Is het onderwijs te koop?
Sinds de oudheid maakt het onderwijs deel uit van het beschavingsproject. Het moest de burger mondig maken en algemene cultuur bijbrengen. Het onderwijs was een zaak van algemeen nut, onderdeel van de non-profit sector. Het was ondenkbaar dat het opvoeden van kinderen ooit de inzet zou kunnen zijn van winstbejag. Aan dat tijdperk lijkt nu stilaan een einde te komen. De school wordt hoe langer hoe meer onderworpen aan de winstlogica. Leidende instanties beschouwen het leerproces als een commercieel product en educatie als een business. Het onderwijs dreigt een ‘markt’ te worden, met alle gevolgen van dien.
“We kunnen niet alle activiteiten in de handen van
de openbare sector laten.
Onderwijs verstrekken is een gat in de markt en
moet zo behandeld worden.”
G. Cromme, topman van de Multinational Thyssen Krups[1]
Het onderrichten van kinderen heeft altijd al een sleutelrol gespeeld in de samenleving. Reeds in de Griekse Oudheid werden de kinderen op school opgeleid tot vrije en volwaardige burgers.[2] De leraars brachten hen respect bij voor de democratie, de waarden en deugden van hun beschaving. Ze maakten kennis met cultuur en werden onderwezen in de wetenschappen en letteren. Later kwamen daar allerhande functies bij. Op school kon een kind zijn talenten ontplooien. Dankzij een ruim aanbod kon een eerste zijn artistieke of litteraire aanleg ontwikkelen, terwijl een tweede een passie ontdekte voor technologie of wetenschappen en een derde zich vervolmaakte in een stiel. Na de Tweede Wereldoorlog bood de school ook meer gelijke kansen aan alle jongeren en was het onderwijs een zekere correctie op sociale ongelijkheid. Niet dat dit steeds optimaal verliep, maar het onderwijs was in elk geval een belangrijke beschavende factor. Het leidde de jongeren op tot ontwikkelde volwassenen en was een voorwaarde voor een goed functionerende democratie.
Sinds de jaren tachtig komt dat allemaal op de helling te staan. De maatschappij ondergaat een grondige wijziging. Men spreekt van ‘laatkapitalisme’, ‘totaalmarkt’, ‘neoliberaal offensief’ of ‘globalisering’. De samenleving komt meer en meer in de ban van de winstlogica en van de markt. Het leven wordt georiënteerd op hyper-consumptie en op concurrentie. Er komt een veralgemeende commercialisering van alle goederen en diensten. Geen enkele sector lijkt bestand tegen de geeuwhonger van het kapitaal. Traditionele non-profit sectoren of diensten van algemeen nut zoals transport en communicatie, maar ook gezondheidszorg en onderwijs, zijn niet langer veilig.
“In het domein van het onderwijs richt het Spaanse
voorzitterschap
de reflectie en de debatten op die aspecten die het
best beantwoorden
aan de reële vragen en noden van de maatschappij en
de markt.”
J. Aznar, premier van Spanje en huidig voorzitter van
de EU
Vanuit patronaal oogpunt is het onderwijs
vooral van belang voor de competitiviteit en de toekomstige arbeidsmarkt. In
functie daarvan moet de school en het onderwijs gewijzigd worden. “Het is
ons doel om de manier waarop het onderwijs plaatsvindt te veranderen” stelt een topman van Chrysler. Het ERT, de machtigste lobby van
Europese multinationals verwoordt het als volgt: “Er is een
concurrentievoordeel te halen uit de verhoging van het kennisniveau van zijn
werknemers, en dus van zijn bekwaamheden. Bekwaamheden en opleiding zijn vitale
factoren om te slagen. Dat is de reden waarom de conclusies van de Europese
Ronde Tafel van Industriële (ERT) herinneren aan het strategisch belang van het
onderwijs voor de Europese competitiviteit.” En
verder: “Onze maatschappij wordt gekenmerkt door steeds meedogenlozere
concurrentie en buitengewone professionele flexibiliteit, waardoor ze nood
heeft aan arbeidskrachten die steeds meer aanpasbaar zijn en die zelfs
verschillende types opdrachten moeten kunnen uitvoeren.” De Europese Commissie onderschrijft deze optie volledig. Zij
beklemtoont dat de leerlingen ‘ondernemingsgeest’ moeten worden bijgebracht. “De
conclusies van de Top in Lissabon onderstrepen de noodzaak de ondernemersgeest
in de Europese samenleving te versterken …[Maar] de boodschappen die men aan
kinderen meegeeft spreken meestal niet over de ondernemersgeest en moedigt ze
nog minder aan om de oprichting van hun eigen bedrijf te zien als een alternatief
voor het statuut van de werknemer bij een derde… De scholen en
vormingsinstellingen zouden dit element in hun programma’s moeten opnemen.”
