouwing berust dus niet op een exegetische studie van alle teksten van de Liga. [4]Hof Mensenrechten, arrest Ceylan van 8 juli 1999, nr. 33 via website Hof (www.echr.coe.int) [5]Hof Mensenrechten, arrest Sürek n° 4 van 8 juli 1999, nr. 58 via website Hof. [6]Whitney v. California 274 US 375.