PODER POPULAR (door Marc Vandepitte) WERKING VAN HET POLITIEK SYSTEEM OP CUBA Het politiek regime in Cuba wordt gekenmerkt door een éénpartijsysteem met sterke inbreng en correctie vanuit de basis. Het is een combinatie van voorhoedemodel en basisdemocratie en staat bekend onder de naam 'Poder Popular' of volksmacht. Er zijn drie niveau's: de gemeente, de provincie en de nationale raad (het parlement). De gemeenteraad. Elke gemeente is opgedeeld in evenveel kiesdistricten als er verkozenen zijn. In totaal zijn er 14.000 kiesdistricten van maximaal 2.000 kiezers. Op districtsvergaderingen kunnen alle aanwezigen kandidaten voordragen. Iedereen, ongeacht of hij tot de communistische partij behoort of niet, komt daarvoor in aanmerking. Meer dan 400 kiesgerechtigden moeten aanwezig zijn om geldig te kunnen vergaderen. Elke kandidaat wordt ter stemming voorgelegd. Op basis daarvan worden lijsten samengesteld met minimaal 2 en maximaal 8 kandidaten per mandaat. Met deze lijsten worden in heel het land tegelijk verkiezingen gehouden. Dat gebeurt om de twee en een half jaar. De propaganda van de kandidaat is beperkt tot een foto met curriculum vitae. De kandidaten mogen het woord voeren op de openbare vergadering. Persoonlijke campagne mag niet. De stemming is geheim en vrij en men kan voor geen, één of meerdere kandidaten stemmen. De kandidaat met de meeste stemmen wordt weerhouden, met dien verstande dat hij minstens 50% van de stemmen moet behalen. In december 1992 werden 13.865 leden verkozen uit meer dan 28.000 kandidaten voor de 169 gemeenteraden. Sinds 1992 worden ook de provincieraden en de nationale raad rechtstreeks verkozen. De procedure van de kandidaatsstelling verloopt hier anders. Vanuit de diverse sociale bewegingen, de vakbond, de boerenorganisatie, de vrouwenvereniging, de studentenorganisaties, de wijkcomitees, enz. worden commissies opgericht die dan kandidaten voorstellen. De communistische partij zelf stelt geen kandidaten voor. Bij de vorige verkiezingen waren meer dan 60.000 mensen actief in zo'n commissies. Het is de bedoeling dat deze sociale organisaties waken over de revolutionaire koers en een zekere filter vormen om mogelijke afwijkingen te vermijden. Daarbij wordt de bevolking echter ruim geraadpleegd: bij de vorige verkiezingen werden 1,5 miljoen Cubanen betrokken bij het opstellen van de kandidatenlijsten. Bovendien moeten de voorstellen de zegen krijgen van de gemeenteraden. Tenslotte geldt de regel dat ongeveer de helft van de kandidaten reeds gemeenteraadslid moet zijn. Uiteindelijk blijven er evenveel kandidaten over als er mandaten zijn. In elk kiesdistrict kan er gestemd worden tussen 2 tot 5 kandidaten voor de nationale raad en tussen 2 tot 14 kandidaten voor de provinciale raad. Zoals voor de gemeenteraad is ook hier de stemming vrij en geheim en kan voor geen, één of meerdere kandidaten gestemd worden. Om verkozen te worden moet een kandidaat minstens 50% van de uitgebrachte stemmen halen. Indien een kandidaat niet verkozen wordt, blijft de plaats vacant of wordt voor dat district de procedure volledig overgedaan. De provincieraden en de nationale raad worden om de vijf jaar verkozen. Er zijn 14 provincieraden met 1.190 verkozen leden, de nationale raad telt 589 leden. De kandidaten zijn permanent afzetbaar: om de zes maand kunnen zij door hun districtsvergadering ter verantwoording worden geroepen en zonodig worden afgezet. In de nationale raad zijn alle sectoren van de samenleving vertegenwoordigd: studenten, arbeiders, boeren, wetenschappers, verpleegkundigen, dokters, sportlui, journalisten, kunstenaars, intellectuelen, militairen. Een afgevaardigde is niet noodzakelijk een figuur die nationale bekendheid geniet. De nationale raad kiest de staatsraad, die uit 30 personen bestaat: de president, de eerste vice-president, 5 vice-presidenten, een secretaris en 22 leden. Deze staatsraad kiest op zijn beurt de president, de ministerraad en de leden van het hoogste gerechtshof. Elke Cubaan heeft vanaf 16 jaar stemrecht. Vanaf die leeftijd is hij ook verkiesbaar voor de gemeente en de provincie. Vanaf zijn 18de is hij verkiesbaar voor de nationale raad. Een verkozene is niet noodzakelijk lid van de communistische partij. In de nationale raad zijn sedert de eerste verkiezingen in 1976 gemiddeld 20 à 30% van de verkozenen geen partijlid. Bijna één op de vier parlementsleden is een vrouw. De verkozen leden ontvangen geen extra-vergoeding voor hun politiek werk. Deelname aan de verkiezingen is niet verplicht. Toch ligt de opkomst zeer hoog: gemiddeld 97%. De ongeldige of blanco-stemmen bedragen gemiddeld 10%. De hoge graad van deelname staat in schril contrast met de buurlanden, waar een groot percentage van de kiezers thuisblijft, zoals in Haïti (80% thuisblijvers), Guatemala (64%), Venezuela (60%), El Salvador (bijna 60%), Costa Rica (20%), ... BRONNEN: Dilla H. (ed.), La democracia en Cuba y el diferendo con los Estados Unidos. Havana 1995. Mendez C., Democracia en Cuba? Havana 1995. Teresita J., La democracia que defienden los cubanos. Sistema electoral participativo. Agencia de Información Nacional, Havana juni 1997. Salazar L., Las elecciones municipales de 1995 en Cuba. Un enfoque diferente. Cuban Review okt. 1995, 6-8. Bollaert L., Socialisme en demokratie (III). Vrede mei-juni 1993, 29-32. Internationale Solidariteit januari 1995, 31-34. Granma Internacional 5 oktober 1997.