In dat kader passen ook de aanbevelingen
van de oeso[3]
over het levenslang leren. De school moet niet zozeer algemene kennis overbrengen, maar eerder vaardigheden. Het betreft dan vooral competenties die grotere inzetbaarheid en
aanpassingsvermogen op de arbeidsmarkt garanderen. “Het is belangrijker
vormingsdoelstellingen van algemene aard na te streven dan zeer precieze
leerstof te leren. De arbeidswereld vereist een hele waaier van
basisvaardigheden – relatiebekwaamheid, taalvaardigheden, creativiteit,
bekwaamheid om in groep te werken, een goede kennis van de nieuwe technologieën
– die vandaag noodzakelijk zijn om een job te vinden en zich snel aan te passen
aan de evolutie van de eisen van het beroepsleven.” Het
ERT somt een lange lijst op van ‘onmisbare bekwaamheden in het beroepsleven’:
in groep kunnen werken, teamspirit, zin voor risico en verantwoordelijkheid,
persoonlijke discipline, durven beslissen en zich engageren, zin voor
initiatief, streven naar uitmuntendheid, competitiegeest en burgerzin. Bij de
Europese Commissie luidt dat: aanpassingsvermogen, verdraagzaamheid tegenover
anderen en tegenover gezag, ploegwerk, het vermogen problemen op te lossen en
risico’s te nemen, enz.
om markten voor allerlei soorten goederen te
creëren
en op grote schaal uit te breiden,
vooral voor goederen waarbij de mode mogelijk een
rol speelt.”
James Rorty, ex-reclamemaker
Er is niets op tegen dat men de jongeren zo goed mogelijk voorbereidt op het latere beroepsleven en hun kansen op het vinden van een job vergroot. Maar het is zeer de vraag of het bijbrengen van vaardigheden die beantwoorden aan de noden van het bedrijfsleven, daarbij veel helpt. Deze vaardigheden en een grotere inzetbaarheid van de arbeiders creëren niet noodzakelijk nieuwe jobs. Zo’n vaardigheden hadden de sluiting van Renault Vilvoorde of het einde van Sabena bijvoorbeeld niet tegen gehouden. Op dat niveau geven andere factoren de doorslag. Wel leveren ze voor de ondernemers interessante financiële voordelen op en betekenen ze daarentegen voor de werknemers een neerwaartse druk op de lonen en de arbeidsomstandigheden.[4] Los daarvan zijn we hier heel ver verwijderd van de oorspronkelijke doelstellingen van het onderwijs. De school en de onderwijswereld worden in deze visie een verlengstuk van de economie en worden ondergeschikt aan de desiderata van het bedrijfsleven en de winstlogica. De ERT: “Het onderwijs moet ten dienste staan van de economische wereld”. In de VS spreekt men van de ‘onderwijsmarkt’, de ‘educatie-business’, de ‘markt van pedagogische diensten en goederen’, ‘educatie-bedrijven’, de ‘markt van leerkrachten en leerlingen’. Van 23 tot 27 mei 2000 ging in Vancouver, in Canada, de eerste ‘Wereldmarkt van het Onderwijs’ (World Education Market) door. Bij ons heeft de rector van de KU Leuven het over de ‘kennis-economie’.
