Attacking poverty.
World
Development Report 2000/2001.
New York 2000. (WDR 2000)
·
De laatste
veertig jaar steeg de levensverwachting gemiddeld met 20 jaar; de
kindersterfte werd meer dan gehalveerd, de vruchtbaarheidsrate werd bijna
gehalveerd. De laatste 20 jaar steeg net primary school enrollment in
ontwikkelingslanden met 13%. (v)
2,8 miljard mensen moet het dagelijks stellen met minder dan 2$; 1.2 miljard
met minder dan 1$. Zes kinderen op elke 100 halen hun eerste levensjaar niet, 8
halen hun vijfde levensjaar niet. (vi)
·
In de armste
landen haalt een vijfde van de kinderen zijn vijfde levensjaar niet. 50% van
de kinderen zijn er ondervoed.
In de transitielanden van Europa en Centraal-Azië werd het aantal mensen
die met minder dan 1$ moeten rondkomen vertwintigvoudigd. (3)
·
China verminderde zijn armen van 360
miljoen in 1990 naar ongeveer 210 miljoen in 1998. [Dus een vermindering van
150 miljoen.] (5)
·
Voor
meer dan 30 landen daalde het reële inkomen per capita de laatste 35
jaar. (5)
·
(de 1$
lijn betekent 1$ PPP in prijzen van 1985, dat komt overeen met 1,08$ PPP in
prijzen van 1993). (17)
·
Tussen
1987 en 1998 verminderde in de ontwikkelingslanden en transitielanden het
aantal mensen onder 1$ van 28% naar 24%. (21) [Dat is het relatieve aantal, in
absoluut aantal krijg je een toename, zie tabel.]
Aantal mensen onder 1$ in miljoen uitgedrukt: (23)
|
1987 |
1998 |
Verschil |
Oost Azië
en Pacific |
417.5 |
278.3 |
-139.2 |
Europa en
Centraal Azië |
1.1 |
24 |
22.9 |
Latijns-Amerika,
Cariben |
63.7 |
78.2 |
14.5 |
Midden
Oosten en Noord Afrika |
9.3 |
5.5 |
-3.8 |
Zuid-Azië |
474.4 |
522 |
47.6 |
Sub
Sahara Afrika |
217.2 |
290.9 |
73.7 |
Totaal |
1183.2 |
1198.9 |
15.7 |
Totaal
zonder China |
879.8 |
985.7 |
105.9 |
(dus totaal
aantal zonder China, is toegenomen met 12% of 106 miljoen.)
·
Men kan
nu ook zowel relatieve als absolute armoede samen bekijken. Absolute is dan
minder dan 1$ ppp; relatieve is minder dan een derde van de gemiddelde
landelijke consumptie in 1993, indien dat getal hoger is dan 1$ ppp; anders
wordt de 1$ lijn gebruikt. De cijfers tonen dat de armoede nu stukken hoger is
in regio’s met lagere gemiddelde consumptie, het is ook groter in regio’s met
groter ongelijkheid.
(Relatieve
armoede in %) (24)
1987 |
1998 |
|
Europa en
Centraal Azië |
7.5 |
25.6 |
LA en Cariben |
50.2 |
51.4 |
Zuid-Azië |
45.2 |
40.2 |
SSA |
51.1 |
50.5 |
Totaal
zonder China |
39.3 |
37.0 |
[Als we dat
nu in absolute cijfers (aantal mensen in miljoenen) gaan berekenen, met behulp
van de cijfers van p. 23:
|
1987 |
1998 |
Absolute
toename |
Relatieve
toename in % |
Europa C.
Azië |
41 |
141 |
100 |
241% |
LA
Cariben |
209 |
258 |
49 |
23% |
Zuid Azië |
478 |
525 |
47 |
10% |
SSA |
238 |
317 |
79 |
33% |
Ontwiklanden
zonder China |
1213 |
1392 |
179 |
15% |
[Het cijfer
179 miljoen stijging in van de armen in de ontwikkelingslanden is een
onderschatting. Om te beginnen moet de daling van Vietnam afgetrokken worden.
