We denken dat dit artikel stof is voor debat en discussie. Daarom postten we het een tweede maal. De eerste maal leidde het debat ons niet verder dan een FLAME WAR of haantjes gevecht zoals iemand het omschreef. Deze maal vragen we aan alle deelnemers in het debat om er geen FLAME WAR van te maken. han, voor IMC-Edito team. ------------------------------------------------- Het Belgisch Social Forum en de slag om de civiele maatschappij Het keurslijf van de verzoening Het heet dat België een sterk uitgebouwd verenigingsleven heeft. Grote NGO’s of verenigingen hebben duizenden leden en medewerkers, beschikken over tientallen vrijgestelden, geven tijdschriften uit en beschikken dankzij de overheidssubsidies en giften over geld, veel geld. Via een uitgebreid net van lokale inplanting en een geprivilegieerde toegang tot de pers bereiken ze grote delen van de bevolking. In Vlaanderen zijn ze nog iets beter georganiseerd dan in Wallonië. Het katholieke verleden zit daar voor veel tussen. We spreken wel degelijk van grote NGO’s omdat de kleintjes er nauwelijks aan te pas komen. Een organisatie als Broederlijk Delen haalt in zijn eentje jaarlijks 7 miljoen euro op en beschikt over tientallen vrijgestelden. Zoals multinationals de markt beheersen en controleren, zo zwaaien de grote NGO’s de plak in het progressieve milieu. Samen met de vakbonden hebben de grote NGO’s van oudsher een quasi monopolie op het zogenaamde maatschappelijke middenveld. Wou je een grote massabetoging organiseren dan kon je niet rond grote organisaties als ACW, 11.11.11/CNCD, de vakbonden, … Dat is des te meer het geval omdat in België noch anarchistische groepen, noch linkse partijen een grote mobilisatiekracht hebben, zoals dat bijvoorbeeld wel het geval is in Italië. De enige en gedeeltelijke uitzondering hierop is de PVDA en zijn aanverwante organisaties. De monopoliepositie betreft niet alleen de mobilisatie, maar ook het politiek gedachtengoed. En dat wordt vooral gekenmerkt door een centrumpositie overgoten met een braaf progressief sausje. In de jaren zeventig en tachtig is er zowel bij de NGO’s als bij de vakbondstop even een opflakkering geweest van militantie, maar dat is reeds lang voorbij. Eén voor één hebben de grote NGO’s hun radicale standpunten ingeleverd. De ooit zo sterke en militante vredesbeweging en ecologische beweging van de jaren tachtig zijn uitgedoofd in een groene partij die nu één voor één alle oorlogen goedkeurt, die de werken aan Doel laat hervatten, die zonevreemde villa’s ongemoeid laat, enz. Sinds vorig jaar zijn enkele derdewereld-NGO’s zelfs in zee gegaan met grote multinationals, in het kader van de bedrijfsgiftenbank (CFP). Politieke analyses worden vaag gehouden, stelselmatig werden woorden als kapitalisme, imperialisme en bevrijdingsstrijd uit het vocabulaire geschrapt en vervangen door softe woorden als duurzame ontwikkeling, civiele maatschappij, gender, empowerment, marktconformiteit, … Het marktdenken wordt omarmd, mits enige sociale correctie, zoals dat heet. Op dat vlak zitten de NGO’s ongeveer op dezelfde golflengte als de traditionele politieke partijen, incluis de groenen. Dat hoeft niet te vewonderen. Sommigen zijn rechtstreeks verbonden met een politieke partij, zoals bijvoorbeeld Fos met SpA of Act met CD&V. Bij andere is die band minder direct zoals bij Wereldsolidariteit, onderdeel van ACW, waar de band met de CD&V meer en meer problematisch wordt. Andere leunen dan weer politiek sterk aan bij een bepaalde partij. Zo stemt bijvoorbeeld 70 tot 80 % van de wereldwinkeliers op Agalev. Het establishment kon tot voor kort op zijn beide oren slapen. Het middenveld zat vastgesnoerd in ‘het keurslijf van de verzoening’. Van die kant moest niet veel gevreesd worden. Het vertrouwen in de politieke mallemolen en in de media is misschien wel gedaald tot onder de twintig procent, maar dat wordt gecompenseerd door de controle over het maatschappelijk middenveld. Het enige probleem was de jeugd. Noch de vakbonden noch de NGO’s slagen er in om ze te bereiken en te mobiliseren, zeker niet zo massaal als ze gewoon waren. En ja op een happening zoals World Shake komen ze wel af, maar zich blijvend engageren, dat is een paar andere mouwen. De nieuwe uitdaging En dan kwamen Seattle, Göteborg en Genua. Een nieuwe generatie militanten stond op. Opvallend veel jongeren, en vooral radicaal en offensief. In plaats van braafjes te dialogeren met de machtigen probeerden ze hun vergaderingen te boycotten. Het anti-kapitalisme van de jaren zeventig en tachtig werd van onder het stof gehaald. De beweging werd een