1 Meitoespraak van Nadine Rosa-Rosso, algemeen secretaris van de Partij van de Arbeid van België
Gooi het kapitalisme met zijn globalisering in de vuilnisbak
Stel dat de wereld een dorp is waar honderd mensen wonen. Het goede nieuws is: dit dorp produceert nu tien keer meer dan vijftig jaar geleden. Al het andere nieuws is helaas slecht. Van de honderd dorpsbewoners hebben er vijftig honger. Vijfentwintig hebben geen drinkbaar water. Twintig volwassenen kunnen niet lezen of schrijven en tachtig zijn slecht behuisd.
Veertig jaar geleden hadden de twintig rijksten van het dorp een inkomen dat dertig keer hoger lag dan het inkomen van de twintig armsten. Maar vandaag zijn ze vierenzeventig keer rijker! De helft van de dorpsbewoners verdient minder dan één dollar of 45 frank per dag. En vandaag bezitten zes dorpsbewoners negenenvijftig procent van alle rijkdom. En die zes komen allemaal uit de Verenigde Staten!1
Is dit het dorp dat u voor uw kinderen droomt?
De schuldenlast van de derde wereld is gestegen van 2.700 miljard frank in 1970 naar 114.000 miljard in 1999. Alleen al de tien laatste jaren nam de schuld toe met bijna tachtig procent.2
Honderdtwintig miljoen mensen in de derde wereld zagen geen andere keuze dan te vluchten. Het alternatief was de dood. Ze waren met vijfenzeventig miljoen meer dan in 1965.3
Zou u graag uw heel leven werken alleen om uw schulden te betalen?
Zelfs in een periode van economische groei blijven werkloosheid en ondertewerkstelling een essentieel kenmerk van het kapitalisme. De tewerkstelling in de wereld is voor een groot deel vernietigd. Meer dan één derde van de actieve bevolking, die in totaal drie miljard mensen bedraagt, is “werkloos of ondertewerkgesteld, ze zijn op zoek naar beter werk of hun inkomen is lager dan wat nodig is om henzelf en hun familie uit de armoede te trekken.”4
Kan u het verdragen dat uw kinderen geen fatsoenlijk werk vinden?
Voor de twee miljard mensen die wel werk hebben, is de situatie niet verbeterd.
De uitbuiting van de arbeiders is opgedreven en de reële lonen zijn gedaald. Een al even officieel rapport van het Internationaal Bureau van de Arbeid zei dat al in 1999: “Uitgerekend in percentage van het bruto binnenlands product, zijn de lonen bijna overal gedaald.”5 In de Verenigde Staten daalt het inkomen van de veertig procent armsten al sinds 1977, ook in de jaren ’90. Het inkomen van de twintig procent armsten zakte zelfs met tien procent.6 Nochtans is de laatste vijftien jaar de gemiddelde winst per tewerkgestelde bij de tweehonderd belangrijkste multinationals meer dan verdrievoudigd.7
Kent u één gewone arbeider waar ook ter wereld wiens loon 3,3 keer hoger ligt dan in 1985?
En in Oost-Europa, waar het kapitalisme geluk, vrede en welvaart zou brengen, is er nauwelijks nog sprake van lonen: “Het minimumloon ligt nu lager dan het levensminimum in de meeste landen van het voormalige Oostblok en met name in die van de Gemeenschap van Onafhankelijke Staten (GOS) waar de lonen vaak niet worden uitbetaald.”8 Armoede is er een permanent gegeven.
Degenen die een job hebben, verdienen niet alleen minder, de intensiteit en de productiviteit van hun arbeid bereiken een niveau zoals nooit tevoren in de geschiedenis. Stress is de ziekte van de 21ste eeuw. Eén arbeider op tien zit met een depressie of is overspannen en loopt dus kans dat hij in het ziekenhuis terecht komt en zijn werk verliest. In Groot-Brittannië kampen zowat drie op de tien arbeiders en bedienden elk jaar met psychische problemen. Die worden zo stilaan de eerste reden voor invaliditeitsuitkeringen.9 En ze zijn niet gedekt door hospitalisatieverzekeringen. De verzekeraars zijn alvast niét gek.
Vindt u het normaal dat werk je abnormaal maakt?
Om de mensheid te troosten voor zoveel onrecht, hebben de communicatiemultinationals een nieuw woord in het woordenboek van de miserie gezet: de ‘globalisering’.
Dat magische woord heeft de grijze cellen van heel wat wijze denkers aan het werk gezet. De twintigste eeuw had eindelijk komaf gemaakt met de vreselijke definitie van Lenin: het imperialisme als het hoogste stadium van het kapitalisme. Er zijn nog altijd slimmeriken die denken dat je de dingen verandert als je ze maar anders noemt.
