Eén vraag houdt ons bezig van bij het begin van de 'zaak Faust': hoe kan een man met linkse geloofsbrieven als Faust zijn eigen secretarissen tegen zich in het harnas jagen, zodat tien van de dertien verklaren niet meer met hem te willen werken? Dat zou zelfs geen bedenking waard zijn als die secretarissen trouwe bondgenoten van de vakbondstop zouden zijn. In dat geval zou het plaatje meteen duidelijk zijn: Albert Faust, zinnebeeld van een links syndicalisme, is in een hinderlaag gevallen. Men heeft tegen hem de klassieke truc van de financies gebruikt om een links bastion te slopen. Maar de zaak ligt ingewikkelder. Want die secretarissen zijn niet minder links dan Faust. Toen het proces Clabecq begon, in Nijvel, op 26 november 1998, stond Faust aan het Gerechtshof in Brussel, met Michel Nollet en de vakbondstop, terwijl zijn secretarissen met D'Orazio in Nijvel waren. Het zijn die secretarissen, die het meest hebben gemobiliseerd, die vandaag afstand nemen van Faust. Albert Faust kant zich terecht tegen de plannen van Mia De Vits om het ABVV te zuiveren van al wie tegen het overlegsyndicalisme is. Maar nog niet zo lang geleden, in maart 1999, stond Faust op de barricaden tegen een BBTK-delegee die hij ervan beschuldigde 'mollenwerk' te doen in de vakbond voor de PVDA. Deze vaststellingen nuanceren op zijn minst het imago van de eenzame linkse strijder die de pers van hem ophangt. Wat ook opvalt is dat nationaal Faust al jaren aan de oren trekt. Al op 19 januari 2000 tekende Faust een verklaring: "In geval van ernstige onvolkomenheden, vastgesteld door BBTK-nationaal, omtrent het bijhouden van de boekhouding en het beheer van de uitgaven, zal het nationaal secretariaat van de BBTK financiële en boekhoudkundige voogdij voorstellen van de afdeling Brussel." De komst van De Vits als voorzitter heeft alles ongetwijfeld in een stroomversnelling gebracht, maar Faust kan niet doen alsof hij de bui niet had zien komen. Veel vakbondsmilitanten begrijpen niet waarom Faust het gerecht laat optreden in interne vakbondszaken. In september 1998 stond Faust samen met de vakbonds-top aan het Justitiepaleis in Brussel (foto) terwijl zijn secretarissen in Nijvel D'Orazio ondersteunden. (Foto Solidaire, Lieven Soete) Waarom zo'n tijdbom zolang laten tikken? Waarom laat iemand die er zo van overtuigd is dat rechts zijn vel wil, een financiële tijdbom jarenlang tikken? Sinds het schandaal bij het BBTK-Antwerpen in 1996 hebben alle ABVV-centrales en -regionales zich ertoe verbonden hun boekhouding in orde te houden. Men kan begrijpen dat sommigen hun hart meer bij de syndicale actie hebben maar stiptheid in het beheer van het geld van de werkers is zeker geen rechtse deugd. De vlotheid waarmee Faust over de 'kleine voordelen' heen gaat, zoals een persoonlijke lening uit de vakbondskas om zich een BMW te kopen, of flessen wijn aan 3.000 frank voor afscheidnemende gepensioneerden, zijn karakteristiek voor een decadente mentaliteit die vindt dat het geld van de werkers voor gelijk wat kan gebruikt worden. En wat gaan de leden zeggen die hun bijdrage betalen via domiciliëring en ontdekken dat dit geld is gebruikt als borg bij de bank Nagelmaekers? Als er financiële problemen opduiken, zullen ze merken dat ze aangesloten zijn bij een bank in plaats van een vakbond! Shockerend is ook de totale onbezorgdheid waarmee schulden worden opgestapeld, ondanks de herhaalde pogingen tot controle en waarschuwingen van nationaal, en ondanks ondertekende verbintenissen. Op 10 juli 2001 kondigt Christian Roland een tweede keer aan dat hij het nationaal Uitvoerend Bestuur zal vragen om het financieel en boekhoudkundig beheer van de afdeling Brussel onder voogdij te plaatsen. Geen reactie. Dat neigt naar provocatie. Naaste medewerkers niet ingelicht Waarom weigert iemand die er zo van overtuigd is dat rechts zijn vel wil, zijn naaste medewerkers op de hoogte te