arch/ive/ief (2000 - 2005)

De revolutie heruitvinden
by Holloway & Peláez (posted by ptj) Monday December 22, 2003 at 12:50 PM
pjones@mec.ua.pt

Samenleving en Politiek bracht een lezenswaardig themanummer rond 'mondialisering en verzet' uit (bijdragen van oa F. Mestrum, J. Vandaele, J. Walry, T. Fraihi. Het artikel dat we hieronder afdrukken, bespreekt het uitdagende karakter van de Zapatistische filosofie.

De revolutie heruitvinden*
Holloway John, Peláez Eloína

Ten geleide: Dringend regenboog nodig (Peter Tom Jones)

We schrijven 1 januari 1994. Het Noord-Amerikaans Vrijhandelsakkoord (NAFTA) gaat van kracht. Door het tekenen van dit verdrag wordt het gezamenlijke bezit van grond buiten de wet gesteld. Voor de inheemse bevolking van de deelstaat Chiapas (Zuidoost-Mexico) vormt dit de druppel die de emmer doet overlopen. Het Zapatista Nationaal Bevrijdingsleger (EZLN) verklaart op dezelfde dag de oorlog aan het Mexicaanse leger door gewapenderhand een zestal steden in te nemen. De poëtische onderleider Marcos noemt het een oorlog tegen het neoliberalisme.

Ondertussen zijn er bijna 10 jaar verlopen. De ‘lage intensiteitsoorlog’ is nog steeds niet afgelopen; de inheemse bevolking kreeg tot op heden niet waar het recht op heeft, namelijk democratie en erkenning. Na een lange periode van stilte laten de Zapatisten op zaterdag 9 augustus 2003 opnieuw van zich horen. In het bijzijn van een multitude van overzeese activisten worden de ‘Goede Regeringen’ en de Caracoles feestelijk ingehuldigd in de naam van de Mensheid tegen het Neoliberalisme. De Caracoles zijn de vervangers van de voormalige Aguascalientes (de legendarische ontmoetingsplaatsen tussen Zapatisten en (inter)nationale bezoekers en sympathisanten). Met de inhuldiging van de ‘Goede Regeringen’ wachten de Zapatistische gemeenschappen niet langer op de ‘Slechte Regering’ van President Fox om hun zelfbestuur, conform de geest en de letter van de in 1996 getekende maar nooit geratificeerde San Andres-akkoorden, daadwerkelijk in de praktijk om te zetten. Aan de ingang van de Caracol in het dorp Oventic verwelkomt de veelzeggende slogan ‘Hier beveelt het volk en gehoorzaamt de regering’ de massaal toegestroomde bezoekers…

U begrijpt het al… In schril contrast met andere Latijns-Amerikaanse guerrillabewegingen, spreekt het EZLN een verfrissende, hoopgevende en creatieve taal, waarmee zij sinds hun verschijning de aandacht trekken van een mondiale linkerzijde die op dat moment flink op de dool was. Wanneer de Zapatisten stellen dat zij niet geïnteresseerd zijn in de machtsovername, maar integendeel de ruimte willen creëren waarin de maatschappij kan georganiseerd worden, verbaasden zij (en verbazen ze nog steeds) vriend en vijand. Ontegensprekelijk vormt de Zaptistische filosofie – met hun strijd voor één wereld die vele werelden bevat – nog steeds een uitdaging voor de ideeën en de praktijken van de brede linkerzijde en voor alle andere politieke bewegingen. We overdrijven niet wanneer we stellen dat het EZLN één van de grondleggers is van de andersglobalistische beweging, die in 1998 in het Amerikaanse Seattle ten tonele verschijnt.

In de hiernavolgende tekst tracht John Holloway, auteur van onder andere Changing Society without Taking Power (2002) uit de doeken te doen wat er zo nieuw en uitdagend is aan de Zapatistische filosofie. Het stuk is een (partiële) vertaling van zijn hoofdstuk ‘Reinventing Revolution’ uit het boek Zapatista! (1998) waarvan hij samen met Eloína Peláez het redacteurschap op zich nam.

‘DE GRIJZEN ZIJN AAN DE WINNENDE HAND. STOP. DRINGEND REGENBOOG NODIG.’