Dat brengt het op een stijging van 192 miljoen. Bovendien is in dit cijfer nog
geen rekening gehouden met de sterke stijging als gevolg van de crisis in
1997-98 in Zuid-Oost Azië. In Indonesië, Zuid Korea en ThaIland zouden er 52
miljoen zijn bijgekomen. (HDR 1999, 40) en (WDR 2000, 25). Het UNDP poverty
rapport (109) (zie verder) geeft voor Zuid Azië voor 1985 een cijfer van 367
miljoen armen. Aan hetzelfde groeicijfer geeft dat voor 1987: 380 miljoen (dus
95 miljoen meer toename); dus minstens: 192 + 95 + 52 = 339 miljoen of een
toename van minstens 25% en elk jaar een goede 30 miljoen.]
·
De kindersterfte
daalde tussen 1970 en 1998 van 107 naar 59, maar de daling tussen 1990 en 1998
was slechts 10%. (24)
·
In Indonesia
steeg de armoede tussen februari 1996 en februari 1998 van 11% naar 18-20%.
[Omgerekend: een toename van 14 tot 19 miljoen armen.](25)
·
In Vietnam
daalde de armoede (national poverty line, dus de relatieve) van 58% naar 37%.
[Omgerekend van 42 miljoen naar 29 miljoen, een daling met 31%. Gebaseerd ook
op RMD 2000, 225]. (26)
In de periode 1987 steeg
het aantal armen in de kapitalistische ontwikkelingslanden met 340 miljoen
terwijl dat aantal in China en Vietnam daalde met 163 miljoen.]
·
In Kerala
is de levensverwachting groter dan in Washington democratie. (34)
·
In 1820
was het inkomen per capita over heel de wereld tamelijk gelijk: van 500$ in
China en Zuid-Azië tot 1000 à 1500 $ in de rijkste landen van Europa. Grofweg
drie vierde van de wereldpopulatie leefde met minder dan 1$. (45)
·
De
levensverwachting van de Afrikaanse Amerikanen is ongeveer dezelfde als
die van China en van sommige staten in India. (46)
·
“How
grow affects poverty depends on how the additional income generated by growth
is distributed within a country.” (52)
·
In Bolivia
is de U5MR van de armste 20% meer dan vier maal zo hoog als dat van de rijkste
20%. In Ecuador 75% van de huishoudens van de armste 20% hebben
leidingwater, terwijl dat maar 12% is voor de rijkste 20%. (77)
·
De
arme landen hebben het probleem van weinig overheidsmiddelen. In 1997
was dat voor deze landen (China en India uitgezonderd) 17.5%, terwijl dat
29.6%. [Hier zie je de nefaste invloed van de SAP’s.] (81)
·
Niger geeft tweemaal zoveel uit aan zijn schuldafbetaling
als aan zijn gezondheidszorg. [cfr. slide zie verder]
De militaire uitgaven van de ontwikkelingslanden daalden van 4.9% in
1990 naar 2.9% in 1995. (82)
·
Tussen
1988 en 1997 kostten natuurrampen jaarlijks aan 50.000 mensen het leven
en veroorzaakten verliezen van 60 miljard $ per jaar.
Tussen 1990 en 1998 grepen 94% van de 568 grote natuurrampen en meer dan 97%
van alle doden daarbij, plaats in de ontwikkelingslanden.(170)
·
Net
privé-kapitaal naar
lage- en middel inkomenslanden, bereikte 268 miljard $ in 1998, velen maal meer
dan de ontwikkelingshulp.
In 1997 (vóór de crisis)
ontvingen de top 15 ontwikkelingslanden 83% van het privé-kapitaal dat naar de
ontwikkelingslanden ging, de overige 17% waren voor 140 ontwikkelingslanden
(met ongeveer 1,7 miljard mensen). (190)
·
Via de
NGO’s worden ongeveer 10 miljard $ naar de ontwikkelingslanden
getransfereerd: 5,4 miljard $ eigen fondsen; bijdrage van de overheden: 1,3
miljard $, 4 miljard $ officiële ontwikkelingshulp die door de NGO’s worden
beheerd. (200)
·
De kostprijs
voor het Enhanced HIPC initiatief (schuldverlichting van de landen met
de zwaarste schulden) wordt geraamd op 28 miljard $. (203)
·
BNP
in 1999: 29.232
miljard $ (4.890 per inwoner); uitgedrukt in PPP (paritaire koopkracht; dat is
ook de eenheid waarmee de 1$ of 2$-lijn wordt berekend): 38.805 miljard $, of
6.490$ per inwoner. (275)
[Dat betekent dat met de koers 1$ = 45 bef:
elke inwoner per dag gemiddeld 18 $ zou hebben, of 800 bef. Nu leeft 1,2 miljard mensen met minder dan 1$ of 45 bef en 2,8 miljard mensen met minder
dan 2$ of 90 bef.
