De stille kracht van Sint Hubertus De heilige Hubertus wordt gevierd op 3 november, midden in het jachtseizoen, nu al ruim een millenium lang. Ik schrijf dit opinieartikel voor het vertrek naar de viering in de bossen bij de stad waar ik woon. Er zullen daar honden en paarden zijn die de zegening ontvangen, geweide Hubertusbroodjes worden verdeeld, jachthoornblazers zullen musiceren, de eucharistie zal meer geïnteresseerden trekken dan de kapel kan beschutten… Hubertus is de patroon van de jagers. Een activiteit als de jacht speelt zich vaak af in wouden en die trekken vele moderne mensen : alleen al in de Houtvesterij Leuven vinden bijna een miljoen bosbezoeken plaats per jaar. Het is jammer dat vele tijdgenoten de « vruchten » die het bos biedt niet goed kennen. Want het bos is een koninklijke weg naar innerlijke vrede en kracht. Stilte laat toe in het eigen hart te kijken (nuttig om zijn « roeping » te vinden in deze lawaaierige tijden). In het bos is zuivere lucht met natuurlijke geuren die letterlijk in-spiratie geeft. Als jager, jogger of natuurfietser doe je aan lichaamsbeweging, wat stress heilzaam kanaliseert en eufore gevoelens geeft dankzij de stoffen die de hersenen dan dankbaar aanmaken. De bomen en struiken in de buitenbaan kunnnen symbolen zijn die ons aan het denken zettten. Bijvoorbeeld over onze wortels : over onze familiale-, Vlaamse- of universele menselijke geschiedenis. Hier buiten kan ik nadenken over de kracht die in een stam(boom) schuilt maar ook over de nood tot buigzaamheid in stormachtige uren… U hoort mij (niet) komen op mijn zorgvuldig van krakende takjes vrijgemaakte jagerspaadje : mijn pleidooi is er een voor « zintuiglijk genieten in de buitenlucht ». En daar lijkt wel behoefte aan in deze jachtige tijden. De weidelijke Jacht en alle soortgelijke edele Sport, is een oase, een woest reservaat in tragische tijden. Weidelijke Jagers vinden er broederlijkheid, dat is voeding voor gezonde fierheid, op zijn beurt een natuurlijke bron van menselijke waardigheid. Ook een pure vorm van vrijheid ligt binnen bereik, minstens even goed als door deelname aan het in de hemel geprezen gemotoriseerd verkeer. Maar dan moet ik mijn troeven wel « goed » inzetten. Een pure vrijheidservaring, dat krijgen jagers bijvoorbeeld niet in de schoot geworpen, maar als toemaat na de strijd. Strijd gaat altijd vooral tegen mijzelf en mijn twijfels. «Ben ik wel bekwaam genoeg? Schoot ik wel raak ? Heb ik wel het recht wild te schieten ? Heb ik geen onnodig lijden veroorzaakt ? Is mijn passie dat vele geld wel waard ?». Het draait om de fundamentele menselijke vraag van deze tijd : mag ik er zijn ? De natuur is een gedroomd en zinvol strijdperk tegen allerlei angst en vrees. De wandeling naar de verte, niet alleen tijdens herfststormen, leert mij omgaan met eenzaamheid en nietigheid. De deugdelijke jacht, met opleiding en sociale controle, wapent mij tegen de verleidingen van de (vuur)wapens. De sociale buitensporten, waartoe ik zeker ook ornithologie en paardrijden, terreinfietsen en Scouting reken, bieden een oefenterrein voor het cultiveren van de moed zich openlijk te meten met anderen. « Hoge bomen vangen veel wind » : de bewuste jager leert de strijd voeren tegen de kwetsende woorden van hen die de (gelukkige) mens haten… "Jagers zijn in het algemeen toffe gasten. Geen chagerijnige zeurpieten", zo merkt schrijver Maarten ‘t Hart terecht op. Jagers zijn misschien wel zo « beleefd » omdat « doorleefd genieten van de natuur » hun passie is. Als buitenmens ken ik verbondenheid met oerfenomenen die de supersnelle culturele-, technologische-, informatie- en kennisevolutie dragen en grondvesten. Oerfenomenen die minder aan veroudering ten prooi zijn en de buitenmens behoeden voor de huidige epidemie van « historische ontreddering », niet alleen in de nood aan « voedselveiligheid ». Misschien is er een verband met het feit dat jagers vaak met « de Dood » omgaan. Een jager moet wel werken aan een plaatsje voor dat oergegeven in zijn geestelijke wereld, en niet alleen op Allerheiligen. De jager heeft ook vrede in zijn bovenkamer omdat hij vertrouwd is met « de goede dood », trefzeker gebracht, rustig en beslist, een genade - slag zonder pervert leedvermaak. Het wilde dier wordt door de goede jager omkaderd met eerbied en zorg, niet alleen in de ultieme zin van de verfijnde gastronomische bestemming of de productie van de diep-zinnige herinneringstrofee. Als jager ken ik ook het fenomeen van « het Leven » in de concrete gestalte van het wilde dier. Niet alleen het ranke ree of het lieve konijntje maar ook het ruige Zwartwild, het koninklijke Roodwild, de sluwe en felle Vos, de lawaaierige Zwarte Kraai, de heerlijke Houtduif, die bij leven en welzijn zo’n ontroerend diepe koergeluiden maakt. Meer imaginaire wilde dieren laten toe de jagerswereld te stofferen : ik droom van jacht op de zachte maar dodelijk