De revolutie heruitvinden
John Holloway en Eloína Peláez


De wereld openen

De Zapatistische rebellie opent een venster op de wereld waarvan men dacht dat het voor eeuwig gesloten was, en verschaft daarbij nieuw vuur aan de schijnbaar uitgebluste hoop. Voor Mexico en de rest van wereld kwam de opstand als een donderslag bij heldere hemel. Toen de strijders van het Zapatistische Leger voor Nationale Bevrijding (EZLN) in de vroege uurtjes van 1 januari 1994 het stadje San Cristóbal de las Casas en zes andere dorpjes bezetten, overvielen zij een wereld die hun bestaan ontkende. Zij waren onbekend, tot op het moment dat zij zich aan de wereld openbaarden door met duizenden gewapende inheemse mannen en vrouwen op San Cristóbal te marcheren. Het was echter veel meer dan dat: de wijdverbreide reactie luidde dat zij daar beter niet zouden zijn, dat zij er niet konden zijn. En toch waren zij er. Zij scandeerden de gevleugelde woorden: ‘Hier zijn we!’. Al snel werd het duidelijk dat hun ‘Hier zijn we!’ niet slechts een particuliere kreet vormde, maar integendeel het ‘Hier zijn we’ was van iedereen onder ons die, in mindere of meerdere mate, uit het beeld van de wereld werd weggeduwd, van iedereen die subtiel of minder subtiel verteld werd dat ze niet, of niet zouden mogen, bestaan. Dat verklaart waarom de Zapatistische rebellie veel verder reikt dan louter de strijd van enkele inheemse inwoners uit Mexico, Latijns-Amerika of de zogenaamde ‘Derde Wereld’.

Er was hoegenaamd geen mededogen aanwezig in de manier waarop de inheemse bevolking van het Lacandona-oerwoud (een immense beboste zone in het Zuid-Oosten van Mexico) op de hoogte werd gesteld dat zij in de postmoderne wereld niets te betekenen had. Sinds de Spaanse verovering van Mexico tijdens de zestiende eeuw werden deze inheemse inwoners en hun nageslacht gestaag verdreven. Bij de dageraad van het jaar 1994 werden hun gemeenschappen zelfs met uitroeiing bedreigd. Hun grond werd opgeëist door veedrijvers, oliebedrijven en papierproducenten die niet konden wachten om het oerwoud opnieuw te beplanten met snelgroeiende eucalyptusplanten, of door kapitalistische planners die hun begerig oog hadden laten vallen op de unieke biodiversiteit van de jungle die als grondstof zou dienst doen voor toekomstige ontwikkelingen in de genetische manipulatie. De realiteit van de dagelijkse schrijnende armoede, de slachtoffers van geneesbare ziekten, het tekort aan scholen en ziekenhuizen, en de langzame onderdrukking van hun talen, drukte hen met de neus op het feit dat zij niet langer gewenst waren in de neoliberale wereldorde. De inheemse volkeren op het platteland net zoals de armen in de steden hadden geen plaats in dit tranendal, behalve dan als toeristische attracties volgens het beeld dat de Mexicaanse overheid gretig verspreidde. Mexico was het gouden ei van de neoliberale kip. Hoewel de overheid in augustus 1982 nog had aangekondigd dat zij niet langer haar schulden kon terugbetalen – als gevolg van de wild om zich heen slaande ‘schuldencrisis’ – was Mexico er nadien in geslaagd zich via draconische besparingsmaatregelen opnieuw in de gunst te werken van de mondiale financiële pers. Mexico werd de snelst groeiende markt van alle snel groeiende markten. Het land vormde één van de succesverhalen van de neoliberale marktgerichte beleidsmaatregelen die zo typerend zouden worden voor de jaren tachtig. De regering had de economie open gemaakt voor de wereld. Een groot deel van de overheidssector werd geprivatiseerd, waaronder de banken die in 1982 nog genationaliseerd werden. Het kapitaal stroomde toe; de economie groeide. Als kers op de succesvolle economische taart mocht Mexico in 1993 toetreden tot de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), een instelling die de rijkste landen in de wereld groepeert. Het werd nog rooskleuriger toen de onderhandelingen over het Noord-Amerikaanse Vrijhandelsakkoord (NAFTA) tussen Mexico, de Verenigde Staten en Canada succesvol werden afgesloten. Op die eerste januari 1994 werd het verdrag van kracht. Toen de Mexicaanse president, Carlos Salinas de Gortari, bij het begin van december 1994 een politieke stap terugzette, was hij de gedoodverfde favoriet om bekroond te worden als de eerste voorzitter van de Wereldhandelsorganisatie. In de statistieken van dit moderne, economisch succesvolle Mexico werd er echter met geen woord gerept over het groeiende aantal armen die moeten bedelen, autovensters reinigen, hun waren aan elk kruispunt moeten zien te verkopen, of al die boeren die de eindjes maar net aan elkaar weten te knopen.

