In Europa raken de gemoederen op steeds meer plaatsen verhit door de situatie in het Midden-Oosten. In Frankrijk gaat dit gepaard met een afnemend besef van wat antisemitisme is en een toenemende acceptatie van anti-joodse retoriek. Die ontwikkeling dreigt een eigen leven te krijgen. In Frankrijk vinden op dit moment gemiddeld tien anti-joodse incidenten per dag plaats: synagogen en joodse scholen worden in brand gestoken, begraafplaatsen worden vernield en joden worden op straat uitgescholden of aangevallen. Een aantal joodse leiders sprak zelfs over «een nieuwe Kristallnacht». Het electorale succes van de extreem rechtse populist Le Pen — die zowel anti-moslim als anti-joods is — in de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen, zal hen er niet geruster op hebben gemaakt. De ochtend na de verkiezingen relativeert rabbijn Cohen de uitslag («Het gaat om een winst van maar twee procent»), maar hij is ervan overtuigd dat de aanslagen van de afgelopen maanden Le Pen, die als thema «openbare veiligheid» heeft, zeer hebben geholpen. Le Pen heeft zich dit keer wijselijk onthouden van openlijke aanvallen op immigranten en joden, maar: «Hij is intelligent en weet precies waarover de mensen zich zorgen maken.» Imam Omar Mahassin reageert zeer terughoudend: zijn mening is niet representatief voor de moslimgemeenschap in Frankrijk. Hij reageert geïrriteerd op de vraag of de situatie van de afgelopen maanden Le Pen in de kaart heeft gespeeld: «Geen sprake van!» Een groep Arabische intellectuelen, die eerder deze maand een verklaring publiceerde waarin ze het geweld tegen joden veroordeelde, waarschuwde echter toen al dat de aanslagen alleen maar «de fascisten in de kaart zouden spelen». Over de aanleiding voor het geweld zijn de betrokkenen het eens: de situatie in het Midden-Oosten heeft ook elders in Europa de gemoederen verhit. Maar waarom zijn juist in Frankrijk de anti-joodse incidenten zo talrijk en zo hevig? De synagoge in de rue Copernic in Parijs, die in 1980 het doelwit was van een bomaanslag waarbij vele doden en gewonden vielen, ligt er op deze lentedag vredig bij. Behalve een parkeerverbod direct voor het gebouw lijkt er geen sprake van speciale veiligheidsmaatregelen. Een vrouw die het gebouw verlaat, houdt vriendelijk de deur open voor de onbekende bezoekster, geheel in strijd met de geldende veiligheidsvoorschriften voor synagogen in Europa. Rabbijn Williams, Brit van geboorte, werkt al 26 jaar in de rue Copernic. Tot nu toe is zijn synagoge in de afgelopen maanden gespaard gebleven voor aanslagen. «De aanslag in 1980 was het werk van professionele terroristen. De context is nu heel anders; 99 procent van de huidige incidenten vindt plaats in gebieden waar zowel uit Noord-Afrika afkomstige sefardische joden als Noord-Afrikaanse moslims wonen.» Bovendien blijkt uit de arrestaties die tot nu toe zijn verricht dat de daders veelal jongeren zijn met een strafblad op het gebied van kleine criminaliteit. «Het zijn jongeren die gewoonlijk auto’s in brand steken en met de politie vechten. Nu hebben ze een ander doel voor hun agressie gevonden.» Gezien de geografische en sociologische spreiding van de aanslagen lijkt Williams gelijk te hebben: het merendeel vindt plaats in Parijs en Zuid-Frankrijk, waar de migranten gemiddeld twintig procent van de bevolking vormen en dan ook nog voornamelijk in de banlieues, de verpauperde en verwaarloosde voorsteden waar zowel veel Noord-Afrikaanse moslims als sefardische joden wonen. De Noord-Afrikaanse jongeren, die veelal in Frankrijk zijn geboren maar nog steeds als vreemdelingen worden beschouwd, «hebben een appeltje te schillen met de Franse maatschappij in het algemeen», aldus Williams. Bij deze jongeren gaat het dan ook niet om traditioneel Frans antisemitisme, meent