arch/ive/ief (2000 - 2005)

9 maart. Geert Van Moorter back in Bagdad
by Geert Van Moorter Friday, Mar. 12, 2004 at 3:35 PM

De eerste verjaardag van oorlog en bezetting in Irak nadert. Geneeskunde voor de Derde Wereld stuurde Dr. Geert Van Moorter naar Bagdad om poolshoogte te nemen en ter plaatse mee de internationale campagne Health NOW op te starten. Hij houdt er voor ons een dagboek bij. Take 1.

Aan de grens van Jordanië met Irak ontmoeten we Hussein, een 50-jarige chauffeur. Ik vraag hem zijn mening over de interim grondwet die gisteren is ondertekend, onder het goedkeurend oog van Paul Bremer, de Amerikaan die door Bush is aangesteld als gouverneur van Irak, en over de regeringsraad, de door de VS samengestelde Irakese raad. "Die mannen in de regeringsraad zijn dieven, zegt Hussein, Ali-Baba’s (rovers, nvdr) zoals Bush. Niemand houdt van hen. Ze leefden 15 tot 25 jaar buiten Irak, velen in de VS. Ze kennen de noden en de problemen van de mensen niet. Het zijn verraders die het land helpen uitverkopen aan de VS. Het is laag bij de gronds wat ze doen, ze verdienen geen respect. Het ondertekenen van die interim grondwet was een show, opgezet voor de media.” Hussein zucht, hij ziet de toekomst niet rooskleurig in.

In het niemandsland tussen Jordanië en Irak staat nog steeds een vluchtelingenkamp dat er vorig jaar is neergezet door de VN. Hoeveel mensen zouden er nu nog zitten? Er zaten onder andere Palestijnen, die niet de Irakese nationaliteit hadden en ook niet de Jordaanse. Zij mochten Jordanië niet binnen en konden ook niet terug naar Irak. Wie zou daar nu nog zitten?

De eerste ‘officiële' Irakezen die ik zie zijn die van de grenscontrole en de grenspolitie, beide onder VS-voogdij. Ze hebben nieuwe uniformen, gekregen van de VS. Ik zeg telkens meteen dat ik geen Amerikaan ben, maar een Belg. En dat scheelt. Het is alsof ze me dan als een vriend zien. Met mijn beetje Arabisch kan ik al wat communiceren. Ik vraag aan de politie of ze "Iraqi police" of "Americi Police" zijn. Algemeen gelach.

Aan de grens zelf zie ik de eerste VS-soldaten. Twee jonge gastjes. Ik ga er een praatje mee slaan. Wesley komt uit Californië. Hij is een half jaar geleden bij de marines gegaan, en nu verveelt hij zich. Een jongen die van vechten en oorlog droomt, moet hier nu toezicht houden, zwaar ingepakt in uniform, kogelvrije vest, helm, handschoenen, wapens. “De Irakezen zijn koppig, vindt Wesley. Ze luisteren niet als we iets zeggen.” Niet moeilijk: hij kent geen Arabisch, en zijn 'personeel’ verstaat nauwelijks wat Engels. Ik zie dat hij ook handschoenen aan heeft. Why? “Die mensen willen mij handje komen schudden, en ik moet ook al eens bagage doorzoeken. Ik wil niet besmet geraken.” Het blijkt een standaardprocedure te zijn, want zijn collega Lee heeft er ook aan. Lee zegt me dat hij het bijna vergeten was dat het gisteren zijn verjaardag was. Op 8 maart 2004 is hij 19 jaar geworden aan de grens tussen Jordanië en Irak, dat kan niet elke jongere uit Indiana zeggen.
Mijn Amerikaanse maatjes zien er in feite echt stuntelig uit, ze staan er onwennig bij. Plots zijn zij baas over personeel dat dit werk al jaren doet. Ik vraag Wesley of hij al heeft moeten schieten. “Nog niet, maar we zijn er wel voor getraind. We are trained to kill." Ze zijn zelf in hun eerste week op post al eens beschoten met mortiergeschut, vijf mortieren, maar er is geen enkele van ontploft. Ze hebben geluk gehad. Ik heb met Wesley en Lee te doen. Ze zien er zo kwetsbaar uit, zelfs in hun beschermend uniform. Jonge gastjes die nog niet veel van de wereld gezien hebben, die het leven nog niet kennen…

We rijden door. Zes uur, het wordt stilaan donker. Het valt op dat er niet overal elektriciteit is. De straatverlichting brandt bijna nergens. Net voorbij Ramadi zie ik drie lichtbommen. Dat zijn ‘bommen’ die afgeschoten worden door de VS om de omgeving te verlichten, om dan beter de ‘vijand’ te kunnen zien. Die tuigen zakken aan een parachute naar beneden, en je ziet ze na een tijdje uitgaan. Bij het binnenkomen van Bagdad zien we een fel verlichte buurt. Die hebben geluk, denk ik even. Het blijkt een Amerikaans legerkamp te zijn, verlicht met elektriciteit van generatoren.

Heel het terrein van de Palestine en Sheraton hotels en omgeving is hermetisch afgesloten, met grote betonnen blokken en pinnen en prikkeldraad. Er staan gewapende Irakezen, zonder uniform. Ik vraag naar hun legitimatiebewijs. Het zijn privébewakers, ingehuurd door de VS. Uiteindelijk kunnen we toch te voet doorstappen, nadat we flink gecontroleerd zijn. Ik voelde de adrenaline door mij stromen. In juli kon ik daar nog rondstappen, nu niet meer.

’s Nachts rond 1.30 u hoor ik een aantal geweersalvo’s vlakbij, heel luid. VS-soldaten hebben waarschijnlijk ‘iets verdachts’ gezien. Maar dat kan even goed een hond zijn die langs de rand van de weg loopt. Welcome to Baghdad!