Wat dit alles betreft, is er in wezen niet zo’n groot verschil met de rest van de wereld. Het neoliberalisme is niet specifiek voor Mexico: het heeft overal in de wereld sporen nagelaten. Marktgerichte beleidsmaatregelen die overheden dwingen om alle nadelige activiteiten ten aanzien van de zakenwereld terug te schroeven, hebben geresulteerd in rijkdom voor sommigen maar armoede voor de meesten. De kloof tussen arm en rijk is toegenomen, zowel tussen als binnen individuele landen. De dynamiek van het kapitalisme heeft tal van mensen duidelijk gemaakt dat zij overtollig zijn, en dat een marktgerichte wereld beter zou functioneren indien zij er niet waren. Via de matrakken van de politie kregen de Britse mijnwerkers de boodschap er tot bloedens toe ingeklopt. Op andere plaatsen in de wereld was dit signaal vaak nog gewelddadiger. Voor meer dan duizend miljoen mensen betekent deze boodschap extreme armoede, de dagelijkse strijd om net voldoende voedsel te bemachtigen om ondervoed te zijn, met alle ziekten dat dit met zich meebrengt. Zulke mensen zijn zelfs niet langer het ‘industriële reserveleger’ waarop het kapitaal beroep moet doen om te functioneren: zij zijn gewoon overtollig voor een economie die niet wordt aangedreven door de menselijke behoeften maar door de winst. In de dominante beelden van de maatschappij, de economische statistieken, de redevoeringen van politici, en in de Hollywood-films werden de beelden van deze mensen al uitgeveegd.

Nochtans leidt het neoliberalisme niet alleen tot een grotere kloof tussen arm en rijk, of tussen de in- en de uitgeslotenen. De onderwerping van het leven aan het marktprincipe verlamt ons allen. Zij die nog jobs hebben, zelfs de ‘goede’ jobs, hebben te lijden aan onzekerheid en uitbuiting. De stress en de noodzaak om veel uren te kloppen ten einde een beetje zekerheid bij elkaar te sprokkelen, laten weinig ruimte vrij voor activiteiten die naar een ander type leven kunnen wijzen. De werkdruk en de toenemende individualisering van de arbeidsomstandigheden brengen een groter gevoel van isoloatie met zich mee. Er is sprake van een vernauwing van het leven. Fantasieën, dromen, ideeën, gevoelens, projecten voor een andere levenswijze, collectieve vormen van genot worden gefnuikt, onderdrukt en uitgesloten. Vooral in universiteiten en andere onderwijsinstellingen is dit aan de orde. De privé-financiering van het onderwijs leidt ertoe dat zowel onderzoek als onderwijs in de richting van het management-denken evolueren, waarbij steeds meer aandacht uitgaat naar het succes van de studenten op de markt en het management van de maatschappij. Zij die nog wel ‘Nee’ durven zeggen en nog hardop dromen, hebben geen plaats in deze samenleving. Het neoliberalisme is een bedreiging voor de mensheid, niet alleen in de betekenis dat het miljoenen mensen doodt via uithongering en ziekten, maar eveneens omdat het een aanslag vormt op de mensheid als project.

Of we onszelf nu al dan niet als ‘revolutionairen’ omschrijven, niemand kan ontkennen dat de mislukking van tal van revoluties in de twintigste eeuw en de verkommering van de revolutionaire bewegingen tijdens de laatste twee decennia diepe sporen hebben nagelaten. Die mislukking van het revolutionaire project heeft de neoliberale ideologie aan kracht doen winnen. Margareth Thatcher drukte het kernachtig uit via haar bekende adagium: There is no alternative. Er bestaat geen alternatief, zo vertelt men ons, voor een marktgerichte maatschappij, wat de kosten ook mogen zijn. De mensheid als project is dood en begraven.

Hoewel de mensheid als project gesneuveld is, weerklinkt het protest nog steeds. Dat verzet tegen het neoliberale kapitalisme dreigt nochtans particuliere vormen aan te nemen, de loutere handhaving van een zekere identiteit. Bedreigd door kapitalistische ontwikkeling (‘globalisering’), zoeken allerlei groepen hun toevlucht in geromantiseerde identiteiten die hen veeleer afscheiden van anderen in plaats van hen met die anderen te verbinden. De wereld van het verzet verglijdt daardoor al te vaak tot een amalgaam van elkaar uitsluitende identiteiten die allen exclusieve rechten opeisen: zwarten, vrouwen, moslims, holebi’s, Basken, Ieren. Zolang als deze protesten uitsluitend de handhaving van identiteiten vormen en zolang de neoliberale aanval op het project van de mensheid wordt uitgebreid naar de strijd ertegen, zullen deze verzetsvormen snel ontaarden in brutale en absoluut destructieve vormen.

