Is prof. dr. André Mommen, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam en hoofdredacteur van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift een beetje jaloers, misschien? Zwijgen over 'klasse' Het woord 'klasse' lijkt wel taboe, zowel voor trendy auteurs als voor vele linkse denkers. Maar wie woorden bant uit de openbare conversatie, verbant ook ideeën. Dissidente opvattingen komen alsmaar moeilijker aan bod als je niet over de woordenschat beschikt om er over te praten. 'Klasse' wordt regelmatig afgedaan als een versleten marxistisch begrip dat in de huidige maatschappelijke context geen enkele relevantie meer heeft. Kortom: klasse is een vies woord geworden. Als het woord 'klasse' eenmaal uit de woordenlijst is verdwenen, wordt het gemakkelijk om andere politiek onaanvaardbare begrippen als klassenprivileges, klassenmacht, klassenuitbuiting, klassenbelangen en klassenstrijd in de vuilnisbak te kieperen. Zo ze dat ooit waren, zijn deze begrippen irrelevant geworden in een maatschappij die zogezegd drijft op het vlotte pluralistische samenspel van verschillende groepen. De klassennegatie van de klasse Wie zich in de hoogste kringen van weelde en macht beweegt, zijn zich bijzonder goed bewust van hun eigen belangen. Hoewel ze af en toe ernstige meningsverschillen hebben, vertonen ze een merkwaardige eensgezindheid als het er op aan komt de bestaande klassenverhoudingen in de bedrijven, in het eigendomsrecht, inzake privileges en winstverdeling te beschermen. Tegelijkertijd zetten zij alle zeilen bij om het grote publiek zorgvuldig elk dieper inzicht in de ware klassenverhoudingen te beletten. Zij vermijden het woord 'klasse', vooral als het gebruikt wordt om naar zichzelf te verwijzen als de 'bezittende klasse', de klasse van de geldmagnaten. Maar ze worden pas echt kregelig als de politiek actieve elementen van de bezittende klasse omschreven wordt als de 'heersende klasse'. Die heersende klasse heeft zich decennia lang ingezet om aan te tonen dat ze niet bestaat, dat zij niet het leeuwendeel bezit van zowat alles, dat zij geen overweldigende invloed uitoefent op de staatszaken. Die bekommernis toont aan dat zij zich acuut bewust is van haar klassenbelangen. En toch zijn de dames en heren van de heersende klasse verre van onzichtbaar. Informatie over hun leidinggevende functies in het bedrijfsleven, hun bezit van de belangrijkste media, hun invloed op de staatsmacht en op het politieke proces is - op enkele uitzonderingen na - vlot toegankelijk. Terwijl het vanzelfsprekend is het begrip klasse te gebruiken voor wie de hoogste posten bezetten in de klassenmaatschappij, verwerpt de heersende klassenideologie een dergelijke formulering als een ketterij die deel uitmaakt van de 'complottheorie'. Het woord klasse is eveneens taboe als het wordt toegepast op de miljoenen mensen die, meestal voor een schamel loon, gemeenschapsarbeid verrichten. De term 'arbeidersklasse' wordt afgedaan als marxistisch jargon. En het is ten strengste verboden naar 'de uitbuiters' of 'de uitbuitende klasse' te verwijzen omdat men dan wel eens de ware essentie van het kapitalistische systeem zou kunnen blootleggen, namelijk dat de rijkdom van de ondernemingen groeit ten koste van de arbeiders. Het woord klasse komt echter wel goed van pas als het gecombineerd kan worden met de verzachtende term 'midden'. Politici, publicisten en geleerden kunnen hun enthousiasme over de 'middenklasse' niet onder stoelen of banken steken. Hun welgemeende bekommernis om de middenklasse is haast ontroerend. De zo bewonderde en vaak beklaagde middenklasse bestaat uit deugdzame, zelfredzame mensen die de losbandigheid van de lagere maatschappelijke rangen totaal ontgroeid zijn. Wie haast iedereen bij die middenklasse indeelt, beschikt over een vaag, maar uiterst geschikt concept om de uitbuiting en de ongelijkheid in onze relaties te verdoezelen. Het woord klasse is overigens wel gebruikelijk als het gaat om die ene groep van wanhopigen die in de