In België blijft het nieuwe debat over de globalisering voorlopig beperkt tot kleine groepen. Arbeiders en jongeren zouden er zich meer moeten mee bezig houden. Want degenen die het debat nu in handen hebben, zitten vast in het eenheidsdenken. Zij willen absoluut bewijzen dat het probleem niet ligt in de burgerlijke maatschappij zelf en dat er buiten het kapitalisme hoe dan ook niets te verwachten valt.
De tienduizenden jongeren en vakbonds-militanten die weerstand boden tegen de ordetroepen in Seattle en Nice, in Praag en Brussel verdienen beter.
De tienduizend studenten in Quebec die in staking gingen tegen de arrestatie van 253 studenten en syndicalisten toen ze betoogden tegen de wereldorde op zijn Amerikaans en daarvoor de felicitaties van Fidel Castro kregen, verdienen beter.
De volksopstand in Ecuador tegen de besparingsplannen van het Internationaal Muntfonds en de dollarisering van het land verdient beter.
De onvermoeibare betogers in Griekenland tegen de Navo verdienen beter.
De hongerstakers in de Turkse gevangenen en hun vijftig martelaren, hun moedige strijd tegen deze sleutelpion van de Navo, verdienen beter.
En de ongelooflijke Zuid-Koreaanse arbeiders die staken en betogen tegen de globalisering en voor de hereniging van hun land, ook zij verdienen beter!
Zij verdienen het dat wij onvermoeid aantonen hoe er onder het kapitalisme geen oplossing is en dat de mensheid het socialisme nodig heeft.
De ideeën die de nieuwe denkers van de globalisering naar voor schuiven, kunnen we zo samenvatten: “De liberale globalisering is een politieke keuze. Er is een alternatief: de gereguleerde globalisering.”10
Deze centrale stelling bevat een aantal wezenlijke onwaarheden die de communisten van de hele wereld een voor een moeten weerleggen.
Eerste onwaarheid:
tegen de macht van de multinationals: terug naar de goed gereglementeerde concurrentie
Professor Ricardo Petrella – die regelmatig in debat gaat met Jo Cottenier een kader van onze partij – zegt dat hij “niet tegen de concurrentie op zich is maar tegen de uitwassen van de ideologie van de competitiviteit en dat er andere manieren bestaan om het economisch, politiek en sociaal leven te organiseren.”11
De vrije concurrentie was de motor van de ontwikkeling van het jonge kapitalisme. Maar sinds meer dan een eeuw heeft de vrije concurrentie geleid tot het ontstaan van wereldwijde monopolies. Op het einde van de negentiende eeuw was de stichter van Standard Oil, Rockefeller, zelfs geen producent. Hij controleerde alleen de aanvoer van het zwarte goud via de spoorweg. Degene die de grondstoffen beheerste en de verkeerswegen – in die tijd waren dat de spoorwegen – kon toen al zijn wil opleggen aan de concurrentie. Rockefeller liet het daar niet bij. Hij richtte banken op. Eén daarvan werd later, na heel wat fusies, de Chase Manhattan. Dat is vandaag de vijfde grootste bank ter wereld, die ruim 1.140 miljard frank bezit. In de loop van diezelfde eeuw werd de oliemaatschappij van meneer Rockefeller na heel wat fusies Exxon-Mobil, de grootste petroleumfirma ter wereld. Exxon-Mobil heeft een zakencijfer van 7.400 miljard frank of ruim vier keer meer dan het bruto binnenlands product van Marokko.
Dan is er ook het verhaal van een kleine leerjongen in Detroit. Hij heette Henry Ford en bouwde zijn eerste auto in 1892. Henry Ford heeft de faam een ‘sociale pionier’ te zijn. Hij voerde de achturendag in en de winstdeelname. Wat helemaal geen beletsel vormde om met de massaproductie van legervoertuigen te beginnen toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. In 1920 moest Henry Ford de Amerikaanse markt nog delen met tachtig andere automobielondernemingen. Later deed Ford gouden zaken met de nazi’s. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de automobielfabrikanten nog maar met een tiental. En op het einde van de twintigste eeuw stonden drie winnaars op het podium: General Motors, Ford en Chrysler.
In de Verenigde Staten is er geen enkele autofabrikant die tegen hen opkan. Ford heeft een zakencijfer van 6.441 miljard frank, Chrysler 6.889 en General Motors 7.202 miljard frank. Met hun drietjes hebben ze een zakencijfer van 20.533 miljard frank, bijna twee keer meer dan het bruto binnenlands product van ons land. 155 landen op deze aardbol hebben een bruto binnenlands product dat lager is dan het zakencijfer van General Motors alleen.
Moraal van het verhaal (als je hier van moraal kan spreken): de vrije concurrentie leidt naar monopolievorming. De ‘vrije’ concurrentie van de twintigste eeuw heeft geleid tot de dictatuur van tweehonderd multinationals.
De vrije concurrentie en de vrije markt hebben zich definitief omgevormd in hun tegendeel: een concurrentie en een markt die hoegenaamd niet vrij zijn en die volledig onderworpen zijn aan de wil van tweehonderd reuzen. Tekeer gaan tegen de dictatuur van de multinationals zonder tegelijk in te gaan tegen de vrije concurrentie en de kapitalistische vrije markt die tot die dictatuur leiden, is zichzelf veroordelen tot passiviteit en wanhoop.
