Intercultureel onderwijs omvat het recht op een eigen culturele identiteit by School Zonder Racisme Wednesday, Jan. 28, 2004 at 1:47 PM |
In De Morgen van 10 januari pleit VLD-minister Dewael, in lijn met de Franse president Chirac voor een verbod op het dragen van de hoofddoek in de gemeenschapsscholen. Hij toont zich daarbij vooral bekommerd om de emancipatie van moslimmeisjes en de neutraliteit van het officiële onderwijs. Een verbod zal evenwel alleen maar aanleiding geven tot meer achteruitstelling, discriminatie en racisme.
Het debat over een verbod op het dragen van de hoofddoek wordt dikwijls doorkruist met opinies over en houdingen tegen het dragen van de hoofddoek op zich. De vraag is niet of men voor of tegen de hoofddoek op zich is. Binnen School Zonder Racisme zijn mensen actief die, om diverse redenen, zowel voor als tegen de hoofddoek op zich zijn. De echte vraag is hier of het verbod van het dragen van de hoofddoek in de scholen de emancipatie van meisjes van migrantenorigine vooruithelpt en ons een stap dichter brengt bij een samenleving met minder racisme en minder discriminatie. En op deze vraag antwoorden wij negatief.
De eerste obstakels voor de emancipatie van meisjes en vrouwen van migrantenorigine zijn de discriminaties op basis van hun etnische en sociale afkomst. Meisjes van migrantenoorsprong ervaren soms al op 6-jarige leeftijd (zonder hoofddoek uiteraard) dat ze geweigerd worden in een school op basis van hun origine. Racisme en discriminatie is een dagelijkse realiteit voor vele meisjes (en jongens) van migrantenorigine.
Jongeren van migrantenorigine zijn oververtegenwoordigd in het beroeps- en technisch onderwijs. Meisjes en vrouwen van migrantenoorsprong, of ze nu een hoofddoek dragen of niet, vinden ook moeilijker een job. Universitair onderzoek in opdracht van het Internationaal Arbeidsbureau in de periode 1994-1997 toonde aan dat mensen van migrantenorigine met eenzelfde diploma in Vlaanderen 39% minder kans hadden op een betrekking dan Belgen.[i]
Dat discriminatie en racisme op school, tijdens de opgroeifase, nefaste gevolgen heeft, stelt ook het Provinciaal Integratiecentrum van Limburg (PRIC) vast: “Het dragen van de hoofddoek is voor vele meisjes en vrouwen een element van identiteitsontwikkeling (...) Indien dit niet toegelaten wordt, worden zij in hun persoonlijke ontwikkeling geremd. Ze worden zelfs openlijk geconfronteerd met een afwijzing van hun overtuiging, hun identiteit (...) Een jongere die opgroeit en bezig is met de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid en identiteit, heeft behoefte aan een opvoedingsklimaat waarin verschillende culturen een volwaardige plaats hebben. Een verstoting van (cultuur)beelden als gevolg van afkeuring of vijandigheid brengt de identiteitsontwikkeling uit zijn evenwicht (...) Ook de school heeft dus een belangrijke rol en functie om dit proces goed te begeleiden.”[ii]
Het is de maatschappelijke taak van de school om de optimale vooruitgang van de leerlingen als uitgangspunt te nemen, ongeacht hun sociale of etnische afkomst en te zoeken naar die pedagogische methodes die de leerachterstand verkleinen in plaats van te vergroten. Intercultureel onderwijs is een essentieel element hierin. Het dragen van het hoofddoekje staat op geen enkele manier de pedagogische opdracht van de school in de weg. Integendeel, het toelaten van het hoofddoekje maakt het makkelijker een groep leerlingen, traditioneel gediscrimineerd, beter in te schakelen in dit pedagogisch proces.
Een ander terugkerend argument is de neutraliteit van de overheid.
Artikel 24 van de grondwet stelt: “De gemeenschap richt neutraal onderwijs in. De neutraliteit houdt onder meer in, de eerbied voor de filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen.”
