arch/ive/ief (2000 - 2005)

'Ik sloeg een Arabier op zijn smoel'
by Edith Thursday December 11, 2003 at 06:44 AM

Onze politici en onze vierde macht, de media, willen ons laten geloven dat Israël een democratisch en goed georganiseerd land is en dat Joden beschaafde mensen zijn.

Waar visie ontbreekt, gaat een volk te gronde", (Boek Spreuken, hfst.11, 14) staat in de Bijbel en mevrouw Nulens begon haar eerste geschiedenisles met de uitspraak: "We gaan het verleden bestuderen om het heden te begrijpen."
De bijbel en het geschiedenisonderwijs hebben niets uitgehaald. De destructieve krachten binnen machtige samenlevingen zijn blijkbaar niet te beheersen.

Ik vertaalde een verslag van Gideon Levy over Liran Ron Furer uit Tel Aviv en vulde het hier en daar met commentaar aan. Niet voor gevoelige lezers.

21 november 2003:

Sergeant Liran Ron Furer kan geen normaal leven meer leiden. Hij wordt achtervolgd door nachtmerries en herinneringen aan zijn drie jaren militaire dienst in Gaza en het besef dat dit syndroom iedereen die dienst moet doen bij controleposten kan overkomen, biedt hem géén opluchting. Toen hij bijna klaar was met zijn studies aan de Kunst en Ontwerp academie van Bezalel, liet hij plots alles vallen om al zijn tijd en energie te steken in het schrijven van een boek over zijn ervaringen.

De grote uitgeverijen waar hij zijn boek aanbood, weigerden het te publiceren. De uitgeverij die het tenslotte wel waagde (Gevanim) verklaart dat de Steimatzky winkelketen weigert het te verkopen. Furer is echter vastbesloten zijn boodschap onder de aandacht van het publiek te brengen.

"Je kan de meest harde politieke standpunten innemen, maar geen enkele ouder zal ermee akkoord gaan dat zijn zoon een dief, een crimineel of een woesteling wordt", zegt Furer. "Het probleem is dat de werkelijkheid nooit voorgesteld wordt zoals ze is. De zoon zal zichzelf nooit zo portreteren tegenover zijn familie als hij terugkeert uit de bezette gebieden. Daarentegen wordt hij verwelkomd als een held, als iemand die belangrijk werk gepresteerd heeft als soldaat. Niemand kan en mag onverschillig blijven voor het feit dat, inzekere zin, in veel families reeds twee generaties van criminelen aanwezig zijn. De vader maakte het al mee en nu de zoon, terwijl er niet over gepraat wordt."

Furer is er zeker van dat wat hem overkwam niet uniek is. Hij was een creatieve, gevoelige, gediplomeerde van de Thelma Yellin Kunst Hoge School en veranderde aan de controleposten in een onmenselijk monster. Hij werd er een gewelddadige sadist die Palestijnen afranselde omdat ze misschien een tikkeltje te assertief waren en hij dat als 'niet beleefd genoeg' interpreteerde. Hij schoot de banden van auto's stuk omdat de muziek te luid stond naar zijn goesting. Hij misbruikte een achterlijke tienerjongen terwijl die geboeid op de vloer van een jeep lag en dat deed hij alleen maar omdat hij zijn woede niet kwijt kon en ze op iemand moest afreageren.

Het 'checkpoint syndroom', zo heet dat tegenwoordig en dat is meteen ook de titel van zijn boek. Het verandert iedere soldaat geleidelijk in een beest, een monster, ongeacht hoe goed zijn ouders hem ook mogen hebben opgevoed. Niemand kan er aan ontsnappen. Op een plek waar zo ongeveer alles gepermiteerd is en gewelddadigheid gezien wordt als normaal gedrag, test iedere soldaat zijn eigen grenzen inzake gewelddadige aandriften uit op willekeurige gekozen slachtoffers, in dit geval de Palestijnen omdat die toevallig in een zwakkere positie zitten.

