Uit berichten van rgrinfeld39@hotmail.com Dissident in Amerika. Voor een Belg is het moeilijk te volgen wat een Amerikaan als Chomsky allemaal denkt. Een grote hulp daarbij was "Chomsky's Politics" van Milan Rai, maar dat boek werd in een vorig decennium uitgebracht. Toch heb ik de indruk dat de ideëen van Chomsky zoals ze hieronder uitgelegd worden weinig aan actualiteit hebben ingeboet. Noam Chomsky spreekt vaak voor een publiek van honderden mensen, groffe opmerkingen makend over de Amerikaanse samenleving. En die dissidente stem in Amerika wordt weinig in de academische wereld gesmaakt, wel wordt Chomsky vaak geprezen om zijn linguistische ideëen. Misschien dat hij daarom liever met taalkunde bezig is dan met zijn politieke hobby's. Hij is één van die belangrijke motoren achter de "anti-globalisatiebeweging", die hij beschouwt als het resultaat van jarenlang werk door linkse activisten. Chomsky politiseert en sputtert, bekritiseert de massamedia en maakt handig gebruik van het internet. Hij spuwt op de Amerikaanse massamedia en geeft de voorkeur aan de Canadese en de Europese mediawereld, waar hij meer objectieve aandacht van krijgt. Chomsky groeit als kind op in New York, in een erg levendige intellectuele cultuur, daar gedomineerd door de radicale joodse intelligentsia, met kritische nonkels en tantes. Al snel maakt hij kennis met revolutionaire strategieën, Marxistische en andere. Het elitaire Bolsjevisme vindt hij destructief en misvormend, daarom geeft hij de voorkeur aan andere radicale stromingen, en dat blijft zo tot vandaag. Als jongen vindt hij veel inspiratie in de ideëen van de kibboetsbeweging, waarvoor hij, als kind van joodse afkomst, een grote bewondering heeft. Hij gaat later filosofie aan de universiteit studeren, in academische kringen blijft hij een leven lang rondhangen. Hoe lang nog? Wie zal het zeggen? Naar het schijnt lijdt Chomsky aan kanker. In de jaren zestig doet hij mee aan directe acties maar geraakt traag op gang. Als de Vietnam-oorlog escaleert wordt hij erg actief in de mensenrechtenbeweging. Het meeste van Chomsky's werk draait rond "macht" en "ideologie". Ideologie beschouwt hij als een geheel van ideëen, een systeem dat een sociaal raamwerk kan creëren dat de buitenlandse "politiek van de USA" vergemakkelijkt en verantwoordt, de bezigheden van de CIA, het leger en de Amerikaanse regering. Chomsky maakt zich zorgen over de morele en intellectuele cultuur in de Verenigde Staten. Zo begrijpt hij de indoctrinatie van veel Amerikanen met gewelddadig anti-communisme als iets dat meehielp aan de legitimatie van de oorlog in Vietnam. Bij de propaganda vormen media een belangrijke schakel. Zij dienen een maatschappelijk doel, namelijk "het trainen van de mensen hun breinen, om op een virtuoze manier afhankelijk te worden van hun regering en de arrangementen van de sociale, economische en politieke orde in het algemeen". Het ligt in de bedoeling van media om domheid en conformisme te cultiveren. Ze doen aan belangenbescherming en moeten dreigingen afwenden. Een belangrijke dreiging vormt de participatie van mensen aan het publieke leven, wanneer zij dingen beginnen te begrijpen. Chomsky's tegenstrategie behelst dan ook het informeren en politiek bewust maken van mensen, in de hoop dat ze politiek gaan handelen en maatschappelijke processen leren begrijpen. Door middel van propaganda wordt een maatschappelijke consensus gecultiveerd. Een kijk op de institutionele structuren van de media en de actoren die er druk op uitoefenen verklaart dat. Mediabedrijven zijn niets anders dan dat, bedrijven. Het zou dan ook onlogisch zijn als zij tegen het bedrijfsleven in zouden gaan, het eigen voortbestaan moet immers verzekerd worden. Mediabedrijven bieden, volgens Chomsky, geen objectieve kijk op de wereld, dat komt tot uiting in de wijze waarop men over problemen rapporteert. Ellende in Zuid-Amerika wordt bijvoorbeeld anders benadert dan ellende in 'communistische' landen. Het voormalige Oostblok kreeg tonnen zware kritiek over zich heen en wanneer er problemen waren werden die ook uitgebreid belicht. Dat ging anders bij de Latijns-Amerikaanse landen, die minder aandacht kregen en op een andere wijze belicht werden. Ook het contrast tussen de rapportage over Israël en die over de Arabische landen is opvallend. Het propaganda-model. Noam Chomsky beschouwt het propaganda-model van de Verenigde Staten als "hersenspoeling bij een conditie van vrijheid". In een democratie bestaat vrijheid van meningsuiting, maar het resultaat is ongeveer hetzelfde als in totalitaire systemen. Men krijgt de indruk dat censuur niet bestaat, wat