Hier ligt het belang van de Zapatistische filosofie. Hun ‘Hier zijn we !’ is niet het defensieve, romantische ‘Hier zijn we!’ van een bedreigde identiteit. Zij stellen helemaal niet: ‘Wij zijn Tzeltals en wij zullen onze glorieuze tradities verdedigen’ maar veeleer: ‘Wij wensen een wereld die vele werelden bevat, een wereld waarin onze wereld, net zoals die van anderen, haar plaats heeft: een wereld waarin we gehoord worden, maar dan slechts als één van vele stemmen.’ Hun ‘Hier zijn we!’ bevestigt tegelijkertijd hun identiteit én overstijgt ze. Men kan het Zapatistische project synthetiseren via de titel van de Intercontinentale Vergadering die zij in juli 1996 organiseerden: ‘Voor de mensheid en tegen het neoliberalisme’. Zulk een wereld kan, volgens hen althans, slechts opgebouwd worden via basiswaarden zoals vrijheid, rechtvaardigheid en democratie. Dit vormt niet de strijd voor de verdediging van het verleden maar veeleer voor een wereld die nog tot stand moet komen.

Deze opvatting van rebellie impliceert dat zij, in tegenstelling tot bijna alle vorige revoluties, geen interesse tonen om de macht te veroveren – noch via de stembus, noch via één of andere machtsgreep. Het project van de mensheid kan niet tot stand worden gebracht via de verovering van de macht. Dit vormt een radicale breuk met de tradities van zowel de revolutionaire als de niet-revolutionaire linkerzijde. Politici van links en van rechts hebben hun hoofd er al over gebroken om het te kunnen begrijpen. In een perscommuniqué stelden de Zapatisten het als volgt:

“Het ‘centrum’ vraagt ons, dwingt ons een vredesovereenkomst te tekenen waarbij we ons inderhaast moeten ombouwen tot een ‘institutionele’ kracht, t.t.z. in nog een extra deeltje van de machinerie van de macht. Aan hen zeggen wij ‘NEE’ en zij begrijpen het niet. Zij begrijpen het niet dat wij het niet eens zijn met dit soort ideeën. Zij begrijpen het niet dat wij niet geïnteresseerd zijn in postjes in de regering. Zij begrijpen niet dat wij niet aan het strijden zijn om de trappen van boven naar beneden schoon te vegen. Wij wensen helemaal geen trappen, wij wensen dat er hoegenaamd geen koninkrijk is. “

Zij begrijpen dit alles niet omdat er in het hoofd van de politicus of de politieke wetenschapper geen ruimte is voor één van de meest eenvoudige stellingen: ‘Wij wensen niet te strijden voor de macht, want de strijd voor de macht staat centraal in de wereld die we net verwerpen, de strijd voor de macht vormt geen onderdeel van de wereld die wij willen.’ Dit is zulk een ongecompliceerde stelling omdat het een doordeweekse verklaring is voor het merendeel der gewone lieden. Daar waar het discours van politici of politieke wetenschappers volledig rond de veronderstelling draait dat de mens uit is op macht, staat zulk een strijd om macht helemaal niet centraal in de dagelijkse activiteiten van de meeste mensen. Wanneer een revolutionaire organisatie zoals het EZLN beweert dat ze niet strijden om de macht te grijpen, maakt hen dat zeer gewoon en daarom bijzonder.


De blokkade doorbreken


Zapatismo is een strijd, niet voor de macht maar ertegen. Een strijd voor de macht impliceert het gebruik van methodes die vergelijkbaar zijn met die van de machtigen. Een strijd tegen de macht vereist daarentegen andere methoden dan die van de heersenden. Hoe dan?

Toen op die bewuste 1 januari 1994 het EZLN haar huzarenstukje opvoerde, baarde zij een kind: een politieke beweging die de revolutie wilde heruitvinden. Maar hoe kan men dan tegen de machtigen strijden zonder gelijkaardige wapens te hanteren? Hoe kan men zelfs overleven zonder het gebruik van die methoden? Sinds de eerste dag van de Zapatistische rebellie is dat spanningsveld in hun strijd aanwezig. De Zapatisten zeggen dat zij ‘gewapend zijn met waarheid en vuur’ : hun centrale wapen is de waarheid, de waarheid van hun mensheid. In een wereld waarin de machtigen hun dictaten trachten op te leggen via een machtsstrategie, is het noodzakelijk dat ook de Zapatisten bewapend zijn met vuur.