Indien de rijkdom gelijk
zou verdeeld worden dan zou een doorsnee gezin met 4 kinderen (dus zes
personen) per maand ongeveer 144.000 bef
hebben. Daar kan je al heel wat mee doen …] [De gezinnen in de minst
ontwikkelde landen hebben gemiddeld 5 kinderen, in de ontwikkelingslanden
globaal 3 kinderen. State of
the World’s Children 2000, Statistical Tables, Table 5)
·
Jaarlijkse
oppervlakte die wereldwijd ontbost wordt: 101.724 km² [driemaal opp. Van
België]. (291)
·
Jaarlijkse
groei BNP wereld:
1980-90: 3.2%; 1990-99: 2.5%; export: 80-90: 5.2%; 90-99: 6.9%; binnenlandse
investeringen: 90-99: 2.9%. (295)
·
Bruto
Binnenlands Product (BBP): 1999: 30.212 miljard $. Samenstelling:
landbouw: 4%; industrie 32% (waarvan manufacturing: 21%); diensten: 61%. (297)
·
Wereldexport in 1998: 6.767 miljard $ ; import 6.696
miljard $. (303)
·
De
stock market capitalization [aandelen] steeg in 1990 van 9.398 miljard $
naar 36.031 miljard $ in 1999. (305) [Dat is een jaarlijkse toename van 16%]
·
Electriciteitsverbruik: wereld 2.053 kilowatt-uur per
persoon; lage inkomenslanden: 357; middel inkomens: 1340; hoge inkomens: 8.238;
de VS: 11.822. (309) [In de rijke landen verbruikt men gemiddeld dus 23 maal
meer dan de armste en 6 maal meer dan de middenmoot. Voor de VS is dat resp. 33
en 9 maal.]
·
Directie
buitenlandse investeringen: 1990 193 miljard $; 1998: 619 miljard $.
(315) [Dat is een jaarlijkse toename van 15,7%.]
·
Verhouding
buitenlandse schuld tov export diensten en goederen in Latijns-Amerika
en de Cariben in 1998: export: 299,5 miljard $ (313), totale buitenlandse schuld:
786 miljard $. (315) [Dat geeft 262%.]
undp, Overcoming Human Poverty.
Poverty
Report 2000.
New York 2000. (undp, PR 2000)
· “One reason that many poverty programmes become disjointed is that external donors provide much of the funding for individual projects, and the funds are not allocate through regular government channels. National control and coordination get elbowed aside. And the need to build government’s long-term capacity to administer poverty programmes is neglected.” (9)
· SSA: jaarlijkse daling van consumptie per capita tussen 1980 en 1997: -2,1%. (21)
·
In de minst onwtikkelde landen (MOL: dat zijn 48
landen) haalt 19% van de kinderen zijn 15de levensjaar niet. (23)
·
“But haven’t some countries made notable
progress without ever having had a poverty programme? Yes, there are some
exeptions. Take China and its spectacular progress in the early 1980s before
instituting an anti-poverty plan.” (32)
·
“China
has been willing to devote considerable national resources to combating
poverty.” (34)
· “China’s rising prosperity in the early 1980s, when its rural economy was expanding rapidly, is a well-know example of pro-poor growth. Viet Nam’s experience in the 1990s was similar.” (39)
· Ongeveer een vijfde van de ontwikkelingslanden ontvang vier vijfde van alle totale privé kapitaalstromen en officiële ontwikkelingshulp. (46)
·
Ontwikkelingslanden
argumenteren dat ze jaarlijks exportverliezen leiden van 700 miljard $ als
gevolg van protectionisme van het Noorden.
In 1995 bedroegen de subsidies aan de landbouw in het Noorden 46 miljard
$. (49) [Totale ontwikkelingshulp bedraagt 58 miljard $.]
