Nieuwe stemregels in het PFK? Inbreuk op de rechtszekerheid. Op dinsdag 5 februari werd in het Politiek Filosofisch Konvent overeenkomstig artikel 30 van de PFK-statuten gestemd over de uitsluiting van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond. De uitslag van de stemming was als volgt: 5 stemmen voor, 2 stemmen tegen, 3 onthoudingen. De vraag rees of dit volstaat als twee derde meerderheid zoals statutair vereist. De juridische dienst van de RUG schreef hieromtrent het volgende: "Aangezien de statuten hieromtrent geen expliciete bepaling bevatten, lijkt de enige logische interpretatie mij dat twee derden van de aanwezige verenigingen een "voor"-stem moeten uitgebracht hebben opdat er sprake zou zijn van een tweederde meerderheid voor een motie van wantrouwen om een vereniging te kunnen uitsluiten. "Met andere woorden, de verhouding van het aantal stemmen voor tot het aantal stemmen tegen lijkt mij niet relevant, wel de verhouding van het aantal stemmen voor tot het aantal aanwezige verenigingen. In casu is derhalve de vereiste tweederde meerderheid m.i. niet bereikt. "Ik hoop u met dit advies van dienst te zijn." Dit is een bijzonder vreemde interpretatie van de stemprocedure en betekent concreet dat een onthouding gelijk geschakeld wordt met een tegenstem, het aantal voorstemmen moet immers in een 2/3 verhouding staan ten opzichte van de tegenstemmen én de onthoudingen. "Onthouden om de stemming niet te beïnvloeden" wordt hierdoor onmogelijk, ook al is dat net het opzet van een onthouding. Dit is des te vreemder als we zien wat de PFK-statuten verstaan onder een "gewone meerderheid": "De gewone meerderheid is bereikt wanneer het aantal voorstemmen het aantal neestemmen overtreft. Stemmingen gebeuren nominaal." (Artikel 10 statuten) De impact van een onthouding zou dus anders zijn bij een gewone meerderheid dan bij een 2/3 meerderheid. Dit is wel een bijzonder vreemde interpretatie, zeker als we vaststellen dat in de statuten niet omschreven is wat een 2/3 meerderheid betekent. De reden waarom dit niet omschreven wordt bij de bepalingen omtrent een 2/3 meerderheid is wellicht de evidentie van het feit dat een onthouding ook hier betekent dat men de stemming niet wenst te beïnvloeden. Het PFK is er totnutoe steeds vanuit gegaan dat dit betekent dat de stemregels zoals bij een gewone meerderheid (het aantal voorstemmen overtreft het aantal tegenstemmen) eveneens toegepast worden bij de vereiste van een 2/3 meerderheid met dien verstande dat in laatstgenoemd geval de verhouding tussen het aantal voor-en tegenstemmen niet gelijk is aan 50% ("overtreffen") maar aan 66%. Dit is tevens de normale stemprocedure die elders gevolgd wordt. Zo volstaat het wellicht te verwijzen naar de werkwijze in de officiële organen van de RUG zelf: "Onthoudingen, ongeldige en blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht." (Bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen: artikel 22 ivm. raad van bestuur en artikel 13 ivm. bestuurscollege) Dat is niet meer dan evident, een 2/3 meerderheid betekent immers dat 2/3 van de uitgebrachte stemmen zich achter een voorstel schaart. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat een onthouding geacht wordt niet te zijn uitgebracht. Artikel 30 van de PFK-statuten bepaalt: "Indien de Algemene Vergadering de feiten voldoende ernstig en bewezen acht, kan zij bij een tweederde meerderheid beslissen de betrokken verenigingen uit het PFK te sluiten." Er wordt niet vereist dat een 2/3 meerderheid van alle aanwezige verenigingen wordt behaald. Er is enkel bepaald dat een 2/3 meerderheid een vereniging kan uitsluiten. Dit betekent toch een 2/3 van het aantal uitgebrachte stemmen? Het advies van de juridische dienst is bijgevolg ten sterkste betwistbaar. Er wordt een interpretatie naar voor gebracht die nog nooit gevolgd werd en die bijvoorbeeld ook niet gevolgd wordt in de organen van de Gentse universiteit zelf. Dit advies, indien het toegepast zou worden, betekent een inbreuk op de rechtszekerheid. De verenigingen die hun stem uitbrachten gingen uit van het normale verloop zoals dit steeds wordt toegepast. Zij waren bijgevolg niet op de hoogte dat een tegenstem nu de facto zou gelijk geschakeld worden met een tegenstem. Zij waren bovendien ook niet op de hoogte dat het algemene beginsel dat een onthouding gezien wordt als een niet-uitgebrachte stem blijkbaar niet meer geldig zou zijn. In de beginselen van behoorlijk bestuur, die de RUG toch geacht zou moeten worden na te leven, wordt nadruk gelegd op de noodzaak van rechtszekerheid. Volgens een constante rechtspraak van de Raad van State houdt de vereiste voorzienbaarheid in dat de burger moet kunnen vertrouwen op wat door hem niet anders gezien kan worden dan als een vaste gedragslijn van de overheid (bvb. R.v.St. 13 juni 1973, nr. 15.912) Deze voorzienbaarheidsleer kan met analogie worden toegepast op de regeling van de 2/3-meerderheid zoals steeds werd toegepast door het PFK. Daarenboven blijft de interpretatie van wat een 2/3-meerderheid betekent bijzonder vreemd. Waarom een nieuwsoortige stemregeling bedenken die ingaat tegen de werkwijze van de hogere overheden? Concreet zijn er bijgevolg twee opties die kunnen gevolgd worden: 1/ Het niet-bindend advies van de juridische dienst op het PFK verwerpen. Dit is het meest logische wat kan gedaan worden. 2/ Voor alle veiligheid kan er eventueel voor gekozen worden om tevens de stemming over te doen volgens de nieuwe interpretatie van de juridische dienst. De verenigingen die zich wensen te onthouden stemmen daarbij niet mee waardoor ze zich dus letterlijk "onthouden". Hierdoor wordt hun aanwezigheid meegeteld voor de vereiste 2/3 terwijl hun gebrek aan deelname in de stemming maakt dat er geen beïnvloeding van het resultaat is. Geert Cool, advocaat.