Op een sluipende manier tracht het bedrijfsleven greep te krijgen op het onderwijs. Dat gebeurt voornamelijk via sponsoring en financiering. Vooral aan de hogescholen en aan de universiteiten zet deze trend zich door. De rest komt van privé-sponsors. De gebrekkige werkingsmiddelen zal deze trend ook in het basis- en secundair onderwijs bespoedigen. Via sponsoring en het aanbieden van gratis didactisch materieel introduceren de MNO’s hun merknamen in de scholen: Coca Cola, Nestlé, Nike, … Berekeningen leren dat de consumptie van de gezinnen voor meer dan 40% beïnvloed wordt door de kinderen. Dat vertegenwoordigt voor de Europese Unie een fabelachtig bedrag van 500 miljard euro, dat is bijna het dubbele van het Belgische BNP. Volgens de krant Les Echos “betekenen de omheinde ruimte van de school, en vooral de waarborg van de leerkracht, voor een merknaam een geloofwaardigheidfactor van onschatbare waarde”.[5] De school is m.a.w. een ideaal terrein voor marketing. Het onderwijs wordt hier gebruikt als instrument ter ondersteuning van de economisch markten.
Daarom dient de verantwoordelijkheid voor de
opleiding definitief
opgenomen te worden door de industrie.”
Europese Ronde Tafel (ERT)
Maar men wil veel verder gaan dan dat. Op termijn wil men de onderwijssector voor een belangrijk gedeelte gewoon privatiseren, d.w.z. volledig onderbrengen in privé-handen en onderwerpen aan de winstlogica. In de VS is dit proces reeds langer bezig. Dat gebeurt vooral via afstandsonderwijs. Gespecialiseerde firma’s bieden via het net allerhande on-linecursussen aan: gaande van hulp bij de voorbereiding van examens en monitoraten tot hele afgewerkte studiepakketen. Eén na één beslissen de hogescholen en universitaire centra om dergelijke betaalopleidingen aan te bieden. Maar ook in het lager en secundair onderwijs is de trend van home-schooling in volle opmars. Reeds 1,7 miljoen kinderen krijgen via internet onderricht. De begeleidende pedagogische bedrijven communiceren via het net met de ouders en de leerling: ze informeren over de vorderingen, ze geven advies, stellen buitenschoolse activiteiten voor, … Uiteraard tegen betaling.
In de VS schieten de virtuele universiteiten als paddestoelen uit de grond. Zij zien hun aanbod als een “lokale industrie die na verloop van tijd een mondiale business zal worden”. Zij azen op de wereldwijde studentenmarkt van meer dan 80 miljoen studenten van het hoger onderwijs, een ‘markt’ die tegen 2025 zal verdubbeld zijn. Ook de Europese Commissie wil zijn deel van de markt niet missen. “Een open universiteit is een industrieel bedrijf en het hoger afstandsonderwijs is een nieuwe industrie. Dit bedrijf moet zijn producten verkopen op de onderwijsmarkt waar de wetten van vraag en aanbod heersen.” Om dat te realiseren moet de onderwijsmarkt wel ‘geopend’ worden. Tot voor kort werd het onderwijs opgevat als een non-profitsector en was het verstrekken van onderricht een taak van de nationale of lokale overheid. Daar zal nu verandering in komen. Op de voorbije onderhandelingen van de Wereld Handelsorganisatie (WTO) van november 2001 in Qatar, werd het licht op groen gezet om alle diensten, dus ook het onderwijs, geleidelijk te liberaliseren. De volgende regel werd uitgewerkt. Stel dat een VS-bedrijf een bepaald onderwijspakket wil aanreiken in Frankrijk, dan kan de VS vanaf mei 2002 een concreet aanbod doen aan de Franse regering. Er start dan een bilaterale onderhandeling tussen beide landen en indien deze niets oplevert zal de geschillencommissie van de WTO de knoop doorhakken. Dat wil niet zeggen dat we ons op korte termijn aan allerhande geschillen en processen op het vlak van onderwijs moeten verwachten en dat de onderwijswereld overspoeld zal worden door privé-bedrijven. Maar de bal is wel aan het rollen gebracht. De gevolgen hiervan zijn op termijn nauwelijks te overzien. De maatregel die in alle stilte werd genomen ergens in de woestijn, zou wel eens het startschot kunnen zijn van de volledige hertekening van het onderwijslandschap.