De duizenden vrouwen en mannen die San Cristóbal en de andere dorpjes bij de dageraad van het jaar 1994 bezetten, deden dat vreedzaam. Zij kwamen als het ware uit het niets. Vóór de inname van San Cristóbal, was slechts een select groepje mensen op de hoogte van het bestaan van het EZLN. Natuurlijk kwamen zij wél van ergens. De meesten onder hen waren inheems, afkomstig van verschillende etnische groepen die het Lacandona-oerwoud bevolken. Zij waren deel van een lange inheemse geschiedenis van onderdrukking en dominantie, van ‘500 jaar verzet’ zoals ze het stelden in de ‘Verklaring uit de Lacandona-jungle’ die hun acties moesten duiden. Een kleine groep onder hen bestond uit revolutionairen. Sinds meer dan tien jaar opereerden zij in de bergen van Chiapas. Zij waren zo intelligent geweest om hun ideeën over revolutie onder te dompelen in de geaccumuleerde ervaring van de inwoners van de regio. Allen waren het resultaat van een particuliere ervaring met een wereldwijd fenomeen. Voor de meesten van de inwoners uit Chiapas net zoals voor het merendeel van de andere inwoners van deze planeet, betekende het neoliberalisme – het kapitalisme van de jaren tachtig en negentig met haar nadruk op de vernietiging van barrières voor de vrije markt en vrije verkeer van kapitaal – een drastische achteruitgang in levensomstandigheden. Net zoals zo vele andere mensen in de wereld, leerden zij via het wapen van de armoede en het geweld, dat zij obstakels vormden voor de kapitalistische ontwikkeling – de wijze waarop zij leefden, werkten, feestten, de dromen die zij hadden en het land dat zij bezetten. Toen in 1992 een amendement op het Artikel 27 van de Mexicaanse constitutie een rechtstreekse bedreiging inluidde voor hun gemeenschappen door het grondbezit open te stellen voor de markt, riepen meer en meer inwoners van de jungle ‘Ya Basta!’ (Genoeg is genoeg) en voegden zich bij het EZLN. Als ze dan toch geconfronteerd werden met de exterminatie, dan stierven ze liever op een waardige manier.

Hoewel de bezetting van de dorpjes, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, op een vreedzame manier geschiedde – de Zapatisten hadden de overheid immers compleet verrast –werden de eerste tien dagen van de rebellie zeer gewelddadig toen het Mexicaanse leger tot de aanval overging en de Zapatisten en hun dorpjes met bommen begon te bestoken. De reactie in bijna alle sectoren van de Mexicaanse maatschappij was er één van afschuw jegens het geweld en vol sympathie voor de Zapatisten, hoewel niet iedereen akkoord ging met hun methoden. Een mastodontbetoging in Mexico City leidde tot een staakt-het-vuren, op 10 januari door de overheid afgekondigd. De rebellen aanvaardden het. Het staakt-het-vuren leidde niet tot vrede maar tot de situatie waarin de Zapatisten omsingeld werden in het oerwoud door een militair cordon. Slechts nadat de rook was opgeklaard, besefte men dat het in dit geval niet ging over weer zo’n klassieke guerrillabeweging. Integendeel, hier was een buitengewoon innoverende en originele volksopstand tot wasdom gekomen die zchzelf tot doel stelde de revolutie opnieuw uit te vinden in een wereld waar er geen eenvoudige modellen meer voorhanden waren. De weg van de gewapende doch vreedzame revolutie is niet evident. Na de afkondiging van de wapenstilstand, werd het leger van het EZLN geconfronteerd met een situatie waar het niet klaar voor was. De Zapatisten hadden namelijk verwacht dat hun strijd zou uitdraaien op een langdurig conflict waarbij ofwel het volk haar kant zou kiezen en de regering zou omverwerpen, ofwel zouden zij geïsoleerd geraken en blootgesteld worden aan een frontale aanval. Het antwoord van de mensen bestond er niet in dat zij bij de Zapatisten gingen, maar veeleer dat zij een oproep deden voor een einde van het geweld. Ongetwijfeld was deze reactie mede beïnvloed door de beelden uit Bosnië, Rwanda, Noord-Ierland, evenals de herinnering van de gewelddadige vernietiging van de Mexicaanse guerrillabeweging tijdens de jaren zeventig. Ook de realiteit in het aangrenzende Guatemala en El Salvador, waar revolutionaire bewegingen verwikkeld waren geraakt in bloedige burgeroorlogen die allesbehalve een sociale revolutie hadden voortgebracht, vormde een signaal voor de bevolking om iets nieuws te eisen. Niemand zag het immers zitten om Mexico mee in zulk een gewelddadige spiraal te trekken. De reactie van het volk, net zoals het staakt-het-vuren dat erop volgde, plaatste het EZLN, een leger met wapens, in een situatie waarn het gedwongen werd op zoek te gaan naar nieuwe strategieën om de strijd verder te zetten.

