ANTWOORD OP DE PARLEMENTAIRE VRAGEN NRS B160 VAN DE HEER PIETER DE CREM, VOLKSVERTEGENWOORDIGER, NR B161 VAN DE HEER FRANCIS VAN DEN EYNDE, VOLKSVERTEGENWOORDIGER, . NR B190 VAN DE HEER JAN PEETERS, VOLKSVERTEGENWOORDIGER, NR B205 VAN MEVROUW MAGDA DE MEYER, VOLKSVERTEGENWOORDIGER, NR B230 VAN MEVROUW ELS VAN WEERT, VOLKSVERTEGENWOORDIGER, NR B244 VAN MEVROUW ZOÉ GENOT, VOLKSVERTEGENWOORDIGER EN OP DE INTERPELLATIES NR 1608 VAN MEVROUW LEEN LAENENS, VOLKSVERTEGENWOORDIGER EN NR 1612 VAN DE HEER KAREL VAN HOOREBEKE, VOLKSVERTEGENWOORDIGER. Vooraleer in detail te antwoorden op uw vragen zou ik toch eerst enkele valse geruchten willen de kop indrukken. Ten eerste heeft de dwingende richtlijn, die ik 22 februari 2003 uitgevaardigd heb en die de houding van de politiediensten ter gelegenheid van gebeurtenissen zoals deze die aanleiding zijn tot uw vragen bepaalt, niet tot doel de correcte uitoefening van fundamentele vrijheden zoals de vrijheid om zijn mening te uiten en zich in het openbaar uit te drukken te belemmeren. Mijn richtlijn herinnert wel in het tegendeel uitdrukkelijk aan de grondwettelijke waarborg waar ze het voorwerp van uitmaken. De uitoefening van die vrijheden moet weliswaar op vreedzame wijze gebeuren en kan geen gevaar met zich brengen voor de veiligheid van derden als van manifestanten. U zult het met mij eens zijn dat, vanuit dit oogpunt, er een manifest verschil is tussen het zwaaien met een spandoek en zich vastmaken aan een sluis of aan de boeg van een schip. Verder, zou ik, zonder me te willen overleveren aan een cursus in elementair administratief recht, toch de kennis meerdere achtbare leden die mij vragen gesteld hebben met betrekking tot de notie administratieve politie willen opfrissen. De maatregelen van administratieve politie worden door de bevoegde overheden niet alleen genomen om de orde te herstellen of om inbreuken te doen ophouden, maar ook en in de eerste plaats om te voorkomen dat de openbare orde en rust zouden verstoord worden en om te voorkomen dat inbreuken zouden gepleegd worden. In welke mate trouwens zou de administratieve overheid, wetende dat er onlusten zullen plaatsvinden, onverantwoordelijk zijn, indien deze zou wachten met tussenkomen tot ze plaatsgevonden hebben. Vergis u niet , het betreft hier geen juridisch steekspel. Het gaat hem om de veiligheid en de fysieke integriteit van personen. Er is natuurlijk geen sprake van, dat als preventieve maatregelen getroffen worden deze in willekeur uitgevaardigd worden. De overheid moet over relevante elementen beschikken die haar in de gegeven omstandigheden toestaan redelijkerwijze te geloven dat er zich bijna zeker onlusten zullen voordoen. Maar als die zekerheid bestaat, dan zal de administratieve overheid alle nuttige maatregelen treffen om de veiligheid en de orde te handhaven. Tenslotte, doet mijn richtlijn enerzijds in geen enkele mate afbreuk aan de verantwoordelijkheid van de lokale overheden inzake publieke veiligheid en in het geval dat ons aanbelangt, werden die voluit opgenomen. Anderzijds, indien ze uitgevaardigd werd ter gelegenheid van de transporten van Amerikaans materiaal en personeel door ons land, draagt ze enkel bij tot het correcte verloop van die transporten in overeenstemming met reeds ongeveer 50 jaar geleden door België onderschreven verplichtingen in het raam van de NAVO. Daar moet niets meer achter gezocht worden. Dit soort transporten gaat reeds sedert sinds meer dan 50 jaar doorheen ons land. Het zijn de pogingen tot verstoring waarmee ze sedert enkele weken geconfronteerd worden, in het kader van de Iraakse crisis, die mij aangezet hebben tot het uitvaardigen van de circulaire in kwestie. Ik voeg hier aan toe dat dit initiatief genomen werd nadat de principes van de richtlijn en, in het bijzonder, de richtlijnen inzake de door de politiediensten aan te nemen houding goedgekeurd werden door het college voor inlichtingen en veiligheid waar men mij, met aandrang, verzocht had de nodige schikkingen te treffen gelet op de recente incidenten zowel in de haven van Antwerpen als op de spoorwegen.. Concreet heb ik dus, op 22 februari 2003, in uitvoering van de artikelen 61 en 62,5° van de wet van 07 december 1998 tot oprichting van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, een tijdelijke dwingende richtlijn uitgevaardigd om het algemeen kader voor het politieel optreden te vestigen voor de bescherming van de Amerikaanse transporten en de