hype en kon op toenemende steun rekenen bij de bevolking. Het establishment begreep direct het gevaar. Niet minder dan de eigen legitimiteit kwam in het gedrang: de WTO, het IMF, de G8, … alles kwam onder schot te liggen. Vandaar de repressieve reactie, de liefdesverklaringen van partijvoorzitters en het charmeoffensief van Verhofstadt. De grote NGO’s en vakbonden bekeken het fenomeen aanvankelijk met gemengde gevoelens. Aan de ene kant distantieerden ze zich van de antiglobalisten omwille van het geweld op de betogingen en het radicale politiek platform. Aan de andere konden ze niet om het feit heen dat - in tegenstelling tot zijzelf -deze beweging er wel in slaagde jongeren te mobiliseren. Bovendien zagen ze ook dat er een groeiende dynamiek uitging van de beweging, zeker na Genua. Ze dreigden m.a.w. het monopolie op het middenveld te verliezen.”We wilden ons door de andersglobalisten niet zomaar laten voorbijsteken” aldus de hoofdredacteur van de Wereldmorgen, het maandblad van 11.11.11. Aanvankelijk wisten de grote NGO’s niet hoe te reageren, zeker niet waar ze het initiatief niet zelf genomen hadden. In Brugge, Luik en Gent hadden ze de organisatie praktisch volledig in handen en was er geen probleem. De manifestaties zouden rustig verlopen. Van directe actie of burgerlijke ongehoorzaamheid was in ieder geval geen sprake. Ook de respectievelijke platforms waren braaf genoeg om onderschreven te worden door organisaties als Broederlijk Delen en Pax Christi. Zelfs traditionele partijen hadden er geen moeite mee. Verhofstadt zag het zitten. Terwijl de manifestanten op 19 oktober buiten aan het ‘mani-feesten’ waren besloot de regering vrolijk om mee ten oorlog te trekken tegen het armste land ter wereld, Afghanistan. Met de geplande manifestaties van en rond 14 december lagen de zaken anders. De boodschap was anti-Europees en er werd een ‘cordon sanitair’ gepland tegen de Eurotop in Laken. Dat was net iets te radicaal. Daarom weigerden de NGO’s hun deelname. Maar daardoor hadden ze er ook geen greep op. Ze kozen ervoor om deze beweging te marginaliseren. Ze distantieerden zich ervan en riepen niet op voor de betoging van de veertiende. Maar na Genua groeide snel het besef dat deze marginalisatie niet zou lukken en dus de verkeerde strategie was. Eind september waren reeds een honderdtal organisaties lid van D14. Er waren meer dan tien lokale D14 comités. 11.11.11 Brabant en Kempen werden lid van D14. Buitenlandse organisaties waren aan het mobiliseren voor de veertiende. De mediabelangstelling was er. Het keerpunt De trein was hoe dan ook vertrokken en mocht niet gemist worden. Het kwam er nu op aan hem op de juiste wissels te krijgen. Zolang de grotere NGO’s aan de kant bleven staan was de beweging in de greep van radicaal links. De hoofdteneur van de antiglobalisatiebeweging dreigde over te hellen naar het anti-kapitalisme. Dat moest ten alle prijze vermeden worden. Vanuit Attac Frankrijk en de Vierde Internationale werden de grote kannonnen ingezet om het tij te doen keren en de grote NGO’s te overhalen. Na enige aarzeling en niet zonder de nodige moeite lukte het. Het Ngo-forum zag het licht. Het platform werd afgezwakt en alles werd in het werk gesteld om de manifestatie (zo ver mogelijk) weg te houden van Laken. Het lukte. De betoging van 14 december was op enkele kleine schermutselingen na ‘een toeristische wandeling’ zoals iemand ze omschreef. Van directe actie was niets te merken. Radicale ecologische jongeren redden de eer door twee dagen voordien het kantoor van een chemische lobby te bezetten. Tussen haakjes, de grote NGO’s hadden niet of nauwelijks gemobiliseerd voor deze betoging en brachten naar schatting slechts 10% aan van de betogers. Werknemers van 11.11.11 kregen op 13 december vrij om mee te betogen met de syndicalisten terwijl ze de dag daarop voor hun ‘eigen’ betoging vrijaf moesten nemen… Bij de vakbonden was het voorbehoud tegenover de beweging sterker. Zij hadden vooral schrik om de controle op hun eigen basis te verliezen en hielden zich daarom afkerig. Het heeft daarom iets langer geduurd voor ze op de kar zijn gesprongen. Het keerpunt was Porto Allegre II. Ditmaal waren ze wel sterk aanwezig. De stemming was er ook duidelijk minder radicaal dan de vorige jaargang. Dat was o.a. te wijten aan de massale aanwezigheid van jawel grote NGO’s en vakbonden. Want zij kunnen zich gezien hun middelen die overtocht gemakkelijk veroorloven. Dat kunnen de vele volksorganisaties zich niet permitteren. Het gevolg is dat het World Social Forum zo’n beetje het Mekka is geworden van de