Zijn boek is niet gemakkelijk te lezen. Het is geschreven in een bondig en heftig proza, in de botte en ruwe soldatentaal. Hij reconstrueert taferelen uit de jaren dat hij dienst deed in Gaza (1996 - 1999) en dan ging dat nog om jaren dat het, u weet het nog wel, relatief 'rustig' was. (Hij maakt meteen duidelijk waarom het nooit rustig kon blijven.) Hij beschrijft hoe hij en zijn makkers enkele Palestijnen dwongen het lied 'Elinor' te zingen en verklaart: "Het was keineig om die Arabieren een Zohar Argov lied te zien zingen. Het leek wel een film." Hij beschrijft de emoties die de Palestijnen in hem opwekten: "Soms werd ik echt misselijk van die Arabieren, vooral als ze vriendelijk afkwamen, zoals de ouderen, die naar de controleposten komen met een glimlach op hun gezicht." Hij heeft het over de reacties die ze opwekken: "Als ze ons echt op de zenuwen werken, vinden we er wel iets op om hen enkele uren op te houden aan de controlepost. Soms verliezen ze daardoor een hele werkdag, maar alleen op die manier leren ze het."
(Leren ze wat? Wat hebben de Palestijnen in godsnaam aan die controleposten anders kunnen leren dan dat Joden onmenselijke, onrechtvaardige monsters zijn?)

Liran Ron Furer beschrijft hoe soldaten kinderen dwingen om de controlepost op te ruimen en te poetsen als ze een inspectie verwachtten. Een soldaat genaamd Shahar bedacht een spelletje: "Hij controleerde de identiteitskaart van een Palestijn en inplaats van die terug te geven, gooide hij de kaart in de lucht. Hij kickte er op te zien hoe de Arabier uit zijn wagen moest komen om de identiteitskaart op te rapen. Voor Shahar was dat een spelletje waarmee hij zich een ganse dag de verveling kon verdrijven, een ganse dag mensen pesten en met hun voeten spelen. Furer beschrijft hoe ze een dwerg vernederden die iedere dag naar de controlepost kwam op zijn kar: "Ze dwongen hem zijn foto te laten nemen op het paard, ze sloegen hem, kwetsten en vernederden hem en dat kon langer dan een half uur duren. Het hield pas op als er andere wagens aankwamen. Nu vindt Furer: "De arme jongen, hij verdiende het echt niet", maar dat zijn natuurlijk vijgen na Pasen.

Furer beschrijft verder nog hoe de soldaten als souvernir foto's namen van zichzelf met bebloede, geboeide Arabieren die ze afgeranseld hadden. Hij vertelt hoe Shahar op het hoofd van een Arabier piste omdat de man geglimlacht had naar een soldaat, hoe Dado, een andere Israëlische soldaat, een Arabier dwong op handen en voeten te gaan staan en te blaffen als een hond en hoe ze gebedssnoeren (vergelijkbaar met onze paternoster) en cigaretten afpakten:

En onze media serveerden ons alleen Palestijnse jongeren die zich ledig zouden gehouden hebben met het gooien van stenen.

IJzingwekkende bekentenis over hoe zwaar bewapende onmensen omgaan met ongewapende onschuldige mensen en dan mag je vooral niet zeggen dat ze zich op dezelfde manier gedragen als Hiter en zijn trawanten.