Terug naar vroeger kan niet meer. De onvoorstelbare concentratie van alle essentiële productiemiddelen en van het kapitaal maakt dat er slechts één realistische oplossing is: dat de arbeiders ze in handen nemen en beheren in het belang van het hele volk.
Tweede onwaarheid:
de staten hebben geen macht meer over de economie
Het staat tegenwoordig goed te klagen over hoe weinig macht de staten nog hebben over de economische en financiële mastodonten. Ignacio Ramonet, de hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique schrijft: “De staten staan machteloos tegenover de markt. De realiteit van de nieuwe wereldmacht ontsnapt zo in grote mate aan de staten.”12
Sinds een eeuw heeft de vorming van monopolies, ontstaan uit de samensmelting tussen industriële ondernemingen en banken, geleid tot een al even definitief fenomeen: de versmelting van het politiek personeel met die monopolies. Die fusie kan op verschillende manieren gebeuren maar is altijd bijzonder doeltreffend.
Vooreerst zijn er de bedrijfsleiders die minister of hoge staatsambtenaar worden. De huidige Europese commissaris voor de binnenlandse markt, de Nederlander Frits Bolkenstein, heeft vijftien jaar lang voor Shell gewerkt.
Dan zijn er ook diegenen die de weg in omgekeerde richting volgen: politici die patroon worden. De CVP’er Jean-Luc Dehaene was eerste minister tussen 1987 en 1999. Hij heeft zich nu gerecycleerd als bestuurder van een onderneming van Lernout en Hauspie en van Union Minière. De gewezen Europese commissaris voor het concurrentiebeleid, de socialist Karel Van Miert, is nu bestuurder bij Philips, Agfa-Gevaert en Swissair.
Ten derde zijn er de dames en heren die heen en weer rennen. Peter Sutherland werd Europees commissaris in de jaren tachtig, daarna voorzitter van een Ierse bank en vervolgens directeur-generaal van de Gatt en de nummer één van de Wereldhandelsorganisatie. Bij zijn vertrek gaat hij naar BP Amco om daar voorzitter te worden.
Ten vierde heb je de patronale lobby’s met hun entrées in de administratie van de staten en de internationale instellingen. Zo zijn er de Transatlantic Business Dialog (een initiatief van de grote Amerikaanse en Europese patroons), de Europese Ronde Tafel en haar Japanse zusjes Keindaren en Nikkeiren, of de Internationale Kamer van Koophandel op wereldvlak. Al die patroonsverenigingen bepalen in grote mate de beslissingen van hun respectievelijke regeringen. Te oordelen naar de plaats waar deze schone wereld bijeenkomt, zoals bijvoorbeeld het chique skioord Davos, gebeurt de onderwerping van de politici aan de verlangens van de patroons op een erg welwillende zo al niet liefdevolle manier.
Ten vijfde is er het militair-industrieel complex, een fusie tussen regering, monopolies en leger.
Deze totale versmelting tussen bedrijfsleiders en imperialistische regeringen leidt tot een concrete politiek die helemaal beantwoordt aan de belangen van de multinationals. Dit is geen onmacht maar actieve en uitstekend betaalde samenwerking.
Kijk naar de privatiseringen. De zogezegd linkse regering in Frankrijk privatiseerde voor 450 miljard frank. Dat is meer dan in vijf jaar zogezegd rechtse regering.13
Maar kijk ook naar de lagere begroting voor openbare uitgaven, naar de invoering van verschillende vormen van nep-tewerkstelling, naar de felle toename en de privatisering van de gevangenissen, naar de omvorming van de openbare pensioenfondsen tot privé-pensioenkassen, naar de ontmanteling van de sociale zekerheid... Al die maatregelen zijn uitgewerkt door patronale studiediensten en zonder morren aanvaard door alle politieke partijen die om beurt aan de macht waren.
Ondanks deze verpletterende feiten zijn er nog altijd ‘tegenstanders’ van de globalisering die hun hoop stellen in de leiders van de grootste imperialistische natie ter wereld, de natie die sinds Ronald Reagan het voorbeeld is van de hele Europese politieke klasse. Susan Strange, een Britse economiste die gekend is voor haar strijd tegen de globalisering, schreef in 1986, in volle Reagan-tijdperk: “de hervormingen die nodig zijn, moeten vertrekken vanuit een verandering van ingesteldheid in Washington.”14 Om haar terug met beide voeten op de grond te brengen, zou deze Susan Strange er goed aan doen, nu vijftien jaar later, de Amerikaanse pers aandachtig te lezen om vast te stellen hoe de ingesteldheid in Washington erop veranderd is. Zo schrijft Thomas L.Friedman, het hoofd van de rubriek buitenlandse zaken van de New York Times Review op 28 maart 1999: “De onzichtbare hand van de markt kan niet werken zonder een onzichtbare vuist. McDonald’s kan niet zonder McDonnell Douglas, de ontwerper van het gevechtsvliegtuig F14. En de onzichtbare vuist die overal ter wereld de technologie van Silicon Valley beschermt, heet het Amerikaanse leger, met zijn zee-, land- en luchtmacht.”
