Ik ben het eens met Han als hij verwijst naar de beperkte mogelijkheid van elkeen om een ddegelijk en genuanceerd standpunt uiteen te zetten op de weinige tijd die voorzien was. Dat verklaart natuurlijk niet alle ongenuanceerde standpunten die vertolkt worden, maar het draagt er wel toe bij dat er nauwelijks een gesprek op gang kon komen. Anderzijds is een scherp debat een gezonde zaak, op voorwaarde dat het helpt om de aangedragen ideeën (en feiten) beter te begrijpen. Ik krijg de indruk dat dit in deze dreigt verlogren te gaan. Ik heb zelf de reactie van Frans Crols niet gekregen, maar de verwijzing die ik in de mail van Han Soete lees, doet me het ergste vrezen. Mag ik iedereen verzoeken om terug te keren tot de kern van het debat: hoe hangt globalisering samen met de positie die de media vandaag innemen in de samenleving én welke verhouding hebben deze media met het antiglobaliseringsprotest? Als betrokkene bij dit debat -Wereldwijd Mediahuis is bij deze dubbele vraag duidelijk betrokken partij- wil ik enkele bedenkingen maken (aan de hand van een opinie die ik vorig jaar in De Standaard publiceerde). Ik heb namelijk het gevoel dat de tegenstellingen die zich op ons debat presenteren, niet de echte tegenstellingen zijn. Verdeigers van goede, kwalitatieve journalistiek moeten zich zorgen maken over de dominantie van de aandeelhouderslogica op hun bedrijvigheid, maar dat moet volgens mij niet leiden tot een verwerping van alle winststreven. Zelf de redacteuren van Le Monde (die nu, spijtig genoeg, een beursgang met hun krant gaan doen) waren niet tegen een winstgevende krant. De afstand tussen 'geld verdienen met informatie' en 'winstmaximalisatie als logica opleggen aan informatieverstekking' is enorm. Persoonlijk zou ik blij zijn als Wereldwijd Mediahuis met zijn Magazine, Mail, Website, NoordZuid Cahier en andere uitgaven winst zou maken. Wij zijn namelijk zo gestructureerd dat die winst geïnvesteerd zou worden in redactie en bekendmaking, niet in de bankrekeningen van investeerders. Ben ik dan tegen investeerders? (ik zal het antwoord er zelf maar aan toevoegen, want anders doet de volgende Trends-bijdrage over de ondraaglijke lichtheid van het antiglobalisme dat weer voor mij) Neen, er zijn weinig zaken waar ik altijd en absoluut tegen ben. Ik drink soms zelfs slechte wijn, om maar één voorbeeld te geven. Ik ben er wel van overtuigd dat het een slechte zaak is voor de informatieve opdracht van de mediawereld als de afrekening gebeurt aan de hand van winstverwachtingen en beursnoteringen. Ik baseer die vrees overigens niet op een intuïtieve afkeer van kapitalisten, maar op de trends die met name in de audiovisuele sector, maar ook in de gedrukte media zichtbaar zijn. Maar sta me toe om een en ander uitgebreider te verwoorden hieronder. In oktober 1998, voor digitale tijdsrekenaars een lichtjaar geleden dus, schreef Ignacio Ramonet, hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique: 'Er zijn gigantische concentraties op handen tussen de mastodonten uit de wereld van de telefonie, de kabel, de informatica, de televisie, de publiciteit, de sport, de video en de cinema. De ene overname volgt op de andere fusie, en dat alles kost tientallen miljarden dollars.' Ramonets toekomstvisie werd tot een voorlopig hoogtepunt gedreven door het samengaan van Case's America Online en Levin's Time Warner (een operatie die geschat werd op zo'n 6.156.000.000.000 BEF). Het vlaggenschip van deze laatste partner, Time Magazine, noteert uit de mond van een dure Silicon Valley hoofdrolspeler: 'This is the single most transformational event I've seen in my career.' Een omwenteling zoals nooit voorheen aanschouwd. De heerlijke nieuwe wereld die ons te wachten staat, is een wereld waarin informatie handelswaar is, waarin mediaproducten door een steeds kleiner aantal bedrijven op de markt gebracht worden en waarin mediaconsumenten tot op zekere hoogte nog kwalitatieve keuzes kunnen maken, maar waar nauwelijks ideologische diversiteit voorhanden is. Let op de woordkeuze. Het mediadebat werd voorheen gevoerd in termen uit de politieke of educatieve wereld (missie, waarheid, objectiviteit, inzicht), momenteel heeft het economische discours ook medialand gekoloniseerd. De gevolgen daarvan gaan verder dan de oppervlakte van de woorden. Voor alle duidelijkheid: de heerlijke oude wereld was ook niet alles. Politieke bevoogding, om maar één kenmerk van het mediaverleden te noemen, inspireert niet echt tot gloedvol achteruitkijken. Mij interesseert gisteren sowieso minder dan morgen. Maar als die nieuwe morgen begint met het ochtendgloren van supermonopolies die informatie vervangen door recreatie, dan is er reden tot ongerustheid. De kapitalistische versie van Orwel's 1984 is bezig zich in sneltempo te realiseren. Aangezien de media van de toekomst voor een steeds groter deel digitaal zullen zijn, wordt de inkijk van de verkopers in uw leven en voorkeuren ook steeds groter. Niets is immers zo makkelijk en zo diepgaand te controleren als elektronische communicatie. Vandaar de gratis toegang tot internet. De Noord-Amerikaanse inlichtingendiensten hebben een akkoord met de producenten van chips en software, waardoor het voor hen mogelijk wordt om het digitale gedrag van zowat iedere aardbewoner te bespioneren. Daar zijn we tegen, uiteraard. Maar we zwijgen als vermoord als de (media)monopolies