De meest ijzingwekkende van al de persoonlijke bekentenissen: "Ik liep op hen toe en bokste een Arabier recht in zijn gezicht. Ik had nog nooit eerder iemand op die manier een klap gegeven. Hij viel op de weg. De officieren zeiden dat we hem moesten fouilleren om zijn papieren. We bonden zijn handen achter zijn rug met plastic boeien. Dan blinddoekten we hem zodat hij niet zou zien wat er in de jeep was. Ik trok hem recht van de straat. Het bloed liep van zijn lip over zijn kin. Ik leidde hem naar de Jeep en gooide hem er in. Zijn knieën kwamen met een klap op de vloer terecht en hij viel. We liepen over hem. Hij hield zich rustig en weende zachtjes. Zijn gezicht was vlak bij mijn kogelvrij vest. Hij bloedde en het mengsel van bloed en speeksel wekte mijn afkeer en woedde op. Daarom pakte ik hem bij zijn haar en draaide zijn hoofd om. Hij schreeuwde (van pijn) en om hem te stoppen stampten we harder op zijn rug. Daardoor werd hij rustiger (hij kreeg wellicht geen adem en stond vermoedelijk op het punt het bewustzijn te verliezen, maar zeg dat eens tegen wilde beesten) maar na een poosje begon hij opnieuw te huilen (van de pijn). Wij besloten dat hij ofwel achterlijk was, ofwel gek.

"De commandant van de afdeling beval ons hem naar de basis te brengen. 'Goed gewerkt, tijgers', zei hij plagerig. Al de andere soldaten stonden te wachten om te zien wat we gevangen hadden (alsof het om grof wild ging). Toen we met de jeep aankwamen, floten en applaudiseerden ze uitgelaten. We plaatsten de Arabier naast de wacht. Hij hield niet op met wenen en iemand die Arabisch verstond zei dat zijn handen pijn deden van de boeien. Eén van de soldaten liep op hem toe en gaf hem een stomp in de maag. De Arabier plooide dubbel en knorde. We vonden het grappig en lachten. Ik stampte hem echt heel hard tegen zijn achterste en hij vloog vooruit zoals ik had verwacht. Ze riepen dat ik te gek was en lachten. Ik voelde me gelukkig met de aandacht. Onze Arabier was een 16-jarige mentaal gehandicapte jongen."

En dan was de Intifada nog niet eens begonnen. Dat Furer in een psychologisch gezonde omgeving zou opgegroeid zijn, daarover heb ik toch ernstige twijfels. De vraag dringt zich op of het in Israël überhaupt nog wel mogelijk is zich op een evenwichtige manier te ontwikkelen.

Furer woont nu in het dakappartement van zijn zus in Tel Aviv en is ondertussen 26 jaar. Hij komt over als een bedachtzame, intelligente jonge man. Hij groeide op in Givatayim. Zijn ouders kwamen in de jaren '70 uit de Soviet Unie. Voor de moord op Yitzak Rabin was zijn moeder een rechtse activiste, maar hij beweert dat er thuis niet aan politiek gedaan werd. Hij wou in een gevechtseenheid in het leger en diende in twee elite infanterie eenheden. Hij deed zijn hele legerdienst in de Gaza strook.

Na zijn legerdienst reisde hij naar Indië en daar begon hij tot zijn zinnen te komen. Hij vindt dat hij gehersenspoeld geweest is en zichzelf niet meer was. Pas als hij terug aan het studeren was, begonnen zijn beestigheden van zijn legerdienstperiode hem echt parten te spelen.

"Ik begon mij te realiseren dat er een onveranderlijk patroon in zat", zei hij . "Het was hetzelfde in de eerste indifada, in de periode waar ik dienst deed, die kalm was, en de tweede intifada. Het is een permanente realiteit geworden. Ik begon mij erg ongemakkelijk te voelen met het feit dat zulk geladen onderwerp niet publiekelijk ter sprake komt. De mensen luisterden naar het slachtoffer en naar de politiekers, maar de stem die zegt: 'Ik deed dingen fout, we deden dingen die verkeerd waren, we pleegden misdaden', die stem wordt nooit gehoord. Ze wordt niet gehoord omwille van een combinatie van repressie en negatie - net zoals ik het verdrong en negeerde - en van diepe schuldgevoelens."