We pleiten voor een pluralistische invulling van deze neutraliteit, waar alle verschillende levensbeschouwelijke visies op voet van gelijkheid met elkaar in contact staan en op een open manier bediscussieerd kunnen worden. België ondertekende ook de universele verklaring van de rechten van de mens die de vrijheid van godsdienstuiting erkent: “Elke persoon heeft recht op vrijheid van denken, van bewustzijn en van godsdienst; dit recht omvat de vrijheid (…) om zijn godsdienst of overtuiging, alleen of gezamenlijk, zowel publiek als in privé te uiten, via onderwijs, praktijken, culten en het uitvoeren van rituelen.” En bovenal is ook het recht op onderwijs een fundamenteel mensenrecht.
De school heeft ook een maatschappelijke functie. Met School zonder Racisme willen we met ons aanbod van activiteiten op school stimuleren dat het onderwijs bijdraagt tot een maatschappij van gelijke rechten, die racisme en discriminatie verwerpt, die respect opbrengt voor ieders eigenheid. Het verbod op de hoofddoek staat daar haaks op. Bovendien stigmatiseert het een bepaalde bevolkingsgroep die, sinds 11 september 2001 al te maken krijgt met een opstoot van islamophobie. Al te snel worden praktiserende moslims aanzien als fundamentalist, en dan is “de strijd tegen het terrorisme” niet ver weg.
Meer en meer jongeren van migrantenorigine zetten zich af tegen racisme en discriminatie precies door hun eigenheid te benadrukken. We kunnen ons dan ook niet van de indruk ontdoen dat dit verbod van de hoofddoek erop gericht is om dit opkomen voor gelijke rechten vanuit de migrantengemeenschap te fnuiken.
Een historisch voorbeeld sterkt ons in die overtuiging.
Lord Cromer, de Britse consul-generaal in Egypte van 1883 tot 1907 was zeker geen voorvechter van vrouwenemancipatie. In de toenmalige Britse kolonie verhoogde hij het schoolgeld waardoor vrouwen weer minder toegang hadden tot onderwijs en ontmoedigde hij het opleiden van vrouwen tot dokter. En bij zijn terugkeer in Groot-Brittannië stichtte hij de ‘Men’s League for Opposing Women’s Suffrage’, een organisatie die met alle mogelijke middelen het stemrecht voor vrouwen bekampte. Nochtans was hij een fervent pleitbezorger van het verbod op de hoofddoek. Voor hem was dat het “fataal obstakel” voor de Egyptenaren om “de verheffing van denken en karakter te bereiken dat het introduceren van de Westerse beschaving zou begeleiden”. De Egyptenaren zouden “overtuigd of gedwongen” moeten worden om de hoofddoek af te doen om “beschaafd te worden”[iii]. Voor Lord Cromer was de inzet niet “de verheffing” van de Egyptisch vrouw, maar wel het laten aanvaarden van de koloniale bezetting. Daarvoor was het van groot belang dat de Egyptenaren de westerse (koloniaal) beschaving zouden omarmen.
Minister Dewael bezondigt zich aan dezelfde demagogie als Lord Cromer. Hij houdt een vurig pleidooi voor de emancipatie van de moslimvrouw, om uiteindelijk een politiek te verdedigen die discriminatie en racisme aanwakkert. De emancipatie van de moslimvrouw is meer gediend met een multiculturele samenleving, gebaseerd op gelijke rechten (dus ook stemrecht) en gelijke kansen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt, enz.
[i] Belgische bijdrage aan het internationaal vergelijkend onderzoek van het Internationaal Arbeidsbureau, Brussel, Federale Diensten voor wetenschappelijke, sociale, technische en culturele Zaken, onderzoek naar socio-economische vooruitzichten, september 1997, Interuniversitair Instituut voor de Studie van Arbeid (IISA), Groupe de recherches économiques et sociales sur les populations -GRESP- Universiteit van Luik, Créations et Recherche Pluridisciplinaire -CeRP-ULB. Voor Brussel en Wallonië was dit respectievelijk 31% en 27%.
[ii] Nuran Akgun, medewerkster onderwijs van het Provinciaal Integratiecentrum Limburg
[iii] Leila Ahmed, Women and Gender in Islam. In Katharine Viner ‘Feminism as imperialism’, The Guardian 21 September 2002.