rabbijn Williams. Dit werd vooral gevoed door de rooms-katholieke kerk en wat hij de «geld mythologie» noemt. Deze factoren spelen in zijn visie geen rol van betekenis meer. «Het is buitengewoon onaangenaam en tragisch voor wie in de vuurlinie ligt. Het zou ook heel gevaarlijk kunnen worden. Maar het is specifiek aan het Midden-Oosten gerelateerd.» Ondanks alles meent rabbijn Williams dat als je toch vijanden moet hebben «je beter af bent met jeugdige crimineeltjes dan met de vijanden van Dreyfuss». Met dat laatste doelt hij op de maatschappelijke elite die, gesteund door een groot deel van de bevolking, rond 1900 een antisemitische hetze zonder weerga ontketende tegen de onfortuinlijke, van landverraad beschuldigde joodse kolonel. «Wat we nu meemaken, hoe erg het ook is, is onvergelijkbaar met hoe moeilijk het was om een jood te zijn in Frankrijk in die tijd, laat staan in de Tweede Wereldoorlog.» Rabbijn Tom Cohen, die de «zwervende» Parijse gemeente Kehillat Gesjer leidt, is het niet helemaal eens met zijn collega: «Er zijn al langer spanningen tussen de sefardische joden en de maghrébins (zoals de Noord-Afrikanen in Frankrijk worden genoemd — mr). De joden bewaren bepaald geen prettige herinneringen aan de jaren dat ze in Marokko, Tunesië of Algerije woonden. Het zijn twee groepen die ‹elkaar kennen›, in die zin dat ze negatieve opvattingen hebben over elkaar.» Het is ook niet zo dat de aanslagen uitsluitend plaatsvinden in de voorsteden. Cohen: «In mijn eigen zeer bourgeois buurt, de Marais (de voormalige Parijse jodenbuurt, nu een toeristische trekpleister — mr) is een synagoge aangevallen met molotovcocktails. Ze hebben het stilgehouden, uit angst om anderen op een idee te brengen.» In de rue des Rosiers, het hart van de Marais, toont een flinke ster in een ruit van een joodse winkel dat het centrum van Parijs inderdaad niet gespaard blijft. Cohens eigen gemeente krijgt geen speciale bescherming op dit moment. «Dat was wel anders tijdens de afgelopen Hoge Feestdagen (die rond 11 september vorig jaar vielen — mr). Maar toen kwam er dan ook personeel van de Amerikaanse ambassade naar de diensten.» Rabbijn Cohen heeft de indruk dat de joodse gemeenschap bang is. Dat blijkt ook uit de toon van de artikelen in Tribune Juive, het officiële weekblad van de joodse gemeenschap in Frankrijk. Naast deprimerend lange lijsten van aanslagen op synagogen en straatgeweld tegen individuele joden zijn er artikelen waarin linkse politici en de Franse pers in het algemeen worden beschuldigd van stemmingmakerij tegen de joodse gemeenschap. Veel contact met de moslimgemeenschap is er niet. Cohen: «Twee jaar geleden, na een aanslag op een synagoge in de voorstad Poissy, is er een interreligieuze dialoog op gang gekomen tussen vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap, de katholieke kerk en de joodse gemeenschap.» Die dialoog speelt zich af op het niveau van de leiders. De doelstelling was heel bescheiden: «Een gesprek beginnen, elkaar leren kennen, barrières slechten.» De dialooggroep leidt een kwijnend bestaan. De rabbijnen wijten beiden een deel van de problemen aan het volgens hen typisch Franse linkse antisemitisme, de moderne opvolger van het anti-joodse sentiment ten tijde van Dreyfuss, dat vooral gevaarlijk is omdat het niet als zodanig wordt onderkend. De Franse boerenleider en antiglobalist José Bové verkondigde onlangs in Libération dat het anti-joodse geweld wel het werk zou zijn van de Israëlische geheime dienst, het was immers de Israëlische regering die profiteerde van de «psychose» die dit geweld veroorzaakte. Eind januari presenteerden twee oud-voorzitters van Médécins du Monde, Jacky Mamou en Jacques Lebas, een petitie «contre la banalisation de l’antisémitisme», waarin zij mensen veroordeelden