De macht van de staten schuilt immers niet alleen in het nemen van essentiële economische beslissingen. De kern van hun macht ligt bij hun gewapende strijdkrachten. De economische oorlog die ze met mekaar voeren, kan indien nodig een militaire oorlog worden. Intussen vormt het militair arsenaal een permanente dreiging tegenover de concurrenten.
Conclusie: de nationale imperialistische staten hebben hun macht over de economie hoegenaamd niet verloren. Zij hebben gewoon hun essentiële rol versterkt en die is het instrument te zijn van overheersing van de rijken over de armen. En wij, wij hebben een staat van de arbeiders nodig, een staat die sterk genoeg is om de rijkdommen die wij geproduceerd hebben, terug te pakken van de uitbuiters!
Derde onwaarheid:
wetten en internationale instellingen kunnen de multinationals in de pas doen lopen
Luister nog eens naar professor Petrella: “Wij hebben instrumenten nodig die de wereldeconomie regelen in functie van de belangen van de hele wereldbevolking. Ik zie nog niet direct een wereldstaat maar waarom bestaan er nog geen systemen van wereldwijde politieke vertegenwoordiging die toelaten te globaliseren, met netwerken te werken, enzovoort?”15
Als hij zich afvraagt waarom dat niet bestaat, vraag ik me eerder af waarom zoets moét bestaan. Waarom zouden werklozen en daklozen, mensen zonder grond of zonder papieren en alle andere rechtelozen van deze planeet, die in de verste verte niet eens gehoord worden door hun eigen regering opeens wel een stem krijgen dankzij een wereldregering? Gelooft u in dat sprookje?
Een paar weken geleden vroegen ruim duizend vredesbetogers in Kleine Brogel waarom er in België Amerikaanse atoombommen opgeslagen liggen. Ze kregen helemaal geen antwoord maar werden kort en goed opgepakt. Het is nochtans heel eenvoudig. Deze Belgische staat die zogezegd geen macht heeft over de wetten van de markt, schaart zich als één man achter de idee dat het Europa van de patroons nog altijd de Verenigde Staten nodig heeft als een garant voor zijn economische en politieke plaats in de wereld. Dus vliegen de pacifisten in de bak.
“Waarom”, zo vraagt de Franse boerenleider José Bové, “waarom ontsnapt de handel aan de wetten, overeenkomsten, pacten en internationale verdragen getekend door de staten in het kader van de Verenigde Naties?” Heel eenvoudig omdat de tweehonderd reuzen die de handel controleren, de absolute economische macht hebben om de wetten te maken, de wetten te omzeilen en de wetten af te schaffen. Heeft de fameuze wet na de sluiting van Renault aan de arbeiders van Uniroyal of Marks & Spencer ook maar enige bescherming geboden? Honderd jaar geleden vroeg Lenin al: “Bestaan er, behalve in de verbeelding van suikerzoete reformisten, trusts die zich bekommeren om de toestand van het volk in plaats van enkel te denken aan de verovering van kolonies?” Het gaat hier niet om morele waarden, gevoelens of humane principes van mannen en vrouwen die aan het hoofd staan van de tweehonderd multinationals. Het gaat om de economische wetten van het kapitalisme die Marx honderdvijftig jaar geleden al blootlegde. “Door de uitbuiting op wereldschaal geeft de bourgeoisie een kosmopolitisch karakter aan de productie en de consumptie in alle landen. Tot wanhoop van alle reactionairen heeft ze de nationale basis van de industrie weggeslagen. De oude nationale industrieën zijn en blijven vernietigd. Ze zijn verdrongen door nieuwe industrieën waarvan de aanvaarding door alle beschaafde naties een kwestie van leven of dood is. (...) Het burgerlijke regime van het bezit is als de leerling-tovenaar die de krachten die hij zelf ontketend heeft, niet langer in de hand houdt.”16
Geen enkele wereldinstelling zal de volkeren en de arbeiders gerechtigheid brengen. De enige internationale instelling die wij dringend nodig hebben is de internationale van de communisten en van de revolutionaire syndicalisten, de internationale van de volkeren die vechten voor hun bevrijding.
Vierde onwaarheid:
de mensheid leeft in het tijdperk van de vrede
Het grootste bedrog is zeker het volgende: “Toen Fukuyama het huidige tijdvak omschreef als het einde van de geschiedenis, wilde hij zeggen dat de tijd van de grote conflicten voorbij is. De geschiedenis van de imperialistische, inter-imperialistische en anti-imperialistische oorlogen ligt achter ons. Het einde van de geschiedenis is uitgemond in het rijk van de vrede.”17 Dat zegt Toni Negri, ooit chef van de Italiaanse Rode Brigades, nu bekeerd tot groot denker over de globalisering. Nadat hij het heeft opgegeven om het volk met bommen wakker te maken, heeft hij er nu blijkbaar voor gekozen om het volk in slaap te wiegen door fabeltjes te vertellen.