De totale kost voor de industriële landen om zijn landbouwproductie te
beschermen wordt geraamd op 353 miljard $ in 1998, of zeven maal de officiële
ontwikkelingshulp. (49)
·
“Even
with corruption rooted out and democratic elections instituted, widespread
deprivation can persist. Democracy
is no vaccination against poverty. (54)
· “Estimating poverty in Cuba by drawing a line based on household income would be inappropirate, since many goods can be purchased at subsidized prices. Moreover, human poverty is very low. Such indicators al illiteracy and infant mortality are comparable to those in Europe.” (60)
·
Toename aantal armen in Zuid-Azië: midden ’80:
367; midden ’90: 439. Dat is een toename van 72 miljoen of 20%. (109)
·
“Since
1978, when China
initiated major economic reforms, it has achieved remarkable successes in reducing abject poverty –
successes that provide manu lessons for countries with less developed
pogrammes.”
Aantal armen daalde van 260 miljoen in 1978 naar 42 miljoen volgens
officiële Chinese bronnen, volgens de Wereldbank is het aantal armen 100
miljoen. [respectievelijk naar gelang de bron 3% en 8% van de bevolking] (115)
[Volgens de officiële cijfers: jaarlijks 11 miljoen armen minder. WDR 2000, p.
5 spreekt van een daling van 360 naar 210 in de jaren 90].
unicef, Poverty Reduction
Begins with Children
New York 2000 (unicef, PR 2000)
·
“Poverty
is the worst form of violence.” Mahatma Gandhi (vi)
· 40% van alle kinderen in de ontwikkelingslanden, zo’n 600 tot 700, trachten vandaag te overleven met minder dan 1$ per dag. (5)
· De investering nodig om te voorzien in de minimale levensvoorwaarden: voedsel, drinkbaar water, sanitair, primaire gezondheidszorg en basisonderwijs wordt geschat op 80 miljard $, minder dan 1% van het globale inkomen. (1)
· In China zou de daling van de U5MR sinds 1985 gestopt zijn en momenteel opnieuw aan het stijgen zijn. (7)
· Als we Oost-Azië en de Pacific buiten beschouwing laten dan stijgt het aantal mensen met minder dan 1$ sinds 1987 per jaar met 1,5% of 12 miljoen. (9) [In Oost-Azië en de Pacific zitten o.a. Vietnam en Indonesië. Cfr. de bespreking van de cijfers in het WDR.]
· Eén derde van alle kinderen in de ontwikkelingslanden beëindigt zijn vier jaar lager onderwijs niet, een minimum om te kunnen lezen en schrijven. In het jaar 2000 zijn er ongeveer 130 miljoen kinderen die niet naar de lagere school gaan, voornamelijk Zuid-Azië en SSA. (10)
· Meer dan de helft van de kinderen in de lage inkomenslanden heeft bloedarmoede. (11)
·
Jaarlijks zijn er ongeveer 585.000 moeders die
sterven in het kraambed, dat is ongeveer één elke minuut. (11)
[Vergelijking met
Voor de wereld: er zijn 129.384.000 geboortes jaarlijks (State of the World’s
Children 2000, Statistical Tables, Table 1); dus materniteitssterfte is 452 per
100.000;
Cuba: materniteitssterfte is 27 per 100.000 (RMD 2000, 187);dat is 17
maal minder dan het wereldgemiddelde. Met de materniteitssterfte van Cuba
zouden dat er 35.000 zijn wereldwijd. (dus 550.000 minder)
Indien de
ontwikkelingslanden dezelfde gezondheidszorgen zouden bieden als Cuba, dan
zouden er jaarlijks 550.000 minder moeders sterven in het kraambed.