die «joodse medeburgers» aanvallen «zonder hen eerst naar hun mening over het beleid van de staat Israël te vragen». In het algemeen lijkt links in Frankrijk gevangen in zijn symbolen. Nicolas Weill in Le Monde van 10 april: «Voor de één is de intifada een icoon van de strijd van de Derde Wereld van vroeger, het antiglobalisme van vandaag of de ellende van de banlieues.» Mede daardoor, zo stelt Weill, wordt het steeds moeilijker «antisemitisme te veroordelen voor wat het is». Bijna zestig jaar na de shoah is, ondanks alle onderwijs, «een deel van het publiek — en niet alleen in de banlieues — ontoegankelijk voor principiële stelling namen, in elk geval als het om joden gaat». In de linkse media, ook de gematigde als Le Monde, wordt sinds kort een discussie gevoerd over de rol van de pers in de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. Rabbijn Tom Cohen is ervan overtuigd dat «progressieve journalis ten de steun die zij in het verleden hadden moeten geven aan de Algerijnse onafhankelijkheidsbeweging, projecteren op de Palestijnen». In combinatie met wat rabbijn Williams een obsessie met alles wat joods is, noemt, leidt dit tot een verbazingwekkende hoeveelheid ruimte die dagelijks in de kranten wordt ingenomen; niet alleen door berichtgeving over het Midden-Oosten, maar ook door tientallen opiniestukken. Daarbij was de verklaring in Le Monde van de groep Arabische intellectuelen, die de anti-joodse aanslagen veroordeelden, het meest ondubbelzinnig. Tribune Juive stelt dan ook vast dat de veroordeling van de aanslagen door woordvoerders uit de moslimgemeenschap veel scherper is dan die door extreem links, dat het houdt bij «genuanceerde» uitspraken, waarin in één adem de aanslagen worden veroordeeld en kritiek wordt geuit op het beleid van Sharon. Rabbijn Cohen is ervan overtuigd dat de houding van Franse politici ten opzichte van Israël niet alleen wordt bepaald door Frankrijks politieke en economische belangen in het Midden-Oosten, maar ook door het feit dat de zes miljoen Noord-Afrikaanse moslims inmiddels tien procent van de bevolking uitmaken, electoraal een aanzienlijk interessantere groep dan de zeshonderdduizend joden, die slechts een minuscule één procent van de bevolking vormen. Misschien lonken de gematigde partijen van links en rechts inderdaad naar de islamitische kiezers, maar het lijkt onvermijdelijk dat de rellen en aanslagen van de laatste maanden een rol hebben gespeeld bij de verkiezingen van afgelopen zondag. Le Monde sprak twee weken geleden al afkeurend over de «perverse gevolgen van een geïmporteerd conflict». Volgens rabbijn Cohen hebben rechtse politici in hun campagnes in bedekte termen gerefereerd aan «die vreemdelingen die in ons land met elkaar vechten». Wat zich in elk geval duidelijk aftekent in de halfslachtige veroordelingen van de aanslagen door veel politici en in de uitspraken van linkse intellectuelen is een afnemend besef van wat antisemitisme is en een toenemende acceptatie van anti-joodse retoriek, die weliswaar is gekoppeld aan de situatie in het Midden-Oosten, maar steeds meer een eigen leven dreigt te krijgen. Misschien dat de schok van de verkiezingswinst van Le Pen joden en moslims in Frankrijk tot het besef brengt dat zij als minderheden gezamenlijke belangen hebben die urgenter zijn dan hun verschil van mening over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Om te beginnen zou de interreligieuze dialooggroep waarvan rabbijn Cohen deel uitmaakt, samen met vertegenwoordigers van de moslims en de katholieke kerk, nieuw leven kunnen worden ingeblazen. Cohen: «Ik heb sinds het begin van de aanslagen niets van de anderen gehoord. Geen telefoontje om hun bezorgdheid te uiten. Ik hoop dat het is omdat imams en priesters het net zo druk hebben als rabbijnen.» .