Furer: "De politici en de media zijn niet bereid zulke dingen te aanhoren. Ik herinner me dat ik verbaasd was dat nooit eerder een enkel soldaat over die wantoestanden gepraat had. Het werd overstemd door het debat over de legitimiteit van de nederzettingen in de bezette gebieden, over de bezetting, voor of tegen. Over de routine van het bezetten zelf werd hardnekkig gezwegen in de media, in kunst en literatuur, overal.

Geen alleenstaand geval.

Furer wil aantonen dat hij geen geïsoleerd geval is, dat het een syndroom is en geen verzameling van geïsoleerde, individuële gevallen. Daarom liet hij een pak persoonlijke details uit het originele manuscript weg teneinde de algemene aard te onderstrepen van wat hij beschrijft. "Gedurende mijn legerdienst, geloofde ik dat ik speciaal was, omdat ik een achtergrond had van kunstzinnigheid en creativiteit. Ik werd aanzien als een middelmatig soldaat, maar ik viel in dezelfde val waarin de meeste soldaten vallen. Ik liet mij meeslepen door de mogelijkheid me te gedragen op de meest primitieve en laaghartige wijze. Ik moest niet bang zijn voor straf, noch toezicht. Aanvankelijk voel je je je gespannen, maar naarmate je je meer op je gemak gaat voelen bij de controlepost, wordt het gedrag gewoon. Mensen testen de grenzen van hun gedrag tegenover de Palestijnen af en het wordt geleidelijk ruiger en platvloerser."

"Naarmate het tot ons doordrong - ieder op zijn eigen tempo - dat wij het voor het zeggen hadden, dat wij de sterksten waren en we onze macht voelden, verlegden elk van ons de grenzen meer en meer, afhankelijk van onze persoonlijkheid. Zodra dienst doen aan een controlepost een routine werd, werd alle mogelijke afwijkende gedrag normaal. Het begon met souvernirs verzamelen. Dat waren dan gebedssnoeren en cigaretten die men willekeurig afpakte, maar het hield niet op en er kwam geen eind aan. Afwijkende gedrag werd de norm."

"We kregen van hogerhand te horen dat we de Arabieren angst moesten inboezemen en dat gaf aanleiding tot machtsspelletjes. Fysiek geweld werd de norm. We voelden ons vrij de Palestijnen te straffen als ze niet beantwoordden aan wat wij als 'juiste gedragscode' voor hen in het hoofd hadden. Iedereen waarvan wij vonden dat die niet beleefd genoeg was tegen ons of die slim dacht te zijn, werd zwaar gestraft. Het was OPZETTELIJKE PESTERIJ (onvervalst sadisme, zeg maar) onder de meest absurde voorwendsels."

Gedurende mijn legerdienst, was er niets dat ons deed nadenken of dat onze superieuren deed ingrijpen. Niemand had het over wat was toegelaten en wat niet. Een gedragscode bestond er niet. Zwijnerij was de routine. Als ik erop terugblik dan greep de belangrijkste bron van schuldgevoel voor mij niet plaats aan de controlepost maar bij de Gush Katif afsluiting, waar we een achterlijke jongen oppakten. Ik vertoonde daar het meest walgelijke gedrag. Het was voor mij een gelegenheid - zijn Arabische looks volstonden om hem als terrorist te beschouwen - om alle druk, alle frustraties, alle impulsen en demonen die zich in mij hadden opgehoopt, los te laten. We konden uithalen wat we wilden. Grenzen aan onze beestachtigheid waren er niet. We waren gewoon zonder enige aanleiding klappen uit te delen, mensen te boeien, te schoppen, te slaan en hier bood zich een kans om me onbeperkt te laten gaan. De officier de bij ons was, was zelf erg gewelddadig. We gaven het kind een aframmeling en zodra we bij de controlepost waren. Ik herinner me dat ik op dat ogenblik trots was op mezelf en me sterk voelde. Ze zeiden dat ik gek was, maar ik interpreteerde het als: "Wat ben je sterk."

