Als
de pers om oorlog roept
Mumia
Abu-Jamal
Verbazend,
die spontane reflecties over de pers. We kunnen haar als venster
op de wereld geen dag missen. Of ook: ze is een niet al te
persoonlijke kennis met wie we elke dag omgaan.
Het
komt zelden in ons op de pers te beschouwen als een
miljoenenindustrie of als een feitelijk verlengstuk - vanwege haar
macht, rijkdom en invloed - van de regering of, erger nog, als een
filiaal van reuzenondernemingen.
Bijna
nooit zien we de pers als de private eigendom van één
mens of van een kleine groep: dat vinden we helemaal shockerend.
De meesten van ons zijn immers opgegroeid met het idee dat de pers
aan openbare dienstverlening doet.
Pas
als allerlaatste komt deze reflectie: de meeste commerciële
media in dit land lijken een instrument, een instelling, een
bureau van de rijke klassen te zijn. Een gevaarlijke gedachte,
want ze laat niets heel van de illusie dat de pers een
democratisch instrument zou zijn.
Lang
geleden vochten de Zoeloes en de Lakota Sioux in hun land tegen
blanke kolonisten. Beide inheemse volkeren boekten tegen die
imperialistische indringers ook militaire overwinningen. Ze bleven
bekend als de veldslagen van Isandhlwana en Little Bighorn.
Maar
de pers beschreef Sitting Bull als een 'wilde' en Zoeloekoning
Cetshwayo als een 'bloeddorstige barbaar'. De kranten hekelden de
Britse en Amerikaanse generaals omdat ze door 'minderen' waren
verslagen, en ze zweepten hen op tot brutalere strafcampagnes
tegen de Lakotas en de Zoeloes.
Die
imperialistische training van de pers in de jaren 1800 zie je
vandaag in de manier waarop de media moordpartijen vergoelijken,
de geschiedenis vervormen of vergeten en elke tegenstander van het
imperium demoniseren.
Zoals
het spreekwoord zegt: de ‘pers is vrij’ --- als je ze
zelf bezit
[Text
copyright by Mumia Abu-Jamal. All rights reserved. Reprinted by
permission of the author]
|