hetzelfde doen. Het zal Time Warner AOL (of voor mijn part de Persgroep) misschien worst wezen welke politieke overtuiging blijkt uit uw cybergedrag, de marketeers willen wél weten wat we doen, hoe vaak we het doen, welke motieven uit ons toestenbord gewrongen kunnen worden. We worden voor de commerciële monopolies zo doorzichtig als glas en zo kwetsbaar als vlindervleugels. Maar maakt u zich vooral geen zorgen: niet alleen wordt de verpakking van de zogenaamde 'informatie' mooier, u en ik zullen ook niet tot één visie en één waarheid gedwongen worden. Integendeel: controverse verkoopt en is dus goed voor de industriële versie van informatie. Alleen moet het allemaal wel gericht blijven op verkoop en dus moet het kort, spannend en telkens nieuw zijn. Er wordt dus meer dan ooit gedebatteerd in de media, maar bij voorkeur over onderwerpen die interessant zijn voor de verkoops-, kijk- of aanklikcijfers. En net zolang tot de marketingmanager beslist dat het publiek erdoor verveeld geraakt. Bovendien worden de disputen gevoerd tussen Bekende Namen (in de populaire media) of Echte Kenners (in de kwalitietsmedia). Van de lezers, luisteraars of kijkers wordt verwacht dat ze een gretig en dankbaar publiek willen zijn. Niet alleen de mediatycoons prediken het evangelie van het simpele, op twee minuten samenvatbare, in pakkende beelden te vatten en emotioneel vertaalbare nieuws. Ook de journalistiek gelooft daarin. Wat volgens de Amerikaanse taalwetenschapper annex mediadeskundige Noam Chomsky overigens honderd procent 1984 is: wie een rol van betekenis wil vervullen in de mediawereld van de toekomst, moet de spelregels van de echte machthebbers niet alleen respecteren maar met overtuiging uitdragen. Yves Desmet deed dat ter gelegenheid van het Verduyndebâcle. 'Commerciële druk op de redactie? Ben je gek. De Morgen verkoopt niet beter omwille van wat er in staat, maar omwille van wat erbij gegeven wordt', luidde de redenering. Op zich is dat ook verontrustend, natuurlijk, maar het is ook te mooi om waar te zijn. Waarom wordt er dan zowel door kwaliteitskranten als door populaire bladen zo vaak geblunderd? Toch om eerst te zijn, om niet te riskeren dat een concurrent met 'een goed verhaal' aan de haal gaat. Want de hele mediawinkel, zegt Ignacio Ramonet, lijdt aan 'mimétisme': een pathologische drang om hetzelfde verhaal te brengen als de concurrent, dezelfde bijlage, dezelfde namen, dezelfde schandalen. Er wordt niet meer gezocht naar manieren om dat ziekelijke nabootsen te vermijden, alleen om in dat spel de eerste te zijn. De explosieve groei van de informatie-industrie geleid heeft tot een spectaculaire stijging van de 'informatie-omzet' en tot een merkelijke daling van inzicht. De Leuvense ethicus Bart Pattyn noteert daarover: 'Het momentane karakter van nieuwsberichten wekt immers de indruk dat wat zich in onze samenleving en in de wereld voordoet weinig samenhang vertoont, dat burgers het voorwerp zijn van onberekenbare en chaotische omstandigheden en dat enkel wat zich recent heeft voorgedaan een absoluut karakter heeft.' Ryszard Kapuscinski verwoordde dezelfde bezorgdheid een tijdje terug in een opiniestuk in De Standaard (© The Guardian): 'Door deze metamorfose van de media dringt er zich een fundamentele vraag op: hoe moeten we de wereld begrijpen?' Conclusie. Er is een maatschappelijke behoefte aan journalistiek die uit een ander vaatje tapt dan dat van de heren Case en Levin, ook al benadrukten beide heren bij de bekendmaking van de fusie dat het hen te doen was om het algemeen menselijk welzijn en het recht van mensen om verbonden te zijn met de hele wereld. Er is behoefte aan bladen, programma's, websites en boeken die zich verzetten tegen de schijnbaar onontkoombare, quasi-natuurwet van de commerciële concurrentie en de daarbij horende overtuiging dat elke lezer, kijker, luisteraar of surfer een mentale leeftijd van twaalf jaar heeft en dus alleen maar snakt naar hapklare brokjes emotie. Er is dringend nood aan media die het als hun opdracht zien om hun 'publiek' te upgraden tot participanten aan relevante debatten en die daarom informatie brengen die mensen inzicht en doorzicht kan geven in de chaotisch gemaakte wereld waarin ze leven. Die media staan dus ver van elke 'opgestoken-vinger-journalistiek' waarin het medium al helemaal weet hoe de dingen in elkaar zitten. Integendeel: inzicht is een proces en dat verschaffen is een blijvende opdracht, voor journalisten, uitgevers én publiek. Het meest paradoxale is misschien dat deze nieuwe en autonome media moeten leren om zoveel mogelijk gebruik te maken van de slimme technieken en middelen uit de commerciële wereld. 'Alternatief' staat nog veel te vaak voor 'slecht gemaakt' en 'onvindbaar'. Er is geen enkele reden om de lamp onder de korenmaat te zetten. En als we het licht wat breder willen laten schijnen, dan moeten we rekening houden met de manier waarop mensen anno 2000 gevormd of misvormd zijn door de grote spelers op het terrein. Een blad beter verkopen is niet alleen geen schande, het is een must voor wie gelooft dat ook eigenzinnige informatie een plaats op de mediakaart verdient. Hetzelfde geldt voor een website odf een e-zine die echt een opstap willen bieden voor 'andere' informatie en die het debat over de globaliserende samenleving voedt en stimuleert. graag bereid tot verder gesprek. gie goris