Sommige critici beschuldigen Vlaamse en internationale solidariteitsorganisaties
en ngo’s ervan dat zij Israël de afgelopen jaren ten onrechte demoniseren. Ze
zouden het conflict eenzijdig benaderen en de aanslagen van de Palestijnse
gewapende groeperingen kritiekloos niet voldoende sterk veroordelen. ‘Voor een
oplossing van het conflict,’ zeggen deze critici, ‘moet een ‘balanced
approach’ aan de dag worden gelegd en moeten beide partijen compromissen
sluiten.’ De Israëlische acties in Rafah van de afgelopen weken illustreren
nogmaals waarom solidariteitsorganisaties en ngo’s de asymmetrische verhoudingen
op het terrein beklemtonen en blijven herhalen dat de Palestijnse Autoriteit en
de Palestijnse bevolking met hun rug tegen de muur staan.
Vorige week vernielde het Israëlische leger verschillende huizen in de
Gazastrook, als ‘vergeldingsmaatregel’ voor de dood van vijf Israëlische
soldaten. Het startte ook een grootschalig offensief in de Gazastrook waarbij
het helicopters, tanks, bulldozers en andere gewapende voertuigen inzette.
Hierbij werden vooral burgers in de dichtbevolkte wijken van Gazastad en Rafah
geviseerd. Het Israëlische leger vernielde echter sinds begin mei meer dan 130
huizen in de Gazastrook, waardoor meer dan 1.100 Palestijnen op korte tijd
dakloos zijn geworden. Vooral het vluchtelingenkamp Rafah, dat zich vlak aan de
Egyptische grens bevindt, moest het ontgelden. Premier Sharon en minister van
Defensie Mofaz kondigden bovendien aan dat het leger er nog honderden huizen zal
vernielen, om er een steriele zone van honderden meters breed te creëren. Op 16
mei bepaalde het Israëlische Hooggerechtshof zelf dat het leger kreeg voort mag
gaan met het slopen van huizen in Rafah.
Sinds het begin van de tweede Intifada past Israël een
beleid van systematische huisvernielingen en eigendomsvernielingen toe in de
Palestijnse gebieden. Dit beleid, overgenomen van het Britse mandaat, wordt
vooral toegepast in de buurt van Israëlische nederzettingen en strategische
gebieden. De woordvoerder van het IDF verdedigt ‘de creatie van veiligheidszones
langs de wegen in Judea en Samaria en de Gazastrook, omdat dit de voornaamste
frictiepunten zijn waar de afgelopen maanden hevige gevechten plaatsvonden.’ De
huisvernielingen zijn echter geen antwoord op terroristische aanslagen, of
maatregelen uit zelfverdediging, zoals de internationale gemeenschap deze week
bevestigde. ‘Ze maken,’ volgens Israëlisch activist Jeff Halper, ‘deel
uit van een oorlog tegen Palestijnse burgers die de laatste drie jaar
plaatsvond.’
In
januari 2002 ontstond een hevig debat in Israël over de huisvernielingen.
Dit debat concentreerde zich op de vraag hoeveel huizen
werden vernield en of zich toen mensen in de huizen bevonden. Of de vernielingen
gerechtvaardigd waren bleef onuitgesproken en ook de humanitaire gevolgen van
het “schoonmaakbeleid” van de Israëlische regering worden genegeerd.
Israël blijft echter, willens nillens, als bezettende macht, verantwoordelijk
voor de veiligheid en het welzijn van de Palestijnse bevolking. De regering
weigert niet alleen die taak op zich te nemen. Bovendien maakt ze duizenden
mensen dakloos die niets te maken hebben met de aanslagen tegen Israëlische
burgers en Israëlische soldaten, die laatste vallen volgens het internationaal
humanitair recht trouwens onder wettelijk verzet.