brengen? Waarom heeft hij het Uitvoerend Bestuur van BBTK-Brussel nooit ingelicht, al was het maar om een dam op te werpen tegen het complot van nationaal? Waarom hebben de mensen waar hij nu een beroep op doet, nooit het recht gehad om te weten dat de gewestelijke afdeling al sinds 22 augustus 2001 onder bijna-voogdijschap was, gewillig aanvaard door Albert Faust? In het dossier dat nationaal opstelde, zit ook een brief van Eric Vandersmissen gericht aan Albert Faust, waarin hij zijn ontslag geeft als adjunct algemeen secretaris. De brief is gedateerd op 21 juni 2002, datum waarop de dichtste medewerker van Albert Faust de omvang begint te ontdekken van de financiële nalatigheid en van de dreiging die boven het BBTK-Brussel hangt. Hij neemt ontslag "omdat ik als vakbondsvrijgestelde en des te meer als adjunct algemeen secretaris had moeten ingelicht en geraadpleegd zijn over de beslissingen en de beheersactiviteiten die aan de basis liggen van ons financieel debacle. Eerlijk gezegd, als besluit van dit vreemd mandaat van adjunct algemeen secretaris, vraag ik me af welke inhoud jij gaf aan deze titel ­ in mijn geval niet meer dan een eretitel." Op 9 juni 2002 sturen tien secretarissen van het BBTK-Brussel, op de hoogte gebracht van de dreigende ondervoogdijplaatsing, een brief naar Albert Faust om bij hem aan te dringen om het financieel beheer van de afdeling in handen te geven van een collectief van secretarissen. Er kwam nooit antwoord. Faust klaagt in de pers een 'politiek complot' aan en spant een kortgeding aan om het BBTK-Brussel onder voogdij te laten plaatsen ­ wat de secretarissen natuurlijk nog meer gelijk geeft. Zij vinden de kronkelingen van Faust onbegrijpelijk en onverdedigbaar: eerst een bijna-voogdijschap aanvaarden zonder er iemand van op de hoogte te brengen, dan moord en brand schreeuwen tegen de voogdij en tenslotte zelf een gerechtelijke voogdij opleggen. Verkiest Faust het toezicht van een burgerlijke expert (in de dagvaarding een 'onafhankelijk persoon' genoemd) boven dat van de vakbond? De rechtvaardiging die het kortgeding geeft, is de vrees dat er boekhoudkundige stukken zouden verdwijnen en diegenen die ze nu in handen hebben er wat mee zouden uithalen. Dit leidt ons tot nog een paar vragen: 1° als alle stukken ter staving bestaan, waarom heeft de algemeen secretaris ze dan niet al lang geleden overhandigd om zo de afdeling te vrijwaren van elke verdenking en van elke voogdij? 2° en als de stukken niet bestaan, is Faust dan niet bezig een goed alibi op te bouwen? Voor een radicale toepassing van de vakbondsdemocratie De mensen die Faust verdedigen, hebben het vooral over vakbondsdemocratie. De nationale voogdij en het ontslag van Faust gaan straal voorbij aan elke betrokkenheid van de vakbondsbasis en de verkozen instanties. Het is in de eerste plaats de basis die moet oordelen over haar verantwoordelijken en het zijn de instanties die de secretarissen verkozen hebben die ze moeten sanctioneren als ze sjoemelen met geld van de leden. Aan het Uitvoerend Bestuur van BBTK-Brussel om de inhoud van de klachten te behandelen en de gepaste maatregelen te nemen. En aan het congres dat Albert Faust verkozen heeft om te oordelen over zijn lot. Het ontslag van Albert Faust moet opgeschort blijven in afwachting dat het Uitvoerend Bestuur van het BBTK-Brussel of een bijzonder congres het dossier behandelt. Zolang Faust geen klaarheid brengt in verband met al die vragen, is elke actie voorbarig. De vakbondsdemocratie eist ook dat men luistert naar de medewerkers van Faust die nu geen stem in het kapittel hebben. Wanneer het Uitvoerend Bestuur over de zaak zal discuteren, moet de houding tegenover de financies en de bijdragen van de leden een belangrijk criterium zijn, net zoals de waarborg dat de Brusselse afdeling van het BBTK zijn volledige vrijheid kan behouden om zich te engageren in de klassenstrijd.