daartoe gebruikte verbindingswegen. Deze richtlijn beoogt een rechtmatig evenwicht te vinden tussen meerdere, soms tegenstrijdige, belangen, te weten: - in overeenstemming met de Grondwet de vrijheid van meningsuiting en uitdrukking van opinies op vreedzame wijze garanderen; - de fysieke integriteit van de burgers en zelfs van de onruststokers verzekeren; - de internationale verdragen afgesloten in het raam van de NAVO naleven. Iedere verantwoordelijke administratieve overheid, op om het even welk niveau, weet in welke mate dit een moeilijke oefening is maar moet haar verantwoordelijkheden opnemen. In die richtlijn verduidelijk ik dat symbolische of ludieke manifestaties of acties die erop gericht zijn een mening uit te drukken natuurlijk moeten gedoogd worden. Daarentegen, mag men deze grens niet overschrijden. Dit document werd niet gepubliceerd in het staatsblad, het werd overgemaakt aan de Provinciesgouverneurs, aan de Burgemeesters en aan de Commissaris-generaal van de federale politie. De volksvertegenwoordigers die kennis wensen te nemen van mijn richtlijn van 22 februari 2003 kunnen ze raadplegen op de Internet site van Indymedia. Wat de inhoud betreft, bepaalt ze eerst de algemene kontext waarin de richtlijn kadert, legt zij de algemene houding vast van de politiediensten, somt zij concrete uitvoeringsrichtlijnen op, verdeelt zij de taken tussen de twee politieniveaus en bepaalt zij de rol van de lokale overheden en van de provinciegouverneurs. De tekst schrijft voor dat, zonder afbreuk te doen aan strengere wettelijke of reglementaire bepalingen, er moet voorkomen worden dat of een einde moet gesteld worden aan activiteiten die de transporten kunnen verhinderen, vertragen of beschadigen of de vrije doorgang op de verbindingswegen in het gedrang brengen. Ik nodig er eveneens de lokale overheden in uit om de nodige gemeentebesluiten uit te vaardigen en de administratieve aanhouding en inbeslagneming van aangetroffen materiaal dat bestemd zou zijn om de daden die ik kom op te sommen te plegen, in overweging te nemen. De gouverneurs werden gevraagd te waken over de uniforme toepassing van de richtlijn. Op het ogenblik waarop de manifestatie in Melsele werd aangekondigd had enkel de burgemeester van Antwerpen een besluit in die zin had uitgevaardigd. De gouverneur van de provincie Antwerpen heeft bijgevolg, op 28 februari, een besluit uitgevaardigd voor het volledige grondgebied van de provincie. Dit besluit bevat geen ontoelaatbaar verbod op anti oorlogsmanifestaties zoals u beweert. Onze politieke verantwoordelijken hebben in de loop van de voorbije weken voldoende laten blijken dat ze absoluut geen voorstander zijn van een oorlog. Wel wordt manifesteren in bepaalde zones die door een veiligheidsperimeter beschermd worden verboden. Dit stemt overeen met wat ik in mijn richtlijn heb gevraagd. Daarnaast moeten een beperkt aantal verbindingswegen het voorwerp uitmaken van een bijzondere waakzaamheid. Wat telt is de geest waarin mijn richtlijn en de besluiten worden opgevat en toegepast: acties naar aanleiding van de Amerikaanse transporten die de grens van symbolische of ludieke acties niet overschrijden blijven toegelaten. Vreedzame manifestaties gericht tegen een mogelijke oorlog in Irak op zich zijn daarenboven aan geen enkele bijzondere beperking onderworpen.. In die zin heeft de burgemeester van de gemeente Zwijndrecht in mijn ogen trouwens terecht dan ook onder de juiste voorwaarden de betoging op 02 maart 2003 toegelaten en werden daarbij geen betogers opgepakt. Wat de betoging betreft georganiseerd op 01 maart 2003 door het Forum voor vredesactie, is het zo dat de inrichters van de manifestatie bij meerdere gelegenheden duidelijk hun intentie kenbaar gemaakt hebben om actie te voeren op de spoorweg en het was duidelijk dat de manifestanten in de zaal een daadwerkelijke bezetting van de spoorweg zouden voorbereiden. Ik citeer een uittreksel uit de op internet geplaatste oproep tot de deelnemers: “Met rode lampen geven we de militaire treinen het signaal om te stoppen. We zetten ons op de sporen en doen onze weekendactiviteiten”. Het risico voor verstoring van de openbare orde en de veiligheid van personen was bijgevolg reëel. Ze hebben op 26 februari 2003 hun intenties nogmaals duidelijk bevestigd ter gelegenheid van een voorbereidende vergadering met de lokale overheid waar ze de keuze voor een alternatieve vorm van actie voeren verwierpen en daarbij beweerden