Dat die strijd zou voortgezet worden, kwam vrijwel onmiddellijk tot uiting. Wanneer de regering gratie aanbood aan de rebellen, antwoordden de Zapatisten via hun communiqué van 17 januari als volgt:

“Waar zouden wij ons moeten voor excuseren? Voor wat zullen zij ons gratie verlenen? Vanwege niet te sterven van de honger? Vanwege niet stil genoeg te zijn in ons lijden? Vanwege de gigantische historische last en verwaarlozing die wij niet voldoende nederig aanvaard hebben? Vanwege het naar de wapens grijpen op een moment dat alle andere mogelijkheden uitgeput waren? ... Wie moet zich hier excuseren en wie moet de gratie verlenen? Zij die zich gedurende al die jaren vol vraten aan rijk gevulde tafels terwijl wij met de dood aan tafel zaten, elke dag opnieuw met die dood die ons uiteindelijk zelfs geen angst meer inboezemde? Zij die ons continu opstapelden met loze beloftes en verklaringen? Of de doden, onze doden, die zo dodelijk dood waren van de ‘natuurlijke’ dood, of mazelen, cholera, typhoid, tetanos, longontsteking, paludisme en andere leuke gastro-intestinale aandoeningen en andere longziekten? Onze doden, zo gelijkaardig dood, zo democratisch dood van pijn omdat niemand ooit iets voor ons deed, omdat alle doden, onze doden, simpelweg verdwenen, zonder dat iemand de tel kon bijhouden, zonder dat iemand eindelijk ‘Genoeg’ zou zeggen, een ‘Genoeg’ dat opnieuw waarde zou verschaffen aan al die doden, zonder dat er ooit iemand zou vragen dat die doden van altijd, onze doden, terug zouden komen om opnieuw te sterven, maar in dit geval om te kunnen leven... Wie moet zich excuseren en wie moet gratie verlenen?”

Sinds dat moment werd het duidelijk dat de toezegging van de Zapatisten om zich aan het staakt-het-vuren te houden geen capitulatie behelsde. In dit communiqué hadden zij een nieuw en uiterst krachtig wapen gevonden. Toegegeven, zij zouden omsingeld kunnen worden door een militair cordon, maar de communiqués gaven hen de effectieve mogelijkheid om het cordon van weerstand te bieden. Deze teksten werden integraal gepubliceerd in tal van nationale kranten en trokken een groot lezerspubliek aan. Het zou niet lang duren vooraleer zij in andere talen werden vertaald. Zapatista-aanhangers maakten ze vervolgens wereldkundig via het Internet – vandaar dat men deze opstand soms benoemt als de ‘eerste revolutie van het electronische tijdperk’. De communiqués waren doordrongen van humor, verhalen en poëzie. Zij lieten een nieuwe revolutionaire beweging geboren worden: één wiens opzet er niet in bestaat om de macht te grijpen, maar simpelweg een wereld te creëren waarin mensen in volle waardigheid kunnen leven.

De taal van de communiqués heeft weinig uitstaans met het klassieke jargon van de andere revolutionaire bewegingen van de éénentwintigste eeuw. Een groot deel van de klassieke woordenschat wordt begraven gezien de ervaringen van het verleden (‘proletariaat’, ‘socialisme’, ‘voorhoede’). De communiqués putten daarentegen uit concepten die schijnbaar onomkeerbaar werden gecompromitteerd door het veelvuldige liberale gebruik ervan (‘vrijheid, ‘democratie’, ‘rechtvaardigheid’). Daardoor verschaffen zij nieuwe zuurstof aan categoerieën en symbolen die ogenschijnlijk leeg of betekenisloos waren geworden. De basisidee is die van de waardigheid, ‘datgene wat ons deed leven, datgene wat ons verhief boven de planten en de dieren, datgene wat de steen maakte onder onze voeten’.

Via de communiqués, de interviews met de pers, de krantenverslagen vanuit het Zapatista-gebied in het oerwoud, kwam een beeld te voorschijn van een gemeenschap in rebellie, veeleer dan een revolutionaire groep: een gemeenschap van mannen, vrouwen en kinderen, vergezeld van alle tradities en praktijken van samenwerking die zo innig vervlochten zijn met het begrip ‘gemeenschap’.


De revolutie heruitvinden


Hun doel bestond erin, zeiden ze, een revolutie te maken maar geen Revolutie. (...) Op welke wijze versterkt de Zapatistische opstand het revolutionaire project, het project dat een menselijke samenleving wenst op te bouwen (wat men zou kunnen benoemen als ‘communisme’, ook al is dat woord zo brutaal gedegradeerd)?

