De Wereldbank feliciteerde de communistische regering van president Fidel Castro maandag voor \"a great job\" op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs. De voorzitter van de Wereldbank, James Wolfensohn, nam die woorden in de mond na de publicatie van de \'World Development Indicators\' (WDI). In de statistieken gaat Cuba alle andere arme landen vooraf inzake gezondheidszorg en onderwijs. \"Cuba heeft mooi werk geleverd inzake gezondheidszorg en onderwijs,\" zegt Wolfensohn. \"Ik schaam me niet om dat toe te geven.\" De appreciatie van de Wereldbank voor Cuba is nieuw. Bepaalde topmensen binnen de internationale instelling gaan zelfs zo ver om te zeggen dat andere ontwikkelingslanden een voorbeeld moeten nemen aan Cuba. Dat is op zijn minst opmerkelijk, want het Caribische eiland doet net het omgekeerde van wat de Wereldbank de ontwikkelingslanden aanbeveelt. \"In zekere zin is Cuba bijna een anti-model,\" stelt Eric Swanson, coördinator van de Development Data Group van de Wereldbank, die de het WDI-rapport opstelde. Cuba is samen met Noord-Korea het enige ontwikkelingsland dat nooit steun of advies heeft ontvangen van de Wereldbank sinds 1960. Het is zelfs geen lid van de Wereldbank. Sinds de economische hulp - vooral olietoevoer - van de Sovjet-Unie tien jaar geleden opdroogde, stagneert de economische groei in Cuba. Ondanks het Amerikaanse handelsembargo is het onderwijs en de gezondheidszorg in Cuba er er echter niet op achteruit gegaan; volgens de statistieken van het WDI, zijn de sociale prestaties van Cuba gestaag gegroeid. Het sterftecijfers onder borelingen is gedaald van elf per 1.000 geboortes in 1990 tot zeven per 1.000 in 1999. Daarmee bevindt het land zich aan de kop van het wereldpeloton, temidden van de rijke industrielanden. Volgens Jo Ritzen, de vice-voorzitter van de afdeling Ontwikkeling van de Wereldbank die een aantal maanden verbleef in Cuba, staat de teller nu zelfs op zes. In een land als Argentinië -toch een trouwe volgeling van het neoliberale Wereldbankbeleid- bedroeg het sterftecijfer onder borelingen 18 per 1000 in 1999; Chili stond op 10 en Costa Rica op 12. In de hele Latijns-Amerikaanse regio en de Cariben stierven er in dat jaar gemiddeld 30 borelingen per 1000. De mortaliteit voor kinderen onder de vijf daalde op Cuba in de jaren \'90 van 13 tot 8. In Chili is dat cijfer tweemaal zo hoog. De hele regio had een gemiddelde van 39 in 1999. \"Zes per duizend borelingen -hetzelfde niveau als Spanje- dat is gewoon ongelofelijk,\" zegt vice-voorzitter Ritzen, die in een vorig leven minister van Onderwijs was in Nederland. De gezondheidszorg is al jaren het paradepaardje van Fidel Castro. Cuba spendeerde in de jaren \'90 gemiddeld 9,1 procent van zijn bruto binnenlands product (bbp) aan gezondheid, in relatieve cijfers ongeveer evenveel als Canada. Cuba heeft gemiddeld het grootste leger dokters ter wereld: 5,3 per 1.000 mensen. De Cubaanse president gaat ook prat op wat heet het \'farmaceutisch wonder\': ondanks het Amerikaanse handelsembargo produceert het land bijna 80 procent van zijn geneesmiddelen zelf en het voert die ook massaal uit. Na de verwoesting die de orkanen George en Mitch op het eind van 1998 aanrichtten, lanceerde Cuba zelfs een programma voor medische bijstand in de Cariben en Centraal-Amerika. Het economische beleid in Cuba is een nachtmerrie voor de economen bij de Wereldbank. De Wereldbank streeft via de toekenning van leningen voor ontwikkelingsprogramma\'s en -projecten een verhoging van de levensstandaard in de ontwikkelings- en transitielanden na. De vrije markt is daarvoor de oplossing. Maar de Cubaanse regering controleert nagenoeg alles, privé-ondernemers krijgen er bijna geen bewegingsruimte, de munt is op geen enkele manier omwisselbaar en de economische regels veranderen er met de politieke wind. Cuba is er het levende bewijs van dat de premisse van de Wereldbank dat economische groei een vereiste is voor de verbetering van de levenskwaliteit, met een korrel zout genomen mag worden. Ook het onderwijs in Cuba is een succesverhaal. In 1997 was 100 procent van de Cubaanse jongens en meisjes ingeschreven in een lagere school, tegenover 92 procent in 1990. Daarmee doet Cuba het beter dan aartsvijand de Verenigde Staten en veel beter dan de percentages van 80 tot 90 procent in de rijkste Latijns-Amerikaanse landen. \"Inzake onderwijs kan Cuba goed mee met de industrielanden en doet het beter dan pakweg Argentinië, Brazilië en Chili,\" stelt Ritzen. De Cubaanse regering besteedt 6,7 procent van het bbp aan onderwijs, wat tweemaal zoveel is als de rest van Latijns-Amerika. Voor elke onderwijzer waren er in 1997 12 leerlingen, een cijfer waar veel Belgische onderwijzers jaloers op zouden zijn. Het analfabetisme bij de jeugd (15 tot 24 jaar) ligt in Latijns Amerika en de Cariben op zeven procent. In Cuba staat de teller nu op nul, enkel Uruguay komt, met 1 procent, in de buurt. \"Cuba is er in tien jaar in geslaagd om het analfabetisme met 40 percent terug te dringen,\" stelt Ritzen. \"Daarmee doet Cuba wat sommige landen onmogelijk achten.\" Vice-voorzitter Ritzen geeft toe dat het Cubaanse voorbeeld niet zomaar kan toegepast worden in andere landen, maar stelt dat er toch heel wat uit te leren valt. \"Is de ervaring van Cuba nuttig in andere landen? Het antwoord is duidelijk ja. Ik hoop dat de politieke barrières dat niet beletten.\" Toch vreest de vice-voorzitter Ontwikkeling dat zoveel sociale steun \"op termijn moeilijk vol te houden is. Het systeem kan ineenstorten, niet zozeer door een economische crisis, maar eerder door de overgangsperiode die er ongetwijfeld komt na Castro. De Cubanen gaan dan ongetwijfeld een hogere levensstandaard nastreven.\" Dat kan volgens Ritzen ten koste gaan van de gezondheidszorg en het onderwijs. \"Het is een systeem dat enorm vruchtbaar is op sociaal gebied maar dat mensen langs de andere kant niet genoeg kansen geeft op meer welvaart.\"