Weer een andere kijk op Stalin Michael Parenti is een marxistische predikant die vanuit Californië zijn evangelie verkoopt. Zijn laatste boek over Zwarthemden & Roden biedt hiervan een synthese. Vanaf de eerste regels al zet hij zijn lezers met een kanseltruc van bij de jezuïeten op het verkeerde been. Hij vindt dat iemand (hijzelf dus) die zich in “de huidige ideeën van het ‘democratisch-socialisme’ wil verdiepen (...) een beeldenstormer (moet) zijn.” Al snel wordt echter duidelijk dat Parenti onder ‘democratisch-socialisme’ een stalinisme van de ergste soort bedoelt. Dat nogal overspannen wereldbeeld van Parenti laat zich bondig samenvatten in een historisch verhaal over een nogal rechtlijnige samenzwering van het grootkapitaal tegen het communisme. Parenti meent dat het grootkapitaal ooit op een snode manier het fascisme tot leven heeft gewekt om de arbeidersklasse af te houden van de revolutie. Daarna, toen het fascisme verslagen was, begon het grootkapitaal een campagne tegen het communisme door de parlementaire democratie te verdedigen. Hierdoor kon het ook nog eens (domme) linkse mensen mobiliseren tegen de Sovjetunie. Alweer met succes, zoals achteraf blijkt, want het communisme is geïmplodeerd. Het grootste gedeelte van dit boek gaat ook over de implosie van het socialisme in Oost-Europa. Parenti verwekt hierbij de indruk dat hij van trotskistische origine is en in de ultieme fase van het communisme zich alsnog heeft bekeerd tot Stalin. Als verkapte fellow-traveller was Parenti blijkbaar in die periode in Washington de gast op de recepties en persconferenties van de ambassades. Zo vertelt hij dat hij in 1990 op de Hongaarse ambassade een persconferentie bijwoonde over het einde van het socialistische systeem in dat land. Op zijn vraag over de oorzaak daarvan kreeg hij als antwoord van de ambassadeur een “ik weet het niet”. Parenti verklaart hierop: “Leiders die alleen maar met elkaar praten verliezen vlug het contact met de realiteit. De beleidsmannen van deze communistische landen toonden een verrassende onmarxistische kijk op de problemen waarmee ze kampten.” Parenti denkt dus dat met een marxistisch kijk op de wereld niet alleen alle problemen verklaard kunnen worden, maar ook opgelost. Zelf voelt hij zich blijkbaar daarvan ontslagen, want over de oorzaken van de implosie taalt hij niet. Hij ontsnapt met de bekende bewering dat de “overgang van het oorlogssocialisme naar het consumentensocialisme mislukte (....) (omdat) er nooit een einde kwam aan de oorlog.” Deze omsingelingstheorie is dan de opmaat voor een andere kijk op Stalins terreur. Parenti wil hier de slimme rekenaar uithangen. De door hem geraadpleegde auteurs blijken alleen maar schattingen in miljoenen van de aantallen slachtoffers te kunnen geven, nergens precieze cijfers. Dat is een opluchting voor Parenti, want wie geen exacte cijfers kan bieden heeft geen recht van spreken. Gelukkig heeft hij wél exacte cijfers kunnen vinden over de miljoenen gevangenen die de kampen konden verlaten! Daar de meeste doden in de goelag tijdens de oorlog vielen, neemt Parenti zijdelings aan dat de Duitse fascisten en niet Stalin hiervoor verantwoordelijk waren. Daarna daalde dat sterftecijfer immers aanzienlijk. Hier praat Parenti evenwel in percentages en niet in absolute aantallen, wat ons weer in het ongewisse laat nopens het aantal doden. Daar de overgrote meerderheid van de gevangenen trouwens niet beticht was van politieke feiten, maar van moord, diefstal, etc., denkt hij dat het met de politieke repressie nogal is meegevallen. Parenti slaat dan enkele decennia over. Zo komt hij bij het grote keerpunt van 1989. Hier ziet hij de “kolonisatie” van Oost-Europa door het grootkapitaal haar beslag krijgen met de hulp van lokale verraders (Jeltsin, Gorbatsjov). Het betoog krijgt nu een veel woestere inslag, want na de geschiedenisboeken stort de auteur zich polemisch op eigentijdse bronnen als de San Francisco Chronicle. Met een knipselarchief komt een publicist een eind. Boeken lezen hoeft dan niet meer. Dit boek is een openbaring voor wie zich wil toeleggen op de studie van de paranoia in de publicistiek, niet voor wie iets wil leren over het behandelde onderwerp. Parenti is een auteur die kleine oorlogjes met andere publicisten op straat uitvecht. Deze bevlogen en fanatieke man wil het liefste aanklagen in de stijl van zijn geciteerde idool Noam Chomsky, wat ook al weer geen referentie is sinds deze laatste het wereldnieuws haalde met zijn verdediging van Pol Pot en Faurisson. De achterflap vermeldt dat de auteur doctor in de politieke wetenschappen en “een van de belangrijkste progressieve denkers in de VS” is. Hij zou vijftien boeken hebben geschreven die ook nog eens in tien talen zijn uitgegeven. Zijn artikelen zouden zijn verschenen in belangrijke bladen als Monthly Review. Dat laatste klopt in elk geval, want meer dan twintig jaar geleden verscheen er ooit van hem één artikel in de Monthly Review plus nog eens een boekbespreking. Dat was in de periode dat zijn boek Democracy for the Few hem in de belangstelling had gebracht. Daarna is hij blijkbaar van de universitaire Olympus gedonderd. De flaptekst vermeldt daarom decent dat hij in Berkeley “woont”. André Mommen Michael Parenti, Zwarthemden & Roden. Rationeel fascisme en de omverwerping van het communisme, Berchem: EPO, 2001, 225 blz.