alleen in technische zin waar is, daarom is de propaganda zeer effectief. Het propagandasysteem van de VS is zeker efficiënter dan het Stalinistische propaganda-model. Massamedia ervaren druk vanuit verschillende hoeken: adverteerders prefereren rijke doelpublieken; regeringen hebben de macht om te reguleren, belasten, licenties te geven,... Maar het zijn niet alleen media die de status-quo helpen handhaven. Bij Amerikanen bestaat er een voorafgaande druk om zichzelf te conformeren. Je eigen samenleving in vraag stellen is door het gebrek aan degelijke informatie moeilijk en bovendien emotioneel gezien pijnlijk. Dingen niet in vraag stellen vereist minder werk, vaderlandsliefde is bijvoorbeeld gemakkelijk (maar daarom niet minder gevaarlijk). Ook scholen leveren geen intellectuele zelfverdediging af, die is nochtans nodig om weerstand te bieden aan het propaganda-model. Chomsky lijkt eerder zijn hoop te stellen in de informerende marge, zoals een aantal degelijke en kritische journalisten. Hij hecht veel belang aan objectiviteit in de berichtgeving. Er is een gebrek aan een serieuze politieke analyse van de institutionele bronnen van beslissingen en beleidsvormen. Noam klaagt over de ruimte voor het irrationele want redelijke analyses van de dominante VS-instellingen zijn noodzakelijk om de verborgen werkelijkheid bloot te leggen. De voorbije Koude Oorlog wordt gezien als een strijd tussen twee supermachten. Fout, zegt Chomsky. Het was eigenlijk een oorlog van de Verenigde Staten tegen de derde wereld en van de Sovjetunie tegen de door haar gecontroleerde landen. Noch Tsjechoslovakije, noch Guatemala waren bedreigend voor de supermachten, toch werden daar kernraketten geïnstalleerd. En de regeerders van de supermachten gebruikten harde beelden van hun tegenstanders om zware en brutale maatregelen te nemen tegen slachtoffers binnen hun respectievelijke domeinen. Wat met links? Hoe kan links suksessen boeken? Door een toekomstvisie te hebben die overtuigend werkt voor een grote meerderheid van de bevolking, zegt Chomsky. Enigszins profetisch was hij in 1969 toen hij stelde dat links zichzelf kapot zou maken wanneer het vernietigen en klappen uitdelen als enige doelen vooropstelt. Dat hebben ontwikkelingen in Oost-Europa aangetoond. De intellectueel is nogal geweldloos. Chomsky ziet dan ook meer in anarchisme dan in communisme. Voor hem is het anarchisme het uiteindelijke ideaal waar de samenleving naar moet evolueren. Chomsky sluit zich aan bij de anarcho-syndicalist Rudolf Rocker wanneer die het anarchisme op de volgende wijze definieert: "geen vast, zelfomlijnd sociaal systeem maar eerder een definitieve trend in de historische ontwikkeling vann de mensheid". Chomsky ziet het als een tendens naar vrijheid die zich op verschillende manieren uit op verschillende tijdstippen. Want er duiken steeds weer nieuwe problemen op in de geschiedenis die maken dat het anarchisme zichzelf moet omvormen en sublimeren. Maar Chomsky is wel degelijk vrijheidsgezind. Mikhail Bakoenin heeft zichzelf ooit omschreven als een fanatieke liefhebber van (individuele) vrijheid, het beschouwend als de unieke toestand waaronder intelligentie, waardigheid en menselijk geluk tot ontwikkeling en groei kunnen komen. Noam Chomsky is ongetwijfeld een minder gepassioneerde anarchist, dat maakt hem wellicht nog niet minder vrijheidsgezind. Net als Bakoenin laat Noam zich graag inspireren door Marx, en ook door de weinig autoritaire marxisten, zoals Rosa Luxemburg. Voor Chomsky is het Bolsjevisme eigenlijk niet "marxisme in de praktijk gebracht" want Marx was een stuk minder autoritair dan mensen als Lenin. Toch zal hij zichzelf niet marxist noemen, dat doet hem teveel denken aan idolatrie. Marxisme is teveel een kerk geworden, een theologie. Wellicht kunnen we Chomsky nog het best omschrijven als een libertaire socialist. Wel moeten we dan socialisme invullen volgens de klassieke betekenis, namelijk als een samenleving die gecontroleerd wordt door vrije associaties van werkers of een streven naar zo'n maatschappij. Voor libertaire socialisten is socialisme niet denkbaar zonder vrijheid. Rocker stelde ooit: "socialisme zal vrij zijn of helemaal niet zijn". In de klassieke betekenis is anarchisme dan ook de anti-autoritaire vleugel van het socialisme. Belangrijk daarbij is steeds de verwijzing te maken naar de authentieke invulling van de term socialisme, vermits het woord doorheen de geschiedenis uitgehold werd door "sociaal-democratie" en Bolsjevisme en daarom een geperverteerde betekenis kreeg. Chomsky's anarchisme staat dicht bij de traditie van het radencommunisme, hij ziet