· De kinderarbeid (5 tot 14 jaar) loopt op tot 250 miljoen, waarvan 120 miljoen voltijds worden ingezet. (11)
· Van de totale officiële ontwikkelingshulp (van de DAC: Development Assistance Committee van de Oeso) gaat slechts 5% naar basisgezondheidszorgen en basisonderwijs. (31) Van de officiële ontwikkelingshulp gaat niet meer dan 10% naar basis sociale voorzieningen. (32)
· Tussen 1988 en 1993 daalde het inkomen van de 5 percent armsten van deze wereld met één vierde. In diezelfde periode steeg de Gini coëfficiënt van 62.5 naar 66.0. [Deze coëfficiënt meet de ongelijkheid binnen een land.](44)
unicef, The
State of the World’s Children 2000,
New York 2000 (SWC 2000)
·
[Vergelijking van de U5MR van Cuba met de rest
van Latijns-Amerika en de Cariben: Indien Latijns-Amerika dezelfde gezondheidszorgen zou
bieden als Cuba, zouden jaarlijks 355.000 kinderen kunnen gered worden.
o U5MR 1998 Cuba: 8 (Statistical
Tables, Table 1); Crude birth rate 1998: 13 ‰ (Statistical Tables, Table 5);
aantal inwoners: 11,1 miljoen (RMD 2000, 224).
o Latijns-Amerika: U5MR 1998: 39 (Statistical Tables, Table 1); Crude birth rate 1998: 39 (Statistical Tables, Table 5); aantal inwoners 498.2 miljoen (RMD 2000, 226). Dat maakt voor dat jaar 11.458.600 geboortes. Het aantal kinderen dat sterft (onder de 5 jaar) is dan: 446.885. Mocht dat het U5MR zijn van Cuba, dan zouden dat er 91669 zijn. Dat is een verschil van 355.000. (Of ook de formule birthrate LA * aantal inw * (U5MR LA – U5MR Cuba).
·
Dezelfde redenering voor de vergelijking China en
India: Indien India
dezelfde gezondheidszorgen zou bieden als China, zouden jaarlijks 1,4 miljoen
kinderen kunnen gered worden.
(zelfde referenties, behalve inwoner aantal): China: birth rate 16‰;
inwoneraantal 1255 miljoen (RMD 2000, 224); U5MR 47. India: 25‰; 982 miljoen
(RMD 2000, 225); 105.
· De vergelijking van de ontwikkelingshulp van landen in conflict: Congo versus Rwanda en Oeganda. Op basis van (Statistical Tables, Table 6); (inwoneraantal: RMD 2000, 226)
o Congo ontvangt 268 miljoen $, of 5,5 $ per persoon.
o Rwanda ontvangt 592 miljoen $ of 89,7 $ per persoon; dat is 16 maal zoveel als Congo
o Oeganda ontvangt 840 miljoen $, of 40,8 $ per persoon; dat is 7,5 maal zoveel als Congo.
Raad eens aan welke kant de VS staat.
· Idem voor Israël en SSA. (Zelfde referenties, inwoners Israël: RDM 2000, 223; SSA: RDM 2000, 226)
o Israël: 2217 miljoen $ , of 370 $ per inwoner.
o SSA: 13924 miljoen $ , of 24,5 $ per inwoner; dat is 15 maal zoveel als voor SSA.
·
Aandeel van overheidsbudget voor gezondheid en onderwijs:
Cuba resp. 23% en 10%; Latijns-Amerika en de Cariben: resp. 6% en
11%. Ontwikkelingslanden resp. 4% en 11%; geïndustrialiseerde landen 13% en 4%.
(State of the World’s Children
2000, Statistical Tables, Table 6)
·
Stijging van BNP per inwoner van rijke donorlanden
tussen 1990-1997: + 7.878$; daling per inwoner aan ontwikkelingshulp in
dezelfde periode: - 18$. Text Figures, Figure 6.
+ 7.878$
evolutie
BNP/inw
rijke landen
(1990-97)
evolutie
ontw.hulp/inw.
arme landen
(1990-97)
- 18$
·
Tussen 1970 en 1999 is het percentage van kinderen
met te laag gewicht (als gevolg van ondervoeding) in de ontwikkelingslanden
gezakt van 37% naar 27% en van die met een groei vertraging van 47% naar 33%.
(3-4) [Indien men echter absolute cijfers neemt dan zijn er ongeveer resp. 25%
en 20% bijgekomen. Berekend op basis van
en in acht genomen dat het aantal kinderen relatief gedaald is. (226)]
Sinds 1970 is het aantal
ondervoede kinderen gestegen met 20 à 25%.
·
“Certain pays ont fait des progrès spectaculaires
dans la lutte contre la pauvreté monétaire. C’est notamment le cas de la Chine, où cette forme de misère touchait
33% de la population en 1978, et seulement 7% en 1998.” (4)
[Dat is een absolute vermindering van 318 miljoen naar 88 miljoen, of 230 miljoen.]