In eerste instantie gebeurt dat vanwege het feit dat men erin slaagt om het project levende te houden, op een moment dat het zo goed als dood was. Ondanks de horror van het neoliberalisme, is de idee van revolutie sinds recent in diskrediet geraakt. Dit is grotendeels het gevolg van de ervaring en het lot van de Soviet-Unie, China en andere landen: het resultaat van de revoluties van de voorbije eeuw was maar al te vaak onderdrukkend – bureaucratisch, macho, anti-creatief – en totaal vervreemd van de dromen van het merendeel der revolutionairen. Het diskrediet houdt eveneens verband met de moeilijkheid om zich vandaag in de huidige omstandigheden, hoe hard men het ook zou wensen, een revolutie voor te stellen. Hoe kan men zelfs denken dat een revolutie succesvol zou verlopen indien alle staten zo zwaarbewapend zijn, over zulke gesofisticeerde mogelijkheden beschikken om een consensus tot stand te brengen (parlementaire democratie, massamedia, onderwijs), evenals zo hecht geïntegreerd zijn in het mondiale economische/politieke kapitalistische systeem? Zelfs voor zij die zo ontdaan zijn over het geweld dat door het neoliberalisme tegen onszelf en anderen veroorzaakt, lijkt het er steevast op dat er geen alternatief en geen hoop kan bestaan. De wereld lijkt gesloten.

In weerwil van dit alles, is de boodschap van de Zapatisten er één van hoop. Zij wrikken het deksel van de sluiting open. Zij zetten het ‘Er is geen alternatief’ op zijn kop. In een wereld waarin het neoliberalisme ons allen kreupel maakt, in een wereld waarin miljoenen mensen door de functionering van de markt veroordeeld zijn tot een leven vol degradatie, honger, ziekte, overbodigheid en isolatie, bestaat er geen alternatief: wij moeten rebelleren. De mensheid is de strijd tegen ontmenselijking. Wij vertrekken niet van een middel-doel logica – zal onze rebellie tot het gewenste resultaat leiden; maken de objectieve omstandigheden de constructie van een menselijke samenleving mogelijk? – maar integendeel van een veel eenvoudiger vaststelling, namelijk dat er geen alternatief is voor de strijd tegen ontmenselijking. De hoop is een cruciaal element in de Zapatistische opstand, maar het behelst geen hoop die ontspringt uit de zekerheid van het gewenste eindresultaat, maar integendeel uit het vertrouwen in de noodzaak van het project. Hoop betekent waardigheid, de strijd om rechtstaand door het leven te gaan in een wereld die ons voortdurend tracht te onderwerpen.

Nochtans mag het gebruik van concepten zoals hoop, opstand en revolutie niet simpelweg een replica zijn van de revolutionaire idealen van een verleden. Het project om een samenleving te bouwen die geschraagd wordt door de menselijke waardigheid kan niet gebaseerd zijn op de autoritaire discipline die zo typisch is voor vele revolutionaire bewegingen van het verleden. Het revolutieconcept vereist een heruitvinding van zichzelf. Uiteraard heeft dit ertoe geleid dat de Zapatisten geregeld in aanvaring zijn gekomen met de algemeen aanvaarde ideeën van de revolutionaire linkerzijde. Subcomandante Marcos zei het als volgt op het einde van het eerste jaar van de opstand:

“Dit jaar brak er iets, niet alleen het valse beeld van de moderniteit dat het neoliberalisme aan ons trachtte te verkopen, niet alleen de valsheid van de overheidsprojecten, de institutionele aalmoezen, niet alleen de onrechtvaardige verwaarlozing van de originele inwoners van het land, maar ook de rigide schema’s van een linkerzijde die dweept met het verleden. Te midden van het schipperen tussen pijn en hoop, is de politieke strijd beroofd van de versleten klederen haar nagelaten door de pijn; het is de hoop die ons dwingt om nieuwe strijdvormen te zoeken, nieuwe wijzen om aan politiek te doen. Een nieuwe politiek, een nieuwe politieke ethiek is niet slechts een wens, het is de enige manier om stappen vooruit te zetten, om naar de andere kant te springen.”

De ontwikkeling van een nieuwe revolutionaire politiek is hoegenaamd geen eenvoudige opdracht. Zoals Comandante Tacho het stelt, is het zoals lessen te leren in een school die nog niet gebouwd is. Er bestaat geen model dat men kan volgen De oude opvatting om de revolutie te maken door de verovering van de staatsmacht heeft tenminste de verdienste over een duidelijk doel voor ogen hebben: de keerzijde is dan weer dat het een luchtspiegeling betreft. De staat heeft geen macht, de staat is op zichzelf slechts één van de vormen van de kapitalistische sociale verhoudingen dewelke de revolutie tracht te verbrijzelen. Maar, luchtspiegeling of niet, op zijn minst verschaft het de linkerzijde een helder raamwerk voor revolutionaire actie. Indien echter het doel erin bestaat om de wereld te veranderen zonder de macht te grijpen of de wereld te veroveren, dan is de weg vooruit helemaal niet lineair meer. Men kan het dan slechts begrijpen als de poging om de strijd voor de mensheid die reeds in onze levens op tal van wijzen bestaat, effectief te maken.