veel in het idee van de arbeidersraden, netwerken van locale raden die geconfedereerd zijn op regionaal, nationaal of misschien zelfs internationaal niveau. Loci van deze raden situeren zich in de sfeer van vakbonden, industrieën,... Hij pleit voor een onmiddelijke organisatie en controle op de werkvloer en in de gemeenschappen, waarbij het economische leven een totale transformatie heeft doorgemaakt. Er is immers geen privé-eigendom meer van productiemiddelen of -bronnen. Ook heeft men volledig komaf gemaakt met de sterk hiërarchische structuren van nu in de werkplaatsen. Voor het beheer van de werkplaatsen en de gemeenschappen schuift Chomsky de participatie van iedereen naar voor als optimale oplossing. De participatie in de verschillende lagen van de bevolking moet roteren doorheen de bevolking. Chomsky's werk heeft een revolutionaire en utopische dimensie, hij verdedigt dan ook een positieve kijk op de menselijke natuur. Anderzijds is hij wel pragmatisch in zijn keuze voor politieke strategieën, hij probeert de tegenstelling revolutie tegenover hervorming te overstijgen. Lange-termijn-doelen werken aanvullend voor korte-termijn-effecten, daarom vraagt Chomsky zich af of het wel zinnig is om revolutie tegenover hervorming te plaatsen, alsof er een scheiding tussen bestaat. Intellectueel en activist. Chomsky is geen absolute pacifist, revoluties kunnen contra-revoluties uitlokken en dan kan het zinnig zijn om zichzelf met geweld te verdedigen. Verschillende zaken kunnen een sociale revolutie op de agenda zetten. Een economische crisis kan daarvoor bijvoorbeeld helpen, maar dan hebben we wel bewuste, kritische mensen nodig die de revolutie stimuleren. Er moet, zegt Chomsky ook, een actieve participatie van de bevolking zijn, die men politiseert. Er mag geen linkse voorhoedepartij zijn die van de algehele crisis profiteert. En wat meer is, een economische crisis kan ook het tegendeel van de sociale revolutie in de hand werken, vormen van fascisme of religieus fundamentalisme. De armoede kan dus ook voor nog meer problemen zorgen. Chomsky is geen tegenstander van partijpolitiek. Hij verdedigt zelfs de oprichting van reformistische massapartijen, warmee we één van de zwakkere punten van Chomsky's ideëengoed blootleggen. Hij gelooft dat zo'n partijen een perspectief kunnen bieden op educatieve en organisatorische pogingen van een radicalere aard. Chomsky was (en is?) dan ook lid van de Democratic Socialists of America. Hij is niet tegen deelname aan verkiezingen of zelfs parlementaire strategieën. Daarmee staat hij nogal geïsoleerd binnen libertaire kringen. Toch is de anarchistische invloed ook hier merkbaar. Electoralisme moet gepaard gaan met de mobilisering van de gehele bevolking, door middel van directe acties en zelfs burgerlijke ongehoorzaamheid bijvoorbeeld. In de late jaren zestig participeerde Chomsky zelf aan allerlei acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Wanneer er een ernstig probleem is en er bestaat daar een groot publiek bewustzijn over kan burgerlijke gehoorzaamheid ongetwijfeld zinvol zijn. Zoniet, zegt Chomsky, is het mogelijk slechts schadelijk avonturisme. Ook geweld vindt hij niet tolerabel bij directe acties. Toch is Noam eerder academicus of intellectueel dan activist. Hij onthoudt zich wat bij raadgevingen op het vlak van actievoeren. Hoever men kan gaan bij acties van burgerlijke ongehoorzaamheid, daar heeft hij niet altijd evenveel zicht op en hij gaat er van uit dat activist worden een ingrijpende beslissing kan zijn in iemand zijn of haar leven. Zoals gezegd is de academische wereld belangrijk voor Chomsky. Hij is een overtuigd voorstander van het intellectuele leven en ziet ook een grote rol weggelegd voor die academische wereld. Hij vindt dat academici hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Zij bekleden immers belangrijke posties in onze maatschappij. Heel veel intellectuelen nemen die verantwoordellijkheid niet op, zij zijn vervreemd van de dagelijkse realiteit en in strikte zin dus helemaal geen intellectuelen. Ook de universiteit als instelling heeft een belangrijke rol te vervullen. Ze moet haar onafhankelijkheid bewaren door een instelling te zijn die zich wijdt aan de vrije uitwisseling van ideëen, de kritische analyse, het experiment, de exploratie van een breed gamma aan ideëen of waarden en de bestudering van de konsekwenties van sociale actie of wetenschappelijke vooruitgang. Ook misschien interessant: "Revolutie en/of hervorming." Een kritiek op Chomsky's pragmatisme, door Mike Long (vertaald in het Nederlands). Op http://www.antenna.nl/bn/pl/mokerhtm/stukken.htm#chomsky