Om in Basra te geraken nemen we het vliegtuig in Bagdad, waarbij we een stuk door de Zuidelijke no fly zone moeten. Sinds een jaar zijn er terug binnenlandse passagiersvluchten en een aantal vluchten per week naar Damascus en Aman. De luchthavens zien er redelijk goed uit. Alleen het aankondigingsbord is bedroevend leeg. In Basra bezoekt een groep van onze delegatie, die zich vooral met verarmd uranium bezighoudt, de oorlogsvelden in het westen. Marion, een Duitse vredesactiviste, is al jaren bezig met dit onderwerp. Ze trekt veel op met Bernard, de Schotse ex-soldaat, die zelf aan allerlei kwaaltjes lijdt, sinds de golfoorlog. Het wordt de jonge vrouwen afgeraden om mee te komen naar de oorlogsvelden. De grootte van het risico is echter onbekend. Het meest spectaculaire stuk heb ik dus gemist, maar verhalen zijn er achteraf genoeg. De groep wordt begeleid door Irakese militairen. De omgeving zou nog vol mijnen liggen, dus het is oppassen geblazen. Zo ziet zien ze een Irakees tank-kerkhof. Het meeste zou al zijn opgeruimd na 12 jaar, maar een deel laat het Irakees leger liggen voor onderzoekers en journalisten. Hoewel niemand twijfelt aan de echtheid van de tanks en de kogels, is het hele gebeuren volgens sommigen geënsceneerd. Maar dat de radioactiviteit- meter van Marion van 16 naar 2000 eenheden stijgt in een paar minuten tijd, kan niet geënsceneerd zijn.De VS zouden in deze regio wapens met zo`n 300 ton verarmd uranium hebben gebruikt. Op weg komt de groep een bedoeïe tegemoet die honderden kamelen herdert. De man zegt dat hij zich wel bewust is van het gevaar in de regio, maar dat hij er toch over moet om zijn kamelen te laten grazen. Hij neemt elke keer zijn familie mee die zich verplaatst met de wagen. De kamelen zijn nog niet ziek geworden, maar in zijn familie zijn er een aantal kankergevallen sinds de golfoorlog. Hij zegt dat hij geen keuze heeft. Tegelijkertijd bezoeken wij een kinderhospitaal in Basra waar heel wat kankerpatiëntjes liggen; maar ook veel kinderen die aan ondervoeding lijden als gevolg van het embargo. Op een bepaald moment zegt de begeleidende kankerspecialist, Jinan Kalib, dat ze het allemaal zo beu is. “Al jaren komen er delegaties ons ziekenhuis bezoeken maar er verandert niets. Het embargo moet dringend stoppen. We kunnen ons als dokters niet bijscholen omdat de import van medische boeken en tijdschriften verboden is.” Wat we te zien krijgen is schrijnend. Je ziet de beelden soms op TV, maar als je kinderen in het echt ziet lijden, krijg je het toch echt moeilijk. Later die dag bezoeken we een woonwijk in Basra die drie jaar geleden getroffen is. Het meeste is heropgebouwd. We worden uitgenodigd bij een familie waarvan een van de vrouwen goed Engels spreekt. Iqbel Fortous is lerares Engels. Ze woont met drie andere gezinnen in hetzelfde huis. Vroeger waren we een redelijk welgestelde familie. Na de oorlog hebben we heel wat meubels verkocht om te kunnen overleven. Haar schoonmoeder is ziek, maar er is geen behandeling voor haar ziekte. Plots wordt het haar te veel. “Ik zal nooit vergeten dat de VS mijn oudste zoon in 1999 hebben gedood. Hij was toen 6 jaar. Hij speelde met zijn broertje op straat waarbij hij getroffen werd door de bombardementen.” Het andere zoontje, Mustafa loopt vandaag nog rond maar heel zijn lichaam staat vol met littekens. Over een volgende oorlogsdreiging zegt ze het volgende : als de noodbel gaat , zetten de meeste Irakezen hun werk gewoon verder.Kinderen spelen verder. Als er oorlog komt, dan komt die maar. Je kan toch ook niets doen aan de regen. Vooral in Basra zijn de meeste mensen erg gelaten over dit onderwerp. … Tot slot las ik ergens in de commentaren op Indymedia dat ik als een weifelende Saddam fan werd beschreven. Om mijn geloofwaardigheid niet te verliezen zou ik me blijkbaar eerst moeten distantiëren van het Irakese regime vooraleer ik over het land en haar mensen mag schrijven. Voor de volledigheid distantieer ik me eveneens van het Israëlische, Turkse, Amerikaanse, Britse, Saoudi- Arabische..regime.