De twintigste eeuw heeft de vrije concurrentie van het beginnende kapitalisme vervangen door de wetten van de monopolies. Dat wil niet zeggen dat de concurrentie uitgeschakeld werd. Die bereikte een nooit gezien niveau in de geschiedenis. De vrije concurrentie ontpopte zich tot een gewelddadige, bikkelharde en diepgaande confrontatie tussen economische kolossen en tussen politiek-militaire blokken met een ongekende kracht. De twintigste eeuw is uitgedraaid op de volledige verdeling van de wereld tussen de grote imperialistische machten. Telkens de krachtsverhouding tussen hen verandert, duikt de noodzaak op de verdeling van de wereld te herzien. Dat heeft al twee keer geleid tot een wereldoorlog.
Het bestaan van economische, politieke en militaire blokken is een feit dat geen zinnig mens kan ontkennen. Wie voorheen dacht dat het Amerikaans en Europees militair arsenaal enkel tot doel had ons te beschermen tegen het rode gevaar uit de Sovjet-Unie, zal zijn mening nu toch moeten herzien. De gewapende arm, de vuist van de Verenigde Staten is er nog altijd. Het Europese leger is in volle uitbreiding (met de zegen van onze ex-pacifistische groenen overigens).
Men moet onze ancien van de Rode Brigades er misschien aan herinneren dat bommen kunnen ontploffen. En als hij wenst te weten waarom, dan kan hij altijd een stukje lezen uit een recent boek van de Amerikaanse strateeg Brezinzski. Die schrijft: “Eurazië (dat is Europa en Azië samen) wordt het schaakbord waarop de strijd zich zal afspelen voor de wereldoverheersing. De wijze waarop de Verenigde Staten Eurazië behandelen is van cruciaal belang. Het grootste continent ter wereld is ook de grootste geopolitieke as. Wie deze as controleert, controleert tegelijk twee van de drie meest ontwikkelde en meest productieve regio’s, 75 procent van de wereldbevolking, de grootste voorraad aan rijkdommen onder de vorm van ondernemingen en grondstof-lagen, 60 procent van het wereldtotaal. De dringendste taak bestaat erin te beletten dat een enkele staat of een groep van staten bij machte zou zijn de Verenigde Staten uit Eurazië te jagen of hun positie daar te verzwakken.”18
In Eurazië zijn twee imperialistische machten in een relatief nabije toekomst in staat het Amerikaanse leiderschap te betwisten: de Europese Unie onder Duitse leiding en Japan. Beiden hebben vandaag nog altijd de Verenigde Staten nodig voor de ontwikkeling van hun economie en van hun militair apparaat. Maar wat zal er gebeuren als de krachtsverhouding tussen deze drie verandert? Wie durft de mensheid in die context voor de komende decennia een rijk van vrede beloven op dit enorme continent? Wie durft zweren dat de Verenigde Staten zonder een krimp hun economisch en militair leiderschap zullen opgeven?
En wat zal er gebeuren als de voortdurende verarming van de consumenten een harde rem vormt op de uitbreiding van de markten van de drie grote economische en militaire blokken? Dat zal, in een nu nog moeilijk in te schatten mate, de rivaliteit en de jacht naar wereldoverheersing tussen de drie doen toenemen.
De crisis in Mexico en die in het Verre Oosten hebben ons al een voorsmaakje gegeven van wat ons te wachten staat als een nieuwe crisis een reeks landen meesleept.
Het gevaar van een oorlog op grote schaal is trouwens niet zo maar een theoretische conclusie uit een aantal onweerlegbare feiten. Toni Negri herkent het geluid van ontploffende bommen niet meer die nochtans de laatste tien jaar zeer duidelijk hoorbaar waren en dan nog wel precies in Eurazië dat de Verenigde Staten zo dierbaar is. Precies een week geleden erkende de RTBf-journalist Jacques Bredael dat hij zich heeft “laten rollen” tijdens de Golfoorlog19. Alle westerse media sprongen in de bres voor dat arme kleine Koeweit dat aangevallen werd door het stoute Irak. De media zadelden hun kijkers en lezers op met de leugen van de ‘precisieoorlog’. Heel precies voor de 200.000 doden, ja. En tot op vandaag werden nog eens twee miljoen mensen het slachtoffer van het embargo.