dat het bezetten van de sporen hun enige mogelijkheid was om hun stem te laten horen. Gezien het publiek karakter van de oproep aan de deelnemers, was de zaal te beschouwen als een voor het publiek toegankelijke plaats in de zin van artikel 26 van de Wet op het Politieambt en konden de politieambtenaren ze dus betreden om er toe te zien op de handhaving van de openbare orde en de naleving van de politieverordeningen. Een voorafgaandelijk kontakt met de prokureur des Konings en met de onderzoeksrechter bevestigde die stelling. Wat de aanhouding van de deelnemers betreft laat het artikel 31 van de Wet op het Politieambt de politieambtenaren toe over te gaan tot de bestuurlijke aanhouding van ondermeer een persoon, ten aanzien van wie er op grond van zijn gedragingen, van materiele aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat hij voorbereidingen treft om een misdrijf te plegen dat de openbare rust of de openbare veiligheid ernstig in gevaar brengt, met als doel hem te beletten een dergelijk misdrijf te plegen. In deze algemene context, gezien de geldende wettelijke en reglementaire beschikkingen, en rekening houdend met de duidelijk vaststaande intenties van de organisatoren van de manifestatie, is het duidelijk dat het binnen een volstrekte wettelijkheid is dat de ordediensten om redenen van openbare veiligheid overgegaan zijn tot de aanhouding van potentiële onruststokers. Het manifest karakter van het risico voor verstoring van de openbare orde werd bovendien bevestigd door de inbeslagneming ter plaatse van grote toortslampen, stokken met rode vlaggen, kettingen en plannen van de spoorweg met de plaatsen van de seinen langsheen de sporen. Ik vestig uw aandacht op het feit dat alle beslissingen met betrekking tot de tussenkomsten van de ordediensten werden genomen in permanent overleg met de lokale administratieve overheden die betrokken werden bij de voorbereiding van de politiële interventie. Op 27 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Beveren een politiebesluit goedgekeurd houdende een betogingsverbod binnen een straal van 50 meter langs weerszijden van de spoorlijn. De richtlijnen van de burgemeester met betrekking tot 1 maart 2003 waren duidelijk : het doen toepassen van het politiebesluit en het uitvoeren van mijn dwingende richtlijn. . Ik wens eveneens te verduidelijken dat geen enkele deelnemer aan de acties in Melsele langer dan de wettelijk toegelaten termijn van twaalf uren administratief aangehouden bleef. Er waren bovendien geen enkel incident te melden naar aanleiding van het politieoptreden. Wel werden op zondag 16 februari, één week voor de verspreiding van mijn tijdelijke dwingende richtlijn, door de gerechtelijke overheid twee administratieve aanhoudingen van personen die weigerden hun identiteit kenbaar te maken en die te Melsele een trein tot stilstand hadden gebracht omgezet in gerechtelijke aanhoudingen. Deze personen werden voor zover mij bekend, na enkele dagen in hechtenis te hebben doorgebracht, inmiddels terug in vrijheid gesteld. Ik wil nogmaals herbevestigen dat iedereen in dit land heeft en behoudt het recht om in het openbaar uiting te geven aan zijn overtuiging, dus natuurlijk ook zij die gekant zijn tegen een oorlog in Irak en ze mogen dit ook in het openbaar laten blijken. Het weze duidelijk dat de houding van de Belgische regering ten voordele van de vrede door vreedzame betogingen enkel maar kracht kan bijgezet worden. Er werden in dit kader trouwens reeds meerdere betogingen toegelaten en er zullen er wellicht nog andere volgen. Tot besluit zou ik wensen dat men de gebeurtenissen die zich op 1 maart 2003 te Melsele hebben voorgedaan tot juiste proporties terugbrengt. Het ging over niet meer of niet minder dan te verhinderen dat er duidelijk aangekondigde en bevestigde verstoringen met risico’s voor verwonding van personen en de vrijheid van het spoorwegverkeer zouden plaatsvinden. De lokale administratieve overheid, op de hoogte gebracht van deze risico’s, heeft de houding gehad die in deze gepast was. Indien ze had laten begaan of indien ze te laat was tussengekomen, met misschien nadelige gevolgen voor de personen, zou u haar dan, volkomen terecht, verwijten hebben kunnen maken. Zo ook, indien ik in deze materie geen duidelijke richtlijnen had gegeven, zou u mijn nietsdoen hebben kunnen veroordelen. Ik heb mijn verantwoordelijkheden genomen zonder te wachten tot ongevallen zich voordoen. A. DUQUESNE