Waarom is het privé-kapitaal nu zo tuk op de privatisering van het onderwijs? Ten eerste gaat het om een gigantische ‘markt’. In de rijke landen is de sector goed voor meer dan 2000 miljard euro. Dat is bijna het dubbele van de omzet van de automobielsector. Dat biedt dus fantastische groeimogelijkheden. Zo’n markt mag je niet laten liggen. Ten tweede, de onderwijsbegroting wordt gefinancierd door belastingen die voor een deel worden betaald door de ondernemingen. Als privé-bedrijven delen van het onderwijs overnemen, kunnen die belastingen dus (nog verder) omlaag. Dat kadert in de algemene neoliberale strategie van de ‘ontvetting van de staat’. Beide redenen zijn ook van toepassing op de privatisering van het transport, energie, communicatie, gezondheidszorgen, enz. Maar voor de onderwijssector komt er nog een derde reden bij. Via de privatisering verkrijgt men namelijk een quasi volledige greep op de leerlingen en dus op de toekomstige arbeidsmarkt. Men kan dan die leerprogramma’s aanbieden die het best geschikt zijn voor de bedrijfswereld. Dat betreft zowel de vaardigheden (zie hierboven) als de ideologie en de waarden die men wil overbrengen. In heel wat opleidingen in de VS prent men de studenten een bedrijfsethiek in die neerkomt op een cultus van de vrije markt en die burgerschap gelijkstelt aan individuele en sociale volgzaamheid. Tenslotte kan de selectie van toekomstige werknemers geperfectioneerd worden. De interactieve leermethodes laten een nauwkeurige fichering toe waardoor men een precies beeld krijgt van de studenten, waaruit dan de meest geschikte werknemer kan gekozen worden. Big Brother is niet ver weg.
“De ultieme macht van de maatschappij ligt bij het
volk:
en als we denken dat ze niet voldoende inzicht
hebben om controle uit te oefenen
dan is de remedie niet hun de macht af te nemen,
maar wel hun oordeel te vormen door onderricht.”
Thomas Jefferson, één van de founding fathers van de
VS
Als deze privatisering zich zou doorzetten, wat zijn dan de mogelijke gevolgen? Het is duidelijk dat er meer aan de hand is dan enkel een wijziging van eigendomsverhoudingen: van de overheid naar de privé. Het onderwijs zelf, d.w.z. de manier waarop het wordt opgevat en georganiseerd is hier in het geding. Vooreerst zal de rol van de school gevoelig afnemen. De oeso: “Op het vlak van informatie en kennis zal de ontwikkeling van verschillende informatie- en kennisbronnen een snelle achteruitgang van het monopolie van onderwijsinstellingen met zich meebrengen. Volgens sommigen maakt de economische, politieke en culturele globalisering het instituut ‘school’, dat lokaal is ingeplant en in een bepaalde cultuur verankerd is, voorbijgestreefd en tegelijk met haar de ‘leerkracht’.” De oriëntatie van de school wijzigt eveneens. In een dergelijke constellatie wordt het onderwijs minder opgevat als een sociale investering in de samenleving, maar eerder als een investering in het individu, als een vehikel voor individuele carrièrebuilding en als selectie van de besten. Eens de wetten van vraag en aanbod spelen in het onderwijsveld zal er heel snel een polarisatie opduiken. Er zullen enerzijds elitescholen – of moeten we zeggen kennisbedrijven - ontstaan, die zwaar gesponsord worden, die de beste leerkrachten zullen aantrekken, die topkwaliteit afleveren en hoge inschrijvingskosten zullen aanrekenen, en