Al meer dan tien jaar vallen er bommen op een land waar heel wat Belgen hun vakantie doorbrachten. Voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de Duitse regering met de enthousiaste steun van de Duitse groenen en onder Euro-Amerikaanse vleugels zijn tanks ten aanval gestuurd naar het Oosten. Het voorwendsel deze keer was: wij moeten een etnische minderheid gaan helpen. Als u wil weten wat de echte misdaad van Milosevic was, lees dan de Amerikaanse pers uit de zomer van 1996. Hij krijgt daarin alle banbliksems over zich “omdat hij de controle van de staat halsstarrig verdedigt en weigert te privatiseren. Milosevic heeft de politieke boodschap van de val van de Berlijnse Muur niet begrepen. Andere communistische politici hebben het westerse model aanvaard en hebben stappen gezet richting Europa. Maar Milosevic ging de andere richting uit.”20
Om goed te begrijpen waarom deze weerstand absoluut moest gebroken worden, moet men nog de volgende cijfers kennen. In de jaren negentig hebben meer dan honderd landen een groot deel van hun openbare ondernemingen geprivatiseerd. Als men de geprivatiseerde ondernemingen in Oost-Europa en in de gewezen Sovjet-Unie meetelt, dan komt men op een totaal van 75.000 middelgrote en grote geprivatiseerde ondernemingen.
Hier valt maar één conclusie uit te trekken: laat ons iedere regering steunen die weigert te privatiseren, zeker als dit land en dit volk het ongeluk hebben op een petroleumroute te liggen!
Er zijn nog regeringen die niet op de buik gaan voor de multinationals
Je kan je afvragen waarom vooraanstaande intellectuelen zoals professor Petrella, de hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique of zelfs een bekeerde Rode Brigadist weigeren de lessen te trekken uit de voor zich sprekende feiten.
Ik denk dat hun redenering vastloopt omdat ze blijven vasthouden aan een volgens hen onaantastbaar gegeven dat buiten discussie staat en dat is: het communisme is mislukt. Dat maakt het collectief bezit van de productiemiddelen tot taboe; er kan alleen ten eeuwige dage gepraat worden over de ‘verbetering’ van het kapitalisme. Hoe goed hun bedoelingen ook mogen zijn, hun fundamentele redenering blijft dood omdat ze gevangen zit in het kapitalistische eenheidsdenken.
Ik zou u een lang proza kunnen voorlezen over dit thema maar ik heb gekozen voor een kort citaat van José Bové die tenminste de verdienste heeft klare taal te spreken. Bové zei: “In Seattle zwaaide niemand met de rode vlag van de Chinese revolutie, noch met het portret van Che Guevara en niemand had het over de revolutionaire overwinning in één land die ook andere landen met zich mee moest trekken; dat is allemaal voorbij en dat is hoopgevend.”21
De Chinese revolutie is er de laatste vijftig jaar in geslaagd een miljard mensen eten en drinken te geven. Ik raad je aan, kameraad Bové, eens naar de jongste film van de Chinese niet-communistische regisseur Jang Zi Mou te gaan kijken, Niet één minder. U zal merken dat boerenkinderen tot in de verste uithoek van het Chinese platteland naar school kunnen. Als de kinderen van de Cubaanse boeren gratis onderwijs krijgen en gratis gezondheidszorg van de hoogste kwaliteit, dan is dat omdat ze in Cuba nog altijd met het portret van Che zwaaien, ondanks het misdadige Amerikaanse embargo dat nu al veertig jaar duurt. Als er in deze verrotte wereld nog iets hoopgevend is, dan is het dat er nog altijd regeringen zijn die niet plat op de buik gaan voor de multinationals en die in de eerste plaats denken aan voeding, huisvesting, verzorging en onderwijs voor hun volk!
Kameraad Bové is blij dat er geen ‘revolutionaire overwinning van één land’ meer is. Verkiest hij dan de contrarevolutionaire overwinningen die de Russische boeren teruggebracht hebben naar de tijd van de tsaar en de koelakken? Men heeft hen hun kolchozen afgepakt en bedelaars van hen gemaakt. De maffia is er nu heer en meester en de fameuze multinationals die Bové bestrijdt, kopen de fabrieken op voor een korst brood.
Daarom zullen wij in december massaal op de betogingen in Brussel zijn. Wij zullen er zijn, samen met de communisten uit heel Europa, en wij zullen er zwaaien met de rode vlag én het portret van Che!
Als er in deze verrotte wereld nog iets hoopgevend is, dan is het wel het bestaan van de Republiek Cuba, in de achtertuin zelf van de Verenigde Staten.
Als er in deze verrotte wereld nog iets hoopgevend is, dan is het wel het bestaan, in Eurazië waar het imperialisme zo op loert, van de Volksrepubliek China, de Democratische Volksrepubliek Korea, de Socialistische Republiek Vietnam en de Democratische Volksrepubliek Laos.