Palestijnse, Israëlische en internationale organisaties blijven herhalen dat
collectieve strafmaatregelen tegen een burgerbevolking, ernstige schendingen van
de Vierde Conventie van Genève zijn. De internationale gemeenschap erkent dit en
veroordeelde de Israëlische acties omdat het niet om zelfverdediging gaat. Toch
lijkt het naarmate het Israëlisch-Palestijns conflict ernstigere proporties
aanneemt, alsof het internationaal recht als universele standaard steeds meer
geminimaliseerd wordt. Daarnaast vergroot de onverschilligheid tegenover de
humanitaire drama’s. Om maar een voorbeeld te geven: de meerderheid van de
getroffenen uit Rafah, momenteel omsloten door een militair cordon, zijn
vluchtelingen van 1948. Op 15 mei herdachten ze zoals elk jaar de Nakba,
de catastrofe waarbij 750.000 Palestijnen vluchteling werden en 440 dorpen
verwoest werden.
Wat
wil Israël bereiken met dit beleid van collectieve bestraffing? Enerzijds wil
het de controle over de Palestijnse gebieden verstevigen. Voor zover dit nog
niet duidelijk was, bleek dit uit het zogenaamde disengagement plan, waarbij
Israël zich gedeeltelijk uit dit gebied zou terugtrekken om dan de vijf grote
nederzettingsblokken van de Westelijke Jordaanoever te annexeren. De controle
over het luchtruim, de zeehaven en de grenzen behoudt Israël echter. Anderzijds
wil de Israëlische regering de wil van de Palestijnen breken en hun
onvervreemdbare rechten ontkennen. De bouw van de Muur op de Westelijke
Jordaanoever, de expansie van de nederzettingen en de mogelijke implementatie
van het disengagement plan maken het vooruitzicht op een leefbare en
onafhankelijke staat miniem. Bovendien lukte het Israël om president Arafat te
marginaliseren en het Palestijnse leiderschap, via Amerikaanse bemiddelingen,
een ‘oplossing’ op te dringen. Momenteel zet Colin Powell premier Qorei onder
druk om het disengagement plan te aanvaarden.
Israël is erin geslaagd om de aandacht af te leiden
van de kern van het probleem: de bezetting van de Palestijnse gebieden. In de
mediaberichtgeving, maar ook in de recente vredesonderhandelingen, wordt de
kwestie als het ware gereduceerd tot een conflict tussen twee partijen waarbij
de ene via het leger excessief geweld tegen Palestijnse burgers gebruikt en de
andere zelfmoordaanslagen tegen Israëlische burgers pleegt. De echte oorzaken
van het Israëlisch-Palestijns conflict, zoals de ontkenning van het Palestijnse
zelfbeschikkingsrecht en de expansiedrang van de Israëlische staat, moeten
echter meer aan bod komen. Zoals in veel conflicten het geval is, wordt de
geschiedenis geschreven door de overwinnaar, in dit geval Israël. Zolang
Palestijnse groeperingen als Hamas aanslagen tegen Israëlische burgers plegen,
zal de Israëlische regering ‘veiligheidsredenen’ aanwenden om haar politieke
agenda door te voeren.
Deze complexe situatie noopt ons als
solidariteitsorganisaties en ngo’s het foutieve symmetrische beeld over de twee
‘boosdoeners’ te doorbreken. Zoals Alain Gresh, journalist van Le Monde
Diplomatique, blijft herhalen, heeft het Israëlische volk, in tegenstelling
tot het Palestijnse volk, reeds meer dan 50 jaar een staat op 78 procent van
historisch Palestina en bezet Israël de overige 22 procent al 37 jaar. ‘Het
basisverschil tussen een bezettende macht en bezet volk, is de grondslag van
solidariteit.’ Wij willen benadrukken dat het geweld dat van staatswege gepleegd
wordt, erger is dan het geweld van niet-staatsgebonden actoren. Daarnaast
beklemtonen we dat de strijd voor het zelfbeschikkingsrecht van het Palestijnse
volk een legitieme strijd is, indien het humanitair recht wordt gerespecteerd.
De internationale gemeenschap veroordeelde niet voor niets reeds 37 jaar geleden
de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden.
Brigitte Herremans, stafmedewerker Midden-Oosten Pax Christi Vlaanderen en
Broederlijk Delen
|