anderzijds derderangs scholen met weinig middelen en gericht op de laagste sociale lagen van de maatschappij. Vaarwel democratisering. De openbare school[6] zal zijn doelstellingen fel reduceren en zich nog hoofdzakelijk toeleggen op de allernoodzakelijkste basisvaardigheden. Hij zal eveneens opvang bieden aan de allerlaagste sociale klassen of aan leerlingen die niet kunnen meedraaien in het dure, flexibele en geïndividualiseerde onderricht. Tenslotte zal de democratische controle op het onderwijs en de opvoeding sterk worden uitgehold. Zo bijvoorbeeld is de onderwijsinspectie in Groot-Brittannië nu reeds aan privé-instellingen toevertrouwd. Het is algemeen bekend dat de overheden hoe langer hoe minder controle uitoefenen op de grote bedrijven. De ‘kennis-multinationals’ zullen daarop geen uitzondering vormen.
Voor de leerkracht kunnen de gevolgen evenzeer ingrijpend zijn. Zijn of haar rol als opvoeder wordt ondermijnd. Dat was al zo als gevolg van de toegenomen invloed van de televisie, bioscoop, media, het internet en de publiciteit. Opnieuw de oeso: “Ook binnen de onderwijsinstellingen kan een duidelijk geïndividualiseerde manier van leren, die flexibel is en aan de vraag beantwoordt, de plaats innemen van methodes die veel te log zijn en door het aanbod worden bepaald. Zij kondigt de achteruitgang van de rol van de leerkrachten aan. Getuige hiervan de ontwikkeling van nieuwe bronnen van leren andere dan het lerarencorps, meer bepaald de nieuwe informatietechnologieën en andere menselijke hulpbronnen.” De leerkracht zal zich ook heel flexibel moeten opstellen om snel en efficiënt te kunnen inspelen op de nieuwste trends en verwachtingen van het bedrijfsleven. De leerkracht zal minder gezien worden als een creatieve intellectueel dan wel als een gespecialiseerde technicus. Uiteraard zal zijn statuut ook wijzigen. Ervaringen uit andere sectoren leren dat privatisering geen zegen betekent voor het statuut van een werknemer…
En wat met de leerling, of beter de klant? Zijn onderwijsaanbod zal afhangen van de koopkracht van zijn ouders. Het sociaal Darwinisme loert opnieuw om de hoek. In plaats van een brede ontwikkeling van zijn capaciteiten zal hij getraind worden in de noodzakelijke marktvaardigheden. Hij zal ingewijd worden in een cultuur van de oorlog: ieder voor zich. Hij zal hoe langer hoe minder leren zich solidair op te stellen en het algemeen belang te dienen. Zijn maatschappelijk inzicht zal verengd worden tot het strikt utilitaire. Meteen wordt een belangrijk fundament van de democratie ondergraven.
Sommigen zullen geneigd
zijn te denken dat ze hier met sciencefiction te maken hebben en dat het wel
allemaal zo’n vaart niet zal lopen. We kunnen uiteraard de toekomst niet
voorspellen, maar we kunnen alleen maar vaststellen dat de samenleving
bijzonder snel evolueert en dat het onderwijs daaraan niet zal ontsnappen.
Niemand had vijftien jaar geleden kunnen voorspellen dat het internet en andere
communicatiemiddelen zo’n impact op ons leven zouden hebben. Wie had twintig
jaar geleden gedacht dat Sabena zou verdwijnen? Onze bedenkingen gelden ook
niet voor de nabije toekomst maar eerder voor de middellange termijn. Ze zijn
gewoon de uitvergroting van trends die nu reeds volop in de VS bezig zijn, en
die zoals dat vaak het geval is, na verloop van tijd bij ons komen overgewaaid.