Niet alleen wij, communisten zeggen dat. De Verenigde Naties moeten het toegeven in alle rapporten. Ik citeer: “De groei van de Chinese welvaart en van zijn landbouweconomie in de jaren tachtig is een gekend voorbeeld van groei ten voordele van de armen. De ervaring van Vietnam in de jaren negentig is gelijkaardig.22 (...) De kindersterfte in Cuba is 17 keer lager dan het wereldgemiddelde.23 (...) Als India dezelfde gezondheidszorg had als China, zou dat ieder jaar 1,4 miljoen kinderen het leven redden.”24
“In de periode 1987-1998 is het aantal armen in de ontwikkelde kapitalistische landen toegenomen met 340 miljoen terwijl hun aantal in China en Vietnam afnam met 153 miljoen.”25
Denk er twee keer over na, kameraad Bové: binnen twintig jaar zullen misschien alleen de arbeiders uit de socialistische landen zich nog een ‘Roquefort’ kunnen permitteren!
Het bestaan van de socialistische landen is niet alleen hoopgevend voor de werkers en de armen waar ook ter wereld. Ze zijn ook een essentiële vredesfactor. Het is Noord-Korea en niet de Verenigde Staten die de spectaculaire vooruitgang van het herenigingsproces van het Koreaanse schiereiland mogelijk maakte. Het is het socialistische China dat weigert dat Amerikaanse gevechtsvliegtuigen straffeloos eender welk land bespioneren. Het is het socialistische Cuba dat waarschuwt voor een nieuwe koude oorlog en dat de wilde wapenwedloop hekelt.
Wij zullen de socialistische landen moeten verdedigen tegen de imperialistische inmenging en wij moeten er ons ernstig op voorbereiden. De Amerikanen zelf verbergen het belang ervan niet. Ze schrijven: “Voor de toekomst van de Verenigde Staten is geen land zo belangrijk als China.”26 De Amerikanen zijn ook ongerust over de anti-imperialistische mentaliteit die tijdens en na de oorlog om Kosovo in de socialistische landen van Azië opnieuw opgang maakt. Ze schrijven: “Eén van de gevolgen van onze operatie in Kosovo is dat Peking vreest dat het steeds moeilijker wordt om eventuele Amerikaanse tussenkomsten in Chinese interne aangelegenheden af te weren, of om Amerikaanse militaire interventies af te wenden bij mogelijke conflicten, waarbij China betrokken zou zijn.”
Om de Amerikaanse bedoelingen beter het hoofd te kunnen bieden, hebben de Aziatische socialistische landen de banden tussen hun communistische partijen aangehaald, ze regelen hun grensgeschillen die nog uit de koloniale tijd stammen en zij voeren hun economische en politieke samenwerking op.
Wij geven hier op ons 1 Meifeest de ereplaats aan de communistische partijen van de socialistische landen omdat wij al onze leden en al onze vrienden willen vragen hun interesse voor en hun solidariteit met deze landen te versterken, van het kleine Cuba tot het grote China. Zij staan in de spits van de strijd tegen het imperialisme en voor een waardige toekomst voor de hele mensheid.
De Partij van de Arbeid van België is een communistische partij. Onze strijd op het kleine grondgebied van België vormt een concrete en directe steun aan de strijd van alle volkeren van de derde wereld voor hun nationale onafhankelijkheid en hun ontwikkeling. Een steun voor alle volkeren ter wereld die opkomen voor de vrede en voor economische en sociale rechtvaardigheid.
Precies een jaar geleden zei ik u vanop deze tribune dat wij de verkiezingsstrijd zouden ingaan met de bedoeling een verkozene te halen in enkele gemeentes. Verschillenden onder u zullen toen wellicht stilletjes gedacht hebben: “Droom maar rustig verder, lieve meid.” En kijk: we hebben ons doel bereikt. Johan, Nadia, Frans, Dirk en Mie zijn onze verkozenen van het volk!
Na deze overwinning hebben sommigen gedacht – er zijn nu eenmaal altijd wel een paar brompotten – dat de Partij van de Arbeid van België zich alleen nog maar met vuilniszakken zou bezighouden. We kunnen hen gerust stellen. Wij vechten al dertig jaar op alle terreinen die de werkers van dit land en van de hele wereld aanbelangen. En als wij vechten voor gratis huisvuilzakken, dan is het omdat wij erop rekenen op een mooie dag het kapitaal in zo’n zak te kunnen stoppen, ook al hebben wij er dan een erg grote nodig!
Het Centraal Comité van onze partij heeft beslist het Zevende Congres samen te roepen. Dat zal een evenwichtige balans opmaken van vijf jaar rectificatie, van vooruitgang en achteruitgang, van mislukkingen en overwinningen. Alle eenheden van de partij zijn de procedure al begonnen voor de verkiezing van hun afgevaardigde voor het nationale congres dat het hoogste orgaan is van onze partij.
Zij zullen beslissen over drie punten die essentieel zijn voor de toekomst van onze partij: onze analyse en ons programma over de wereldsituatie en de uitbouw van Europa; onze strijdobjectieven voor de jaren 2002-2006; onze organisatieregels om van de Partij van de Arbeid van België een echte werkerspartij te maken. De congresafgevaardigden zullen natuurlijk ook de nationale leiding van onze partij verkiezen.
