9. De vakbonden en de anti-globaliseringsbeweging


Christophe Aguiton: (één van de initiatiefnemers van de Euromarsen, verantwoordelijk voor de internationale relaties van ATTAC)

We staan voor een paradox. Aan de ene kant is er een ‘reprise’, een heropleving. Er is iets gebeurd de laatste jaren. Reeds in het begin van de jaren ’09 was er veel sociaal protest, maar sinds Seattle heeft dat een echte elan gekend. Aan de andere kant zie je dat de syndicale beweging het moeilijk heeft en zelfs stagneert. Het lijkt erop alsof de vakbonden de trein missen. Tijdens de Unctad conferentie bijvoorbeeld waren er verschillende NGO’s, de vakbonden waren afwezig.

Wil dat zeggen dat syndicaal werk voorbij is? Neen, maar het is wel totaal anders dan een eeuw geleden. De vakbonden kennen een crisis, die ongeveer samenvalt met de economische crisis. Deze crisis (van de vakbonden) heeft te maken met een aantal belangrijke evoluties:
Ook dit veroorzaakt een tegenstelling in de meerderheid van de industrielanden. Enerzijds zijn de vakbonden door deze evoluties en door een doelbewuste strategie verzwakt. Maar anderzijds heeft de elite behoefte aan sterke vakbonden, want ze vrezen sociale explosies. Ze hebben daar schrik van temeer omdat de politieke partijen en de politieke macht over weinig legitimiteit beschikt.

Wat is nu het antwoord van de vakbonden? Ze pogen zich te beschermen tegen hun monopolies:
Op het vlak van onderhandelingen. Dat is normaal dat ze dat doen.

De eigen monopolies trachten in stand te houden en te versterken is volgens mij een vergissing. De vakbonden moeten zich vernieuwen in twee richtingen.
Ten eerste in de bedrijven een dialoog aangaan met de arbeiders en bedienden. Er moet meer directe democratie komen. Ten tweede moeten er allianties komen met de sociale beweging. Daarachter zit het idee dat als het kapitaal zich organiseert als een netwerk dan moet de vakbond dat ook doen.

Hoe kan dat concreet? Directe democratie dat is eenvoudig. Bijvoorbeeld, het is een Algemene vergadering van de leden die beslist of een staking al dan niet doorgaat en niet de top of de vrijgestelden. Wat betreft de alliantie is dat veel moeilijker. Bijvoorbeeld een alliantie met werklozen. Dat is zeer moeilijk omdat de achtergrond dikwijls heel verschillend is van de werklozen en de arbeiders. Goede voorbeelden van alliantie zijn de strijd rondom LU: dat ging gepaard met boycot acties; de strijd tegen Mac Donalds: de werknemers zijn vaak zeer kwetsbaar, maar met de hulp van Attac, boerenorganisaties, studentenorganisaties, hebben we hier in Frankrijk een succes geboekt.

Een deelnemer : Je legt de hoofdproblemen van de vakbond bij het gebrek aan democratie, bij teveel bureaucratie. Elke serieuze organisatie kan niet zonder bureaucratie. Zeker, er zijn problemen op het vlak van democratie, en dat moet verbeteren, maar dat is niet de hoofdzaak. Een voorbeeld uit mijn eigen land. De vakbond van het onderwijs werkt vrij democratisch zoals u het ideaal beschrijft: leden kiezen de afgevaardigden, de afgevaardigden de leiding; stakingen worden in Algemene Vergaderingen beslist. Toch is een zeer zwakke vakbond die qua leden achteruitgaat. Omgekeerd is er een vakbond van de bedienden, die veel hiërarchischer gestructureerd is, maar die veel militanter optreedt en ook qua ledenaantal erop vooruitgaat. Het hoofdprobleem ligt hem eerder bij het gebrek aan militantie en klassenpositie van de vakbondstop en grote delen van de kaders.