Tenslotte, het gaat om mogelijke en niet om noodzakelijke scenario’s. De
privatisering van het onderwijs is geen onontkoombaar lot. Of en in welke mate
dit proces zich zal doorzetten zal afhangen van maatschappelijke keuzes en
prioriteiten. En in deze kunnen de ouderverenigingen en de vakbonden een aardig
woordje meespreken.
J. Aznar, Más Europa. Programa de la Presidencia Española de la EU. www.eu2002.es.
M. Cardella, School-to-Work, A Corporate Raid on Public Education. www.znet.org. (oktober 1996)
G. Cromme, Commentaar op de European Business Summit, in de workshop: Nurturing
Innovators Through Education, 9 juni 2000.
ERT, Education et compétence en Europe. Februari 1989, p. 4
ERT, Une éducation européenne. Vers une société qui apprend. Juni 1995.
Europese Commissie, Rapport de la Commission. Les objectiefs concrets
futurs des systèmes d’éducation. COM(2001)59, Brussel 31 januari 2001
H. Giroux, The business of Public Education. http://vm.uconn.edu/~ser00003/giroux1.htm.
P. Henry, Internationales du commerce contre enseignement public ? Le Soir 10 oktober 2001.
N.
Hirtt, e.a., School onder Schot. De democratisering van het onderwijs niet
bestand tegen de crisis. Berchem 1997.
N.
Hirtt, Het oeso-rapport 1998
over onderwijsbeleid. http://users.skynet.be/aped/ovds.
N. Hirtt, Les trois axes de la machandisation scolaire. http://users.swing.be/aped/Fiches/F0073.html.
N. Klein, No Logo. De strijd tegen de dwang van de wereldmerken. Rotterdam 2001.
ocde, Politiques du marché du travail: nouveaux défis.
Apprendre à tout âge pour rester employable durant toute la vie. Parijs 14-15 oktober 1997, ocde/gd (97)162.
R. Petrella, Cinq pièges tendus à l’éducation. Le Monde Diplomatique oktober 2000, p. 6.
M.
Vandepitte, De
onderhandeling van de WTO in Qatar. http://www.indymedia.be/.
(maart 2001)
[1] Gérard Cromme is niet de eerste de beste. Hij is
lid van de UNICE, één van de belangrijkste lobbygroepen van de Europese Unie,
die zwaar doorweegt op de politieke besluitvorming. Cromme is ook lid van de
Europese Ronde Tafel van Industriëlen (ERT) een andere machtige lobbygroep.
[2] Met dien verstande dat het enkel ging om de elite van kinderen van ‘vrije’ burgers. Slaven en boeren, maar ook meisjes werden uitgesloten.
[3] De oeso groepeert op
enkele uitzonderingen na de dertig rijkste landen ter wereld. Dit invloedrijk
orgaan is de combinatie van een openbare instelling en een drukkingsgroep. Zij
bestaat uit een groep experten die geselecteerd worden door de leidende
financiële en commerciële groepen, in samenspraak met de nationale staten. Haar
filosofie is die van het neoliberale’eenheidsdenken’: globalisering,
liberalisering, deregulering, privatisering, …
[4] De ondernemers krijgen de meest efficiënte werkkrachten en krijgen de mogelijkheid om ‘niet gechoolde’ en dus goedkopere arbeiders aan te werven. Ze kunnen besparen op eigen opleidingsbudgetten. Door het toegenomen aanbod van inzetbare werknemers zal dat op de lonen en arbeidsomstandigheden een neerwaartse druk veroorzaken.
[5] Les Echos 14 januari 1998.
[6] We bedoelen hier de scholen die niet in handen zijn van privé-kapitaal maar die gesubsidieerd worden door de overheid, d.w.z. zowel het vrij als het gemeentelijk, provinciaal of gemeenschapsonderwijs.