allerlaagste rangen van onze maatschappij leven. Zij die van alles het allerminste krijgen en bovendien het verwijt moeten slikken dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor hun lot: het uitschot, de allerlaagste klasse. Verwijzen naar de vermoedelijke tekorten van de allerlaagste klasse is aanvaardbaar omdat zij de bestaande sociale hiërarchie verstevigen en de onrechtvaardige behandeling rechtvaardigen die onze maatschappij over heeft voor haar meest kwetsbare elementen. De realiteit van de klassenmaatschappij wordt verdoezeld door een ideologie waarvan de uitgangspunten als volgt kunnen worden samengevat en weerlegd: Stelling: In onze maatschappij bestaan geen echte klassentegenstellingen. Op enkele rijke en arme uitzonderingen na behoren we allemaal tot de middenklasse. Antwoord: De rijkdom is bijzonder sterk geconcentreerd bij een relatief kleine groep terwijl tientallen miljoenen mensen voor een hongerloontje moeten werken, als er überhaupt werk voor ze is. De kloof tussen rijk en arm is altijd al groot geweest, maar groeide nog vanaf de late jaren zeventig. Wie zowat tussenin zit is eveneens het slachtoffer van toenemende economische onrechtvaardigheid en onzekerheid. Stelling: Onze socio-culturele instellingen zijn autonome entiteiten in een pluralistische maatschappij. Rijkdom en klassenpositie hebben er haast geen invloed op. Wie het tegendeel beweert, gelooft in de 'complottheorie'. Antwoord: Grote concentratie van geld beïnvloedt alle levensaspecten en vaak op een erg dominante manier. Onze socio-culturele instellingen worden geleid door raden van bestuur die hoofdzakelijk zijn samengesteld met ons-kent-ons-lui uit de absolute toplaag van de bedrijfswereld. Zij bezetten, samen met hun trouwe huurlingen, de meeste leidinggevende functies van de uitvoerende macht en van andere beleidsbepalende instellingen. Ze leggen daarbij een bijzondere interesse aan de dag voor de belangen van hun eigen klasse als ze de binnen- en buitenlandse politiek bepalen. Dit geldt onder meer voor de WTO (World Trade Organisation; Wereldhandelsorganisatie), een organisatie die als opvolger van de GATT (General Agreement on Tariffs and Trade) ontworpen werd om elke nationaal-democratische oprisping tijdig te kunnen fnuiken. De taak van de WTO is volgens zichzelf liberalisering van de wereldeconomie, met meer welvaart voor iedereen. Maar de WTO staat in werkelijkheid voor eenzijdige liberalisering van de wereldeconomie, met winst voor de multinationale ondernemingen en verlies voor de Derde Wereld, mens en natuur. Stelling: De verschillen tussen rijk en arm behoren tot de wetten van de natuur. Er bestaat geen oorzakelijk verband tussen beide. Niet de klasse waartoe men behoort bepaalt de menselijke prestaties en levenskansen maar het individuele menselijke gedrag. De bestaande sociale verhoudingen zijn de natuurlijke weerspiegeling van hoofdzakelijk aangeboren neigingen. Antwoord: Alle conservatieve ideologieën rechtvaardigen de bestaande ongelijkheden als 'de natuurlijke orde der dingen', als onvermijdelijke gevolgen van de menselijke aard. Als de uiterst rijken zo natuurlijk bekwamer zijn dan de rest, waarom moeten zij dan worden beschermd door de wet? Waarom moeten er dan zoveel financiële reddingsoperaties, subsidies en andere voorrechten worden toegekend ten koste van de gewone man? Tot hun 'natuurlijk superieure talenten' behoren principeloze en onwettelijke trucjes zoals prijsafspraken, manipulaties met stocks, handel met voorkennis, fraude, belastingontduiking, het wettelijk maken van oneerlijke concurrentie, ecologische plunderingen, produceren van schadelijke producten en het creëren van onveilige werkvoorwaarden. Men zou van natuurlijk superieure mensen toch mogen verwachten dat zij niet zo hebzuchtig en corrupt handelen. Niet alle mensen hebben dezelfde talenten en capaciteiten, maar die verschillen zijn geen excuus voor de misdaden en onrechtvaardigheden van de grote concerns. Uit: Zwarthemden & Roden, Michael Parenti.