· Tussen 1970 en 1998 steeg de gemiddelde levensverwachting van 55 naar 65 jaar. De U5MR verminderde in diezelfde periode van 111 naar 64. (4)
· Ongeveer 1,2 miljard vrouwen en jonge meisjes minder dan 18 jaar, worden naar het buitenland gezonden om zich te prostitueren. (4)
· Men schat dat er ongeveer 100 miljoen kinderen op straat leven of werken. (4)
· Tussen 1974 en 1999 zijn 113 landen overgeschakeld van een autoritair regime naar een multipartijsysteem. (5)
· De ontwikkelingslanden tellen 250 miljoen kinderen die gedwongen worden om te werken: 140 miljoen jongens en 110 miljoen meisjes. (5)
· Men schat dat de burgeroorlogen in de jaren negentig aan ongeveer 5 miljoen mensen het leven hebben gekost. (6)
· De Gini coëfficiënt steeg van 0.63 in 1988 naar 0.66 in 1999, wereldwijd. In Rusland is deze coëfficiënt gestegen van 0.24 naar 0.48 tussen 87-88 en 93-95. (6)
· In de geïndustrialiseerde landen zijn ongeveer 8 miljoen mensen ondervoed. In de VS alleen al hebben 40 miljoen mensen geen ziekteverzekering en is één volwassene op vijf analfabeet. (8)
· De jaren ’90 werden gekenmerkt door de sterke ontwikkeling van de NGO’s: van 23.600 in 1991 naar 44.000 in 1999. (8)
· Op wereldschaal is er zo’n 80 miljard $ nodig om tegemoet te komen aan de basis voorzieningen. (9)
· Terwijl de export meer dan verdubbeld is tussen 1980 en 1997, daalde het aandeel van de minst ontwikkelde landen (10% van de wereldbevolking) van 0.6% naar 0.4%. (9)
· In SSA blijft de kindersterfte 106 ‰, drie maal meer dan in Latijns-Amerika en de Cariben. (30)
· In heel wat Afrikaanse landen is de levensverwachting met meer dan tien jaar verminderd in het afgelopen decennium. (31)
· In meer dan 30 landen , waarin meer dan een half miljard mensen leven is het inkomen per inwoner lager dan twintig jaar geleden. (31)
· In de ontwikkelingslanden is het percentage om te sterven voor zijn 40 jaar tussen 1990 en 1998 gedaald van 20% naar 14%. Het aantal mensen die geen toegang hebben tot drinkbaar water van 32 naar 28%. De mensen onder de 1$ lijn (ppp van 1993) van 29% naar 24%. Nochtans leven nog steeds 1.2 miljard mensen onder die lijn. (34)
· Monetaire armoede in een aantal Oeso-landen: percentage van mensen onder de armoede grens VS (97): 17; Italië (95): 13; Australië (94): 12; Canada (94): 11; Verenigd Koninkrijk (95): 11. (34)
· In de VS slapen ongeveer 750.000 elke nacht op straat. (34)
· In de ontwikkelingslanden daalde de kindersterfte tussen 1980 en 1999 van 168‰ naar 93‰. (35)
· Eén derde van de kinderen beneden de vijf jaar is ondervoed. (35) [Dat zijn er dus ongeveer 200 miljoen (aantal kinderen onder de 5: 603 miljoen; State of the World’s Children 2000, Statistical Tables, Table 5);
· IN de ex-Oostbloklanden (de zogenaamde transitielanden) is in heel wat landen de levensverwachting van de mannelijke bevolking gedaald met vijf jaar. Veel van de landen worden vandaag geconfronteerd met een tot op heden onbekend verschijnsel: analfabetisme. (35)
· In Duitsland verdienen de Turkse migranten gemiddeld 73% van het salaris van de Duitse arbeiders. (41)
· Van de 130 miljoen geboren kinderen zijn er ongeveer 30 miljoen met een te laag gewicht bij de geboorte. (76)
· Het aandeel van de privésector in de binnenlandse investeringen van de ontwikkelingslanden is gestegen van 54% in 1980 naar 72% in 1997 in Zuid-Azië; van 70 naar 84% in LA en Cariben; van 52 naar 68% in SSA en van 51 naar 55% in Oost-Azië en de Pacific. (79)
·
Unicef schat dat er ongeveer 80 miljard $
(prijzen van 1995) nodig is om te voldoen aan de basisbehoeften. De berekening
is gebaseerd op het volgende: wat nodig is bedraagt tussen de 206 en 216
miljard $, terwijl er 136 miljard $ momenteel wordt besteed. Het tekort werd in
het UNDP rapport van 1995 nog geschat op 40 miljard $, dat is dus nu reeds
verdubbeld.