vrijgestelden van bemiddelde (gesubsidieerde) grote organisaties. Dat komt de radicaliteit natuurlijk niet ten goede. Nog een geluk dat het MST er ook van de partij was. Wat er ook van zij, de Belgische antiglobaliseringsbeweging is sedertdien omarmd door de grote NGO’s en vakbonden, letterlijk en figuurlijk. Dat heeft zich gekristaliseerd in het Belgisch Sociaal Forum, het lokaal verlengstuk van het World Social Forum. NGO’s die flirten met MNO’s ontpoppen zich nu als de grote woordvoerders van de antiglobalisten. Je moet het maar presteren. Ondertussen heeft Oxfam-Solidariteit zich wijselijk teruggetrokken uit het huwelijk met de MNO’s. Maar, als de grote NGO’s en vakbonden zich presenteren als antiglobalisten, dan moeten de scherpe kantjes uiteraard worden verwijderd. De term ‘anti-globalisten’ klinkt te negatief en wordt vervangen door ‘anders-globalisten’ of ‘democratische globalisten’. In deze laatste term kan zelfs Verhofstadt zich herkennen. Er wordt voorzichtige ‘stoere’ taal gehanteerd over de privatiseringen, over duurzame ontwikkeling, schuldenlast, enz. Een overleg met de politieke wereld wordt in het vooruitzicht gesteld. De cirkel is rond, het keurslijf van de verzoening is hersteld. De antiglobalisten zitten opnieuw in het raamwerk van dialoog met de overheid. Tot mislukken gedoemd “Want wat vragen de antiglobalisten eigenlijk?” vraagt Patrick Janssens zich af: “Een sociaal-democratisch model op wereldschaal!” Na de ‘operatie recuperatie’ lijkt dat gelukt te zijn. Collega Johan Vande Lanotte waarschuwt wel om dat niet al te hardop te zeggen: “We mogen niet de indruk geven deze beweging te willen recupereren”. De antiglobaliseringsbeweging is kennelijk onder controle. Het middenveld is opnieuw onschadelijk. Zo lijkt het. Maar het establishment, zowel die van de politiek als van het verenigingsleven of de vakbonden, vergist zich. De strategie is gedoemd om te mislukken. Internationaal wordt de beweging - ondanks Porto Allegre - radicaler. In Barcelona waren de twee grote leuzen ‘tegen het Europa van het kapitaal’ en ‘tegen het Europa van de oorlog’. Zichzelf antiglobalist (of andersglobalist) blijven noemen met een verwaterde en sociaal-gedemocratiseerde versie zal steeds moeilijker worden. Wat als de antiglobaliseringsbetogingen regelmatig blijven uitdraaien op confrontaties met de repressieapparaten? De kans is groot dat het Belgisch Sociaal Forum zich vooral zal toeleggen op ‘praten’ en discussiëren onder vrijgestelden. Het zal wellicht een groep van voornamelijk plusveertigers worden waar enkele jongeren symbolisch zullen worden opgevoerd om de schijn hoog te houden. Voor tops zoals die van de UNICE in juni of andere directe acties zal nauwelijks worden gemobiliseerd. Het is maar de vraag of dit de min dertigers zal aantrekken. Zal de recuperatiestrategie lukken of zal men integendeel de radicaliteit in eigen rangen ongewild versterken? Naar aanleiding van de top van Laken zijn heel wat basisleden van zowel NGO’s als vakbonden zich militanter gaan opstellen, ondanks de afremmende houding van de leiding. De tegenstellingen op wereldvlak zullen de komende jaren ongetwijfeld toenemen en daardoor zal de radicaliteit globaal genomen onvermijdelijk met sprongen vooruitgaan. De tijd staat aan onze kant. Toon Danhieux Voetenoten: L. Van Woensel, Water bij de Wijn. Evolutie van de maatschappijvisie van Oxfam-Wereldwinkels sinds haar ontstaan tot op vandaag. Licentiaatsthesis RUG, 2001, p. 53 en 71. Volgens een opiniepeiling steunde meer dan zeventig procent van de Italianen de eisen van de manifestanten in Genua. In Frankrijk was er een soortgelijke peiling over hetzelfde, daar bedroeg de steun meer dan zestig procent. Le Soir 17/7/2001 ; C. Losson & P. Quinio, Qui sommes-nous ? Génération Seattle. Grain de Sable jan. 2002. De antiglobaliseringsbetogingen werden ook gekenmerkt door geweldplegingen van een deel van de manifestanten zelf. Nog los van het feit dat het hier in een aantal gevallen om provocatie of infiltratie van de repressiediensten zelf gaat, moeten we toch vaststellen dat het repressieve antwoord van de politie volledig buiten proportie is. Geen enkele boerenbetoging in Brussel kende zo weinig ‘geweld’ als op de bewuste betoging van 14 december. Toch vond de politie het nodig om de gehele groep van duizenden manifestanten na afloop te omsingelen en te provoceren. Pagina 11, maart 2002, p. 3. Hij heeft het hier over de vernieuwing van de Wereldmorgen. Het gaat respectievelijk om Bernard Cassen en Christophe Aguiton. Interview in Humo 31 juli 2001, p. 10. De Standaard 15 oktober 2001.