Hieronder vind je de getuigenis van een van de vluchtelingen die erg hardhandig werd aangepakt: -------------------------------------------------------- Dinsdagmorgen 30 juli blijkt in blok 3, waar ik samen met een vijftigtal andere vluchtelingen opgesloten zit, een sleutel verloren te zijn. Er wordt geen aktie ondernomen: de ramen worden niet gesloten, de directie wordt niet verwittigd. Alles gaat zijn gewone gang. ‘s Namiddags wordt er opnieuw meegedeeld dat er een sleutel verdwenen is en dat de we één uur de tijd krijgen om na te denken. Na een uur gebeurt er niets. Om 22u ‘s avonds worden we één voor één geroepen. We worden gecontroleerd: eerst fouilleert iemand de gevangenen, daarna worden we gecontroleerd met de metaaldetector en vervolgens moeten we ons, behalve onze onderbroek, uitkleden en ons vervolgens opnieuw kleden. Na deze controle worden we opgesloten in kleine cellen. Er wordt op de deuren geklopt en geroepen omdat we niets te maken hebben met de sleutel. We brengen de nacht door in de kleine cellen (in blok 5). Woensdagmorgen komen de maatschappelijk assistenten toe. Ze zijn niet akkoord met de maatregel dat we opgesloten worden in isolatiecellen. In de toiletten wordt het fluitje van een van de bewakers gevonden woensdagvoormiddag. ‘s Namiddags vindt er een vergadering plaats tussen de direktie, de hoofdbewakers en de maatschappelijk assistenten. Er wordt beslist dat we terug mogen keren naar het blok waar we normaal verblijven. Om 17u in de namiddag komt de directrice de leefzaal binnen. Een hoofdbewaker vraagt ons stil te zijn opdat de directrice het woord kan nemen. Ze zegt ons contact te hebben opgenomen met de minister van binnenlandse zaken. Deze zou bevel gegeven hebben om de zaken te compliceren en dat wij gevolgd zullen worden door de minister van binnenlandse zaken. Voortaan mag er niet meer gerookt worden, niet meer getelefoneerd, niet langer bezoek, ... De mensenrechten worden opgeschort. De bewakers beginnen na deze woorden te applaudisseren. Wij, gevangenen, applaudisseren eveneens uit reaktie. Even later beginnen de nieuwe maatregelen toch op de zenuwen te werken van de gevangenen. Er wordt op de tafels geklopt en onze rechten worden geëist: we willen niet terug keren naar de kleine cellen, we willen roken, telefoneren,... Nadia en Ann, de maatschappelijk assistenten, zeggen ons dat het beter is dat we beter uit eigen beweging terug keren naar de cellen. Zoniet komt de rijkswacht tussenbeide. We blijven weigeren terug te keren naar de cellen. We hebben niets te maken met de verloren sleutel en vinden de sancties ten onrechte. De gevangenen worden één voor één geroepen bij Nadia en de bewakers en er wordt hen gezegd terug te keren naar de kleine cellen. Elke gevangene die bij de deur nadert wordt met geweld door de bewakers vast genomen en afgevoerd naar de isolatiecellen. Ook zij die naar het toilet willen gaan, zien we niet meer terug. Na een tijdje krijgen we dit in het oog en besluiten we ons als groep - op dat moment 25 tot 30 personen - terug te trekken in de zaal. Tussen 21u30 en 22u komen 40 tot 60 bewakers met matrakken de zaal binnen. Ook tien rijkswachters met schilden stellen zich op in de zaal. Vier of vijf honden zijn op de binnenplaats van het centrum. Een van de gevangenen die mentaal ziek is neemt een venster, gooit het op de grond, neemt een van de scherven en dreigt zichzelf van kant te maken als iemand hem durft aan te raken. Daarop worden we geslagen door de bewakers die uiterst agressief te werk gaan. Samen met een Albanese vluchteling word ik als eerste aangepakt. Zeven bewakers springen op mij. Mijn hoofd wordt door een van de hoofdbewakers (grijze haren en das) enkele keren op de grond geklopt. Hierbij schreeuwt hij enkele keren: ‘kom godverdomme’. Mijn walkman breekt in tweeën. Mijn gezicht wordt op de grond gedrukt opdat ik niet kan herkennen wie mij slaat. Ik kan mijn hoofd evenwel oprichten en herken drie hoofdbewakers (een kale, iemand met das en grijze haren, een lange met ringsnor en baard). Ook een van de bewakers herken ik die me zegt: rustig, rustig. Bij het boeien van mijn voeten stampt een van de hoofdbewakers ( die met de grijze haren) tot bloedens toe op mijn rechtervoet en schreeuwt: ‘kom godverdomme, kom godverdomme’. We worden als criminelen geboeid aan de handen en voeten. We worden over de vloer gesleept tot aan de isolatiecellen. Bij de binnenkomst van de cellen is een boord. Ik kan mijn hoofd nog net optillen om niet in het gezicht verwond te worden. Ik heb verwondingen aan mijn voet, heup, buik , schouder en hoofd. Mijn vest blijkt gescheurd. Tijdens de gewelddadigheden van de kant van de bewakers staan de maatschappelijk assistenten, Ann en Nadia, de dokter en de verplegers toe te kijken. Zij komen niet tussenbeide en verlenen geen hulp. Ook de rijkswacht komt niet tussenbeide. Eenmaal in de isolatiecellen roepen we elkaar via de vensters in de deur toe en verneem ik hoe de anderen eveneens gewelddadig aangepakt werden. De directrice wordt opgeroepen. Ze geeft de opdracht aan een bewaker mijn cel te openen en spoort me aan alles te vertellen. Ik vertel haar alles wat ik gezien heb. Ze windt zich op en roept op de hoofdbewaker (met de grijze haren) dat hij medicatie moet brengen om de gewonden te verzorgen en dat de gevangenen hun rechten moeten terug krijgen. Op het moment dat de bewakers de reaktie van de directrice zien, beginnen sommigen zich te verontschuldigen bij de gevangenen voor hun gewelddadige tussenkomst. Zij zeggen dat zij handelden op bevel van de hoofdbewaker. Een van de bewakers begint te wenen. Sigaretten worden door de bewakers aan de gevangenen aangeboden. In het bijzijn van de hoofdbewaker zegt de directrice me dat ik klacht kan indienen. De hoofdbewakers verliezen elk gezag bij de bewakers en worden kop van jut bij de bewakers. Woensdagavond worden al mensen overgebracht naar andere centra. Ik word donderdag overgebracht naar Vottem. Vrijdag word ik naar de Raadkamer gebracht om te protesteren tegen de verlenging van mijn opsluiting. In de Raadkamer toon ik mijn verwondingen aan de rechter. Deze zegt niets te kunnen doen.