Op 30 april en 1 mei 1972 zond de VARA-radio in de serie “Zin en tegenzin” een vraaggesprek met Arthur Lehning uit . Interviewer was G.J.P. Cammelbeeck. Hieronder drukken wij een stuk van de tekst af van het op 1 mei uitgezonden gedeelte, waarin Lehning uitvoerig spreekt over zijn anarchistische opvattingen. Het geeft wat meer zicht op de anarchistische en andere libertaire visies op deelname aan verkiezingen. Op grond van je anarchistische ideeën verzet je je tegen iedere vorm van autoriteit, derhalve tegen de staat tegen de politieke partijen, ook tegen de parlementaire democratie, uiteraard tegen het parlement en mag ik daar ook aan toevoegen tegen de kerk, met de bijbehorende vraag dus ook tegen de religie? “In het algemeen moet ik zeggen ja. Dus zowel tegen de staat als tegen de kerk, als ook tegen alle hiërarchische instellingen van de maatschappij. Het anarchisme is dus van mening dat dat beter op een andere wijze kon worden georganiseerd, maar ik neem aan dat je me daar nog wel enkele pertinente vragen over zal stellen. Het anarchisme, ik heb het reeds gezegd, dat het een sociale filosofie is, een wereldbeschouwing, afgezien van een politieke theorie. Essentieel is voor het anarchisme: het vertrouwen van alle dwangmatige autoriteit van de ene mens over de andere. En ik heb al gezegd, men vindt deze ideeën in de loop van de geschiedenis bij alle mogelijke schrijvers, denkers en filosofen, en de anarchistische theorieën gaan er over het algemeen van uit, dat ze buitendien ontkennen dat er in beginsel een tegenstelling is tussen het individualisme en socialisme, tussen de rechten van het individu en die van de maatschappij. Ik geloof ook dat men het anarchisme het meeste recht doet door het niet alleen te beschouwen als een ideale maatschappijvorm, als een vaag einddoel van de revolutie, maar als een beginsel van maatschappelijk leven, waarbij de vrijheid als een permanent en esentiële factor wordt beschouwd in het ontwikkelingsproces. Nu is één van de kernproblemen van het anarchisme die van het gezag en van de macht en in de eerste plaats van de Staat en nu heeft men mij wel eens de vraag gesteld of dat nu nog wel reëel is want de Staat is toch niet meer het onderdrukkingsapparaat van een heersende klasse, zoals dat in de 19de eeuw was, maar nu een halve eeuw later is de Staat toch ook een soort van welvaartsstaat geworden en buitendien hebben we toch de democratie en algemeen stemrecht enz. Ik ben echter van mening dat deze democratie een schijn-democratie is.” Kan je dat verduidelijken? “Jawel, ik zal het verduidelijken als ik er de tijd voor heb; kijk eens, als democratie iets betekent, dan wil dat zeggen zelf-bestuur en zelf-beschikking, rechtstreeks deelname aan de instellingen die het maatschappelijke leven regelen. Bij tienduizenden verenigingen die in het maatschappelijk leven op vrijwillige basis in het leven geroepen zijn, en dat zou ik willen accentueren, want het anarchisme stelt zich eigenlijk voor dat de hele maatschappij zich op een zekere vrijwillige associatieve, coöperatieve basis zou moeten worden georganiseerd, - is dat ook wel het geval – op enkele notoire uitzonderingen natuurlijk, zoals instellingen als de Katholieke Kerk bijvoorbeeld. In alle vrijwillige organisaties heerst democratie. De leden kiezen hun vertegenwoodigers om de belangen waarvoor men zich heeft aangesloten te behartigen. Alleen bij de gedwongen collectiviteit die de Staat is, en waartoe iedereen behoort, of hij wil of niet, is dit niet het geval.” Dat kan ik allemaal volgen, maar moet je op een gegeven moment niet zeggen een politieke partij is op een gegeven ogenblik ook een vereniging van vrije mensen? “O ja, natuurlijk kan je dat zeggen, maar je had mij gevraagd of ik ook de politieke partijen afwijs en dan zeg ik ja, want dat is op andere redenen gebaseerd. Dat is namelijk daarop gebaseerd, en dat is heel logisch, dat als men een bepaald doel wil bereiken, dat men daartoe bepaalde middelen moet aanwenden en wanneer men nu een staatloze maatschappij wil bereiken door middel van actie en eventueel door revolutie waarbij dan degene die een rol spelen in het economische en sociale leven. Zelf voor hun belangen opkomen ja dan kun je niet zeggen dat je eerst maar eens de Staat wilt veroveren, dat is een contradictio in terminus. Een politieke partij is per definitie, ik noem hier de definitie van de Duitse socioloog Max Weber die ook in dit land een goede klank heeft, - de sociologische definitie van een politieke partij is: de politieke partij is een organisatie die ten doel heeft om de staat te veroveren, en Weber voegt hieraan toe, maar dat laat ik nu maar even rusten omdat het te ingewikkeld wordt, om deze in het belang van zijn aanhangers te gebruiken. In grote lijnen is dat ook juist, wanneer een politieke partij de macht verovert, dan heeft dat natuurlijk ten doel dat daar een zekere verschuiving in de hele politieke en economische machtsverhoudingen het gevolg van zal zijn, men hoeft nu niet direct te denken aan corruptie bij deze formulering. Maar wanneer men dus van mening is dat het socialisme uitsluitend verwerkelijkt kan worden niet door de Staat, maar juist tegen de Staat en door de vernietiging van de Staat dan heeft het helemaal geen zin om aan een politieke partij mee te doen en aan deze democratie en buitendien komt er ook nog bij dat op het ogenblik, deze democratie langzamerhand helemaal verworden is, ze wordt helemaal uitgehold door de hele technologische ontwikkeling en volgens mij zijn wij met deze democratie op weg naar een totalitaire Staat.”