De wereld verandert aan een duizelingwekkende vaart. Wij willen in heel andere omstandigheden in staat zijn het werk verder te zetten dat wij dertig jaar geleden begonnen namelijk de werkers en de volkeren van ganser harte dienen, tussen hen leven, hun lijden, hoop en strijd delen om een definitief einde te kunnen maken aan de uitbuiting van de mens door de mens.
Zoals al onze zusterpartijen (of ze nu aan de macht zijn of niet) weten wij dat zonder nieuw jong bloed, een revolutionaire partij niet verder vooruit kan gaan. Ik wil niet vooruitlopen op het werk van ons congres, maar toch wil ik hier zeggen dat wij opmerkelijke successen geboekt hebben in de integratie van jongeren in onze rangen en in het nemen van verantwoordelijkheden door jongeren tot op het hoogste niveau. Een heel recent voorbeeld. De studenten van onze partij in Louvain-la-Neuve hebben bij de verkiezing van studentenvertegenwoordigers een lijst ingediend van vijfentwintig kandidaten. De naam van deze lijst was klaar en duidelijk: “Marxist-leninistische beweging”. De lijst haalde 554 stemmen, dat is twintig procent. In de faculteit letteren en wijsbegeerte haalde de lijst zelfs dertig procent! Zeven communistische studenten zijn verkozen. Aan de Université Libre de Bruxelles waren al Alexandra, Gulay en Benjamin verkozen. In Louvain-la-Neuve zijn het Jean-Marie, Justine, Ionec, Antoine, Claudio, Aurélie en Christian!
Hun aanwezigheid hier, zij aan zij met de eerste generatie van onze partij en met communistische delegaties uit de hele wereld is een fantastische waarborg dat de 21ste eeuw de eeuw zal zijn van alle volkeren ter wereld!
Leve de Partij van de Arbeid van België!
Leve het proletarisch internationalisme!
Leve de socialistische wereldrevolutie!
Noten
1. PNUD, Rapport mondial sur le développement humain, 1999, blz. 25, 28 en 36 • 2. L’Etat du Monde, 2001 • 3. Rapport du Bureau International du Travail, 2-4 november 1999 • 4. Rapport du Bureau International du Travail, 2001 • 5. Rapport du Bureau International du Travail, 1998-1999 • 6. Council of Competitiveness, US Competitiveness 2001, blz. 16 • 7. Eigen berekening op basis van Fortune, The global 500, 1991-2000 • 8. Rapport du Bureau International du Travail 2001 • 9. BIT, Travail, nr. 37, december 2000 • 10. Passet, Alternatives économiques, eerste trimester 2001, blz. 54. • 11. Petrella, Le culte de la compétitivité, in Trends Tendances, 9 september 1993, blz. 29 • 12. Ignacio Ramonet, Géopolitique du chaos, Gallimard Parijs 1999, blz. 92 • 13. OESO 2000, Recent Privatisation • 14. Susan Strange, Casino Capitalism, Basic Blackwell Oxford 1986, blz. 170 • 15. Petrella, Le culte de la compétitivité, in Trends Tendances, 9 september 1993, blz. 29 • 16. Karl Marx en Friedrich Engels, Manifest van de Communistische Partij • 17. M. Hardt en T. Negri, Empire, Exils Parijs 2000, blz. 237-238 • 18. Zbigniew Brzezinski, Le Grand Echiquier, Bayard Parijs 1997, blz. 59-61 • 19. RTBf 1, 24 april 2001 • 20. The Washington Post, 4 augustus 1996. 21. J. Bové en F. Dufour, Le monde n’est pas une marchandise. Des paysans contre la malbouffe, La Découverte Parijs 2000, blz. 214 • 22. UNDP, Overcoming Human Poverty, Poverty Report 2000, New York, blz. 39 • 23. Unicef, Poverty Reduction Begins With Children, New York 2000 • 24. Unicef, The State Of The World’s Children, New York 2000 • 25. Attacking Poverty, World Development Report, New York 2000 • 26. David Shambaugh, Facing reality in China policy, Foreign Affairs, jan.-febr. 2001.
Foto 2 Straatverkopers in Oekraïne. In Oost-Europa zou het kapitalisme geluk, vrede en welvaart brengen. Maar het minimumloon is nu lager dan het levensminimum. (Foto BIT, Jacques Maillard)
Foto 3 Wie dacht dat het militair arsenaal de bedoeling had ons te beschermen tegen het ‘Sovjet-gevaar’, zal nu toch een ander idee hebben. Foto: op een muur in Joegoslavië wordt gespot met de F117, een Amerikaans gevechtsvliegtuig waarvan een exemplaar werd neergehaald. (Foto Solidaire, Antonio G. Garcia)
Foto 4 Als er in deze verrotte wereld nog iets hoopgevends is, dan is het wel het bestaan van de Republiek Cuba in de achtertuin zelf van de Verenigde Staten. (Foto Solidair, Lieven Soete)