arch/ive/ief (2000 - 2005)

Ludo Abichts recensie van Esperanza!
by posted by ptj Tuesday, Apr. 06, 2004 at 10:38 AM
pjones@mec.ua.pt

Ludo Abicht publiceerde deze recensie van 'Esperanza! Praktische theorie voor sociale bewegingen' (2003) in het tijdschrift Streven.

De geïnformeerde hoop van de andersglobalisten

Ludo Abicht

Michel Foucault noemde zijn filosofie een ‘gereedschapskist voor het saboteren van het heersende systeem’. Wanneer men ‘sabotage’ uitbreidt tot afbraak van de oude en reconstructie van de nieuwe maatschappij, geldt dit ook voor Esperanza!* Het is een bundel van zesentwintig essays door zeventien auteurs, die zowel de bestaande interna­tio­nale samenleving analyseren als voorstellen doen die tot een democra­tische verandering ervan kunnen leiden. De term ‘praktische theorie’ in de titel is ontleend aan het werk van de Italiaanse marxist Antonio Gramsci, maar slaat ook op de afwisseling tussen theo­re­tische bijdragen en praktische handleidingen ten behoeve van hen die de huidige globalisering niet alleen willen be­grijpen, maar ook veranderen. Dat is in meer dan één opzicht een erg am­bitieu­ze onderneming, omdat daarmee een erg uitgebreid terrein bestreken wordt én omdat de veelheid en verscheidenheid van auteurs onvermijdelijk resulteert in een opvallend verschil van schrijfstijlen en niveaus. Om dit boek enigszins fair te kunnen bespreken, zou men bijna een nieuw boek moeten schrijven dat ingaat op de vele argumenten die hier worden bijeengebracht. Daarom zal ik me beperken tot het vermelden van een aantal essays die naar mijn mening boven het gemiddel­de uitsteken en een paar problemen en gezichtspunten behandelen die een nieuw licht werpen op het aan de gang zijnde debat over de globalisering.
Het essay over de ‘Dialectiek’ van Jan Dumolyn brengt een schitterende herdefiniëring van het marxisme vanaf de oorsprong tot aan de laatste ontwikkelingen van deze ‘filosofie van de praxis’. Dit wordt aangevuld door het hoofdstuk ‘Het einde van het proletariaat?’ van Dumolyn, André Mommen en Peter Tom Jones, waarin aan het ein­de van een historische analyse een lans gebroken wordt voor het zogenaamde ‘autonome marxisme’, een begrip waar ik nog op terugkom. Het essay ‘Over tegenmacht’ van Johny Lenaerts gaat in dezelfde richting: ook hier wordt, na een historisch overzicht van de anarchistische theorie en praktijk, een pleidooi gehouden voor een ‘constructief anarchisme’ dat heel dicht aanleunt bij het vernieuwde marxisme van Dumo­lyn en Jones. Maar het anders­globalis­me zou ondenkbaar zijn zonder de inbreng van al die andere sociale bewegingen die sinds de jaren zestig als correcties van en aanvullingen op het klassieke marxisme en het traditionele anarchisme zijn ontstaan. Zo vinden we hier essays over het ecologisme, het feminis­me, de mediakritiek, de bevrij­dings­theologie, de seksuele emancipatie, de autochtonie en het (inter)natio­nalisme, die echter voor een geëngageerd lezer weinig nieuwe inzichten of verrassende analyses brengen, wat op zich niets afdoet aan hun pedagogische waarde voor nieuwe generaties van sociale activisten. Een aantal auteurs van deze hoofdstukken konden jammer genoeg niet aan de verleiding weerstaan, al hun kennis in een relatief korte tekst te stoppen, met het gevolg dat hun essays vaak moeizaam leesbaar geworden zijn. Dat geldt des te meer voor de iets te anek­dotisch geschreven bijdragen over onder meer ‘Kunst’ en ‘Seksu­ele iden­titei­ten’, waarin de behoefte aan ‘praktijk’ blijkbaar verward wordt met het ontbreken van een analytisch kader dat voor een essay nu eenmaal onontbeerlijk blijft. Zoals Freud heel rationeel over irrationaliteit kon schrijven, verwacht ik van postmodernistische auteurs dat ze rekening houden met de modernis­tische (logische) leesgewoon­ten van hun lezers, tenzij het uiteraard juist hun bedoeling was, nieuwe wijn in desoriënterend nieuwe zakken aan te bieden.

Ik vermoed dat de heterogene inhoud van het boek een correcte weergave is van de kleurrijke veelzijdigheid van de andersglobalistische beweging, die niets zozeer schuwt als zelfs maar het vermoeden van hiërarchie en centralisme. Dat is tegelijkertijd de zwakheid en de nog niet gevonden kracht van die beweging, die terecht zowel het failliet van de sociaal-democratische recuperatie als dat van de ondemocratisch ontspoorde marxistisch-leninistische voorgangers aanklaagt, maar nog geen overtuigend alternatief heeft weten op te bouwen.

De bijdragen over het ‘autonome marxisme’ (Dumolyn, Mommen en Jo­nes) en de analyse van Jenny Walry over ‘globale democratie’ zijn daarom zo belangrijk, omdat ze het stadium van de noodzakelijke afrekening met het verleden overstijgen. Want dit ‘autono­me marxisme’ is niet zomaar een zoveelste poging om het marxisme een nieuwe facelift te geven. Hier wordt de marxistische methode gebruikt om, op basis van een nieuwe analyse van de sociale en economische verhoudingen, nieuwe invullingen te geven aan begrippen als ‘proletariaat’ en ‘klassenstrijd’. Het resultaat is verbluffend en hoopgevend: hier wordt de traditie niet modieus verworpen, maar verwerkt tot een nieuwe, eigentijdse en vooral bruikbare analyse voor de strijd tegen ongelijkheid en uitbuiting, die de motor blijft van elke verandering naar een rechtvaardigere en meer democratische maatschappij. En in het essay over de ‘globale democratie’ toont Walry overtuigend en nuchter dialectisch aan, dat alleen door de wisselwerking tussen lokale initiatieven en een (letterlijk) globaal perspectief de ‘logica’ van het bestaande kapitalistische systeem in vraag gesteld en effectief bestreden kan worden.

Meer dan een generatie na ‘de feiten’ zou men op basis hiervan de oude slogan als volgt kunnen herformuleren: ‘Ce n’est qu’un début, la théorie pratique continue’.

Ludo Abicht

*Jan Dumolyn en Peter Tom Jones, Esperanza! Praktische theorie voor sociale bewegingen, Academia Press/Ya Basta!, Gent, 2003, 528 blz., 20,00 euro, ISBN 90-382-0502-3. Meer info op http://www.yabasta.be waar ook alle recensies en interviews n.a.v. dit boek terug te vinden zijn.

Deze recensie verscheen in Streven, April 2004, 369-371 en wordt met permissie van de auteur hier opnieuw afgedrukt.

Streven (°1933) is een cultureel maatschappelijk maandblad voor Nederland en Vlaanderen. Alle domeinen komen ter sprake: filosofie en religie, literatuur en kunst, film en theater, politiek en maatschappij. Een forumrubriek biedt stof voor maatschappelijke discussie en in Podium wordt het artistieke landschap verkend. Elk nummer wordt afgerond met een uitgebreide boekenrubriek.
De website van Streven is: http://www.come.to/streven