gevaarlijke beer, op de kolossale mammoet… De jacht brengt ons in helende confrontatie met wezenlijke dingen die in deze hyperrationele tijd worden verborgen en verdrongen. « Le génie du lieu » (Cees Nooteboom, in Allerzielen) is zoiets. En bovenal « het genie van de man in onszelf ». Ik heb zelf veel deugd gehad aan een inwijding in deze wereld tijdens een reeks bersgangen in ochtend- en avondschemering en urenlange aanzitjacht op de wildkansels van de Koninklijke Jachten. Royale uitnodiging die werd verdiend met een goed resultaat op het verplichte jachtexamen. Want ook de Kleine Man kan vandaag de dag jagen. Ik heb in Hertogenwald dagen meegemaakt zinderend van een intensiteit die alleen religieus te noemen is. Niet alleen die eerste dag van de herfst, waarop het mij gegeven was drie dieren om te leggen van een verschillende soort : Everzwijn, Ree en Hert. Het ging niet van een leien dakje, twee stukken wild hebben wij na een slopende wachttijd van vier uur op handen en voeten nagezocht samen met de raszuivere, getrainde zweetspoorhond. Wij hebben de dieren ter plaatse ontweid met het jachtmes en tenslotte ‘s avonds een laatste eerbetoon geblazen op de jachthoorn. Dat gebeurde in hoog en vakbekwaam gezelschap; sommigen ambtenaren moesten, na de lange werkdag in de natuur, rustig maar beslist overtuigd worden van het belang van deugdelijke ceremoniële omkadering. Het geschoten wild verdient een plaats op het tableau in het gras. Ik wilde natuurlijk geen Hirsch Tot blazen voor een edelhert dat aan de vleeshaak hangt… In die dagen heb ik inderdaad het belang van rituelen (her)ontdekt: als je als jonge dertiger een bosdier schiet dat tweemaal zoveel weegt als jezelf, dan heb je daar behoefte aan. Mijn leven is ondertussen, acht jaar later, doordrongen van deze ceremoniële component : rituelen voor het beginnen van de dag, de rituele wandelingen, het ritueel bij het gebruik van de computer, bij het verlaten van het huis, het zoeken van een groen en stil point de repère voor het ijzeren paard tijdens het stadsbezoek... Het wonder van de ont-moeting is waar het Sint-Hubertushert voor staat sedert de Heilige man van Tongeren, Luik en de Ardennen in de achtste eeuw zich het leven ten goede te keren nadat hij in een onverwachte ontmoeting in het bos daartoe de energie vond. Ontmoetingen met mensen leiden tijdens het seizoen nog steeds tot wonderen in de jachtvelden. Als men mij zegt dat de jacht de meest prestigieuze vrijetijdsbesteding is in dit vaderland, een bezigheid waar Groten elkaar ont-moeten, zelfs nog meer dan tijdens het Golfspel, begrijp ik dat als de kers op de taart die de (be)zoeker toevalt. De jager wil niet op twee stukken tegelijk schieten en zo zijn eer veilig stellen en schuldgevoel vermijden. Dit leert hem evengoed het bewust beperken van de professionele verantwoordelijkheden tot een beheersbaar geheel. U merkt het : voor wie erbij stilstaat is de (moderne) jachtpraktijk een middeleeuwse schatkist vol wijsheid. Mijn boodschap is ook aan critici gericht : het is soms niet slecht de eigen problemen te projecteren op een domein dat wat verderaf ligt en dus veiliger is voor het ego. (Het voetbal bijvoorbeeld, die symbolische oorlog is een modern steekspel, een kanalisering van levenskracht en agressie, voorspelbaar ingericht in de tijd, gespeeld op neutraal terrein, tussen klare krijtlijnen laat het ook een vierjaarlijks wereldwijd woordenspel toe.) Door gezond wantrouwen en opbouwende kritiek is het jachtbedrijf in het Vlaamse Gewest ten zeerste uitgezuiverd. Kort na het eerste internationale natuurbeschermingsjaar 1970 werd ook bij ons het jachtexamen ingevoerd en daarna door de overheid verplicht gesteld. Het Instituut voor de Jachtopleiding (IJO) verzorgt elk voorjaar overal te lande de voorbereiding op dit Jachtexamen in een cursus die over vier maanden loopt. Wie meent de jagerij nog op de korrel te moeten nemen dient de spelregels van het intellectuele spel te respecteren : informeer je voor je veroordeelt. De moderne mens die vaak spriritueel arm is en zich op vele vlakken arm waant (en misschien troost vindt in veganistische-, socialistische-, bio-logische-, of geweldloosheidsideologie) veroordeelt nog al te vaak en al te snel « de nobelen », « de rijken », « de mannen », de «gebruikers van dominante kracht » die op wild jagen in de vrije natuur. In de komende dagen bieden de Sint-Hubertusvieringen en de Jachtcursus, maar ook het inkijken van tijdschriften als De Vlaamse Jager voor wild en natuur, het volgen van televisieprogramma’s als Histoires Naturelles (uitgezonden tijdens rustig-nachtelijke uren op TF 1), mooie kansen om met eigen zintuigen en eigen verstand twee zaken te leren kennen : de wondere wereld van de Jachtvelden en de stille kracht die Jagers bezielt. Stef van 't Woeste Woud Genodigde op de Koninklijke Jachten van Hertogenwald Bezinningsbegeleider Historicus - Mediaevist