De Zapatisten hebben erop gewezen dat zulk een project veel verder moet reiken dan wat algemeen beschouwd wordt als politiek, zij het in de burgerlijke of revolutionaire variant. Een (anti-)politiek die het strijdt tegen de macht, kan niet opgevat worden op dezelfde wijze als een machtspolitiek. Het behelst een (anti-)politiek van het niet-politieke: humor, verhalen, dans, openheid voor nieuwe ideeën en een bereidheid om fouten toe te geven, en, misschien boven alles, een steeds hernieuwde poging middelen te vinden om de strijd voor de mensheid te kanaliseren.

Onvermijdelijk zullen er in een dergelijk project ook problemen en onzekerheden aan de oppervlakte komen. De idee om een revolutionair pad te construeren tijdens haar constructie, om een revolutie te maken die ‘al vragend vooruit komt’, zoals de Zapatisten het noemen, impliceert dat de revolutie verloren kan lopen tijdens de tocht, dat zij fysiek vernietigd kan worden in confrontatie met het leger, of (erger nog, volgens de Zapatisten) dat zij gradueel wordt geïntegreerd in het politieke systeem. Tot hiertoe is het EZLN erin geslaagd om deze beide gevaren succesvol te trotseren. Nochtans wordt er op het EZLN een aanzienlijke druk (zowel van de linker- als de rechterzijde) uitgeoefend zich om te vormen tot een institutionele kracht die zou functioneren als deel uitmakend van het politieke systeem. In het Zapatistische project is er geen ruimte voor de ‘juiste lijn’. Betekent dit dan een totaal relativisme, dat alle vormen van rebellie evenwaardig zijn, zelfs de fascistische en de racistische? Uiteraard niet. De centrale notie van de waardigheid betekent niet alleen de erkenning van de eigen waardigheid maar eveneens die van de anderen: dit impliceert een aversie voor geweld en verhindert de ontkenning van waardigheid aan de andere op basis van ras, gender, nationaliteit of gelijk welke andere veronderstelde vorm van identiteit. Het cruciale punt is niet zich af te vragen welke strijdvorm correct is, maar veeleer hoe de verschillende strijdvormen gearticuleerd worden en hoe zij in relatie met elkaar kunnen gebracht worden. Dat is de reden waarom alle politieke initiatieven van het EZLN gericht zijn op het experimenteren met politieke vormen die het principe ‘leidend al gehoorzamend’ kracht bijzetten, het principe dat zij die leiden onder de controle moeten staan van die mensen die zij menen te leiden.

Wanneer we de lof zingen van de Zapatistische opstand, dan trachten we daarmee niet te insinueren dat er helemaal geen dubbelzinnigheden en niet-opgeloste problemen zijn. Nochtans is het niet omdat wij deze dubbelzinnigheden erkennen dat wij de lofbetuigingen zouden moeten staken, integendeel. De Zapatistische rebellie heeft een enorme stimulans gegeven aan het oppositionele denken, zowel in Mexico als daarbuiten. In een wereld waar het erop lijkt dat we langs alle kanten omsingeld zijn, bieden zij ons een weg voorwaarts aan. Het neoliberale kapitalisme wordt met de dag obscener en onstabieler, in de extremen van rijkdom en armoede dat het veroorzaakt, in de intensiteit van de uitbuiting en in haar onstilbare honger om alle aspecten van het leven te onderwerpen aan de dictaten van de markt. De ervaring heeft ons keer op keer aangetoond dat de staat geen enkele mogelijkheid biedt om radicale wijziging teweeg te brengen. Gewapende strijd die erop gericht is om verandering te veroorzaken via de overname van de staatsmacht reproduceert dezelfde machtsstructuren die zij net tracht te bestrijden. Zij biedt weinig potentieel om verbeteringen door te voeren. Wat blijft er dan over? De revolutie heruitvinden is daarom de enig resterende mogelijkheid. Dat is de kern van de Zapatistische zaak.

Vertaling: Peter Tom Jones –

Oorspronkelijke tekst: Holloway John, Peláez Eloína, ‘Introduction: Reinventing Revolution’, in Zapatista! (ed. Holloway John, Peláez Eloína), Pluto Press, Londen, 1998.

Deze tekst verscheen in: Samenleving en Politiek, Jg. 10, Bijlage 'Mondialisering en verzet' bij Nr. 10, 2003, pp. 2-10.


Andere bijdragen in dit themanummer:

De stilte van de Zapatisten (Enrique Rajchemberg & Catherine Heau-Lambert)
Links verzet heruitvinden in postmoderne tijden (Jenny Walry)
Mondialisering en verzet bij Le Monde Diplomatique (Tarik Fraihi)
Het Wereld Sociaal Forum van Porto Alegre (Francine Mestrum)
Andersglobalisten en socialisten, één front? (John Vandaele)