In 1998 was de bijdrage
van de donorlanden op het gebied van de basisvoorzieningen (basisgezondheid,
basisonderwijs, drinkbaar water, sanitair) slechts goed voor 8,3% van de
officiële ontwikkelingshulp, dus duidelijk minder dan de 20% beloofde.
(79)
· Gemiddelde groei BNP van de voormalige Oostbloklanden in de periode 1990-98: 1 land haalt tussen de 3 en 4%; 1 land haalt tussen de 0 en 3%, en 18 landen zitten met een negatieve groei. (81)
· Het aandeel van SSA in de wereldexport daalde van 2,3% in 1980 naar 1,4% in 1998. (82)
· In 1998 bedroegen de buitenlandse investeringen 600 miljard $. Deze waren echter zeer geconcentreerd. Twintig landen, waaronder China, Brazilië, Singapore en Mexico, ontvingen 83% van de 177 miljard $ buitenlandse investeringen bestemd voor de ontwikkelingslanden of de transitielanden, terwijl de 43 minst ontwikkelde landen het moesten stellen met minder dan 3 miljard $ in 1998, of 0,4% van het totaal. (82)
·
In
1999 bedroeg het gecumuleerd fortuin van de 200 rijksten 1.135 miljard
$, in 1998 was dat 1.042 miljard $. Ter vergelijking: 582 miljoen inwoners van
de minst ontwikkelde landen hebben een geaccumuleerd inkomen van 146 miljard $.
(82)
[We combineren die cijfers met die van 1994: dan hadden de 200 rijksten samen
440 miljard $. (HDR 1999, 38). Dus tussen 1999 en 1994 is er een toename van
695 miljard $. Dat is een toename van 4408$/sec. Met de koers 1$ = 45 bef, geeft dat 198.000 bef per seconde, of elk een toename van
992 bef per seconde.
Elk van de 200 rijksten
van deze planeet worden dus elke seconde 1000 bef
rijker, terwijl dat 2,8 miljard mensen het moet stellen met minder dan 90 bef per dag.
· Volgens een recente studie van de unctad zouden de ontwikkelingslanden ongeveer in 2005 700 miljard $ meerinkomsten hebben indien ze een betere toegang zouden hebben tot de wereldmarkt. Dat is een viermaal zoveel als in de jaren ’90. (83)
· Classificatie: hoog inkomen: 9.361$/inw. of meer; middel inkomen: tussen 761 en 9.361$; laag inkomen: tuo aan 760$. (146)
· Volgens de IPH-2 index (een armoede index) zijn de VS (15,8%), Ierland (15,0%) en het Verenigd Koninkrijk (14,6%) van de geïndustrialiseerde landen het meest getroffen door armoede. (152) België: 12,4%. (172) [De IPH-2 index is geen strikt monetaire index, maar kijkt naar het percentage dat voor zijn 60 jaar sterft, het percentage analfabeten bij volwassen, het percentage dat onder de armoededrempel zit (= minder dan de helft van gemiddelde), en naar de langdurige werkloosheid (12 maand of meer). (147)]
·
De IPH-1 index voor Cuba is 4,6%. Het
land neemt daarmee de derde plaats in van de ontwikkelingslanden, na Uruguay
(3,9%) en Costa Rica (4,0%). (169) [Deze armoede-index geeft aan hoeveel procent van
de kinderen onder de vijf jaar ondervoed is, hoeveel procent van de bevolking
sterft voor zijn 40 jaar, hoeveel procent van de volwassenen analfabeet is of
geen toegang heeft tot de gezondheidszorg of zuiver water. Het meet dus het
percent ‘armen’ maar op een niet monetaire manier. (147)]
·
België heeft
365 artsen per 100.000 inwoners (190), Cuba 518. Cuba heeft nog
eens 752 verpleegkundigen per 100.000. (191); In LA en de Cariben is dat resp. 132 en 100. In de wereld 122 en
148. In de ontwikkelingslanden 78 en 98. (193)
·
Uitgaven aan onderwijs
en gezondheid als aandeel van BNP: Cuba: 6,7% en 8,2% (samen 14,9%)
(215); LA en Cariben: resp. 4,5 en 3,1% (samen 7,6%); ontwikkelingslanden 3,8%
en 2,2% (samen 6%), wereld: 4,8 en 5,6% (samen 10,4%); Oesolanden resp. 5.0 en
6.2% (samen 11.2%) (217)
·
Berekend als aandeel van het overheidsbudget
(zie vroeger) voor gezondheid en onderwijs: Cuba resp. 23% en 10%;
Latijns-Amerika en de Cariben: resp. 6% en 11%. Ontwikkelingslanden resp. 4% en
11%; geïndustrialiseerde landen 13% en 4%. (State of the World’s Children 2000, Statistical Tables, Table 6)
·
De officiële
ontwikkelingshulp daalde van 0.33% van BNP in 1987/88 naar 0.24% in 1998. (218)
·
Urbane bevolking Cuba: 82,7%. (224)
Oeso: 81,3, LA en Cariben: 79,9%. (226)
·
Aantal Caloriën
per dag per inwoner in Cuba in 1997: 2480. (238)
·
Productie
van voedsel in 1998 was 61%
van dat in 1989-91 in Cuba. (238)
·
Washington 1999. (HDR 1999)
· De kloof tussen de 20% rijksten en 20% armsten was 3 tov 1 in 1820, 7 in 1870, 11 in 1913, 30 in 1960, 44 in 1973, 60 in 1990, 74 in 1997. (3, 38) De Britten hadden in 1820 een inkomen per capita dat zes maal hoger was dan dat van de Ethiopiërs in 1992. (38) [Volgens Le Monde Diplomatique is die kloof in 1999 82 maal zo groot. (LMD dec. 1999, p.1)]
· OP het einde van de jaren 90 hebben de twintig 20% rijksten: 86% van het BBP (1% voor de 20% armsten) , 82% van de export (1%), 68% van buitenlandse investeringen (1%) en 74% van telefoonlijnen (1,5%). (3)
· Het gezamenlijk inkomen van de drie rijksten is meer dan het BBP van de 600 armsten. (3)
· In 1998 controleerden de 10 topfirma’s van pesticiden 85% van de markt (31 miljard $) en de top 10 telecommunicatiefirma’s 86% van de markt (262 miljard $). (3)
· In 1993 namen slechts 10 landen 84% van de globale R&D op zich en controleerden ze 95% van de VS patents van de laatste twee decades. Meer dan 80% van de patenten verleend aan ontwikkelingslanden behoort toe aan residenten van de geïndustrialiseerde landen. (3)
· 95% van de 16.000 geïnfecteerden van AIDS leven in de ontwikkelingslanden. Voor negen Afrikaanse landen voorziet men een daling van de levensverwachting van 17 jaar tegen het jaar 2010, terug naar het niveau van de jaren ’60. (4)
· De handel van vrouwen en meisjes (voor sexuele uitbuiting) wordt geschat op 500.000, alleen al naar West-Europa. Waarde: 7 miljard $. (5)
· De drugstrafiek werd in 1995 geschat op 8% van de wereldhandel [of ongeveer 470 miljard $ , HDR 1998, 210,] dat was meer dan de handel in auto’s of ijzer en staal. (5)
· Witwas geld wordt geschat op 2-5% van het BNP. (5) [of 450 tot 1.100 miljard $, HDR 1998, 210 ] De georganiseerde criminaliteit wordt geschat op 1.500 miljard $ per jaar. (5)
· Opbrengst van Hollywoodfilms in 1997: 30 miljard $ . (33) De Titanic zelf bracht al 1,8 miljard $ op. De 50 grootste multimedia bedrijven waren in 1993 goed voor een verkoop van 110 miljard $. (33)
· De NGO’s (non profitorganisaties) in 22 landen zijn goed voor 1.100 miljard $, en stellen 19 miljoen mensen te werk. (36)