Dat is natuurlijk helemaal niet zo, maar zo zit waanzin nu eenmaal in mekaar.
"Bij de controleposten hebben jonge mannen de kans om baas te spelen en wordt het misbruik van macht en geweld legitiem. Dat is een meer fundamentele impuls dan de morele en politieke opvattingen die je van thuis meebrengt. Van zodra geweld legitiem is en zelfs beloond wordt, bestaat de neiging het zo ver te drijven als maar kan en de destructieve aandriften bot te vieren zonder dat de situatie daarom vraagt." Furer ziet in dat het sadistische neigingen zijn.

"We waren vooraf geen criminelen of gewelddadige mensen. We waren gewone, degelijke jongens met relatief hoge kwaliteiten en toch werden voor ieder van ons de controleposten een plek waar we onze persoonlijke grenzen uittestten. Hoe taai, hoe harteloos, hoe waanzinnig konden we worden - en we zagen dat als een verdienste inplaats van als gebreken. Iets aan de situatie - in een door god vergeten plaats, ver van huis, ver van toezicht of controle - maakte het aanvaardbaar. Er waren geen instructies omtrent wat kon en wat niet kon. Niemand werd ooit gestraft. Ze lieten ons gewoon doen."

"Vandaag kan ik met zekerheid zeggen dat de oversten zich bewust zijn van de macht die soldaten hebben in die situatie en wat ze er mee doen. Hoe kunnen de oversten dan doen alsof hun neus bloedt? Het meer complexe beeld van de lange termijn effecten van dit gewelddadige gedrag is iets dat men zich pas realiseert als men uit die situatie weg is."

"Het is me nu duidelijk dat de zoon wiens vader we vernederden voor de meest absurde of totaal geen reden, zal opgroeien en iedereen haten die medeplichtig is aan het onrecht wat zijn vader werd aangedaan. Ik heb nu een duidelijk begrip van hun motieven. Wij staan voor wreedheid, voor machtsmisbruik. Ik ben er zeker van dat hun reactie bepaald wordt door elementen van hun cultuur, met name een geringschatting van het menselijk leven en de bereidheid zijn leven op te offeren, maar de fundamentele behoefte om weerstand te bieden, de haat op zich, de angst, zijn volgens mij volkomen legitiem, ook al is het riskant dat openlijk te zeggen."

"Het is onmogelijk om zo'n emotionele fase door te maken en dan met verlof naar huis te gaan en zich normaal te gedragen. Ik was erg ongevoelig voor mijn vriendinnetje in die tijd. Ik was een beest, zelfs als ik met verlof was. Het blijft ook aan je kleven na de dienst. Ik merkte de overblijfselen van het syndroom in Indië. Iets aan het vertoeven in de Derde Wereld, onder mensen met een donkere huid, brengt het slechtste van de 'afschuwelijke Israëli' naar boven. Of de manier waarop je reageert op een glimlach... Als Palestijnen naar me glimlachten bij de controlepost werd ik boos en interpreteerde het als een uitdaging. Als in Indië iemand naar me glimlachte, bracht me dat onmiddellijk in het defensief.

"Ik was een gewoon soldaat", zegt hij. "Ik was de clown van de groep. Nu zie ik dat ik vaak de leiding had bij gewelddadige situaties. Ik was vaak diegene die de klappen uitdeelde. Ik was diegene die ideeën verzon als banden aflaten en dergelijke. Het klinkt ziek nu, maar we bewonderden toen echt iedereen die iemand een rammeling kon geven die het zogezegd 'verdiend had'. De officier die we het meest bewonderden was diegene die zijn wapen leeg schoot bij iedere gelegenheid. Van iedereen waarmee ik heb gesproken, heb ik de sterkste schuldgevoelens. Een vriend uit het leger las mijn boek en zei dat ik gelijk had, dat we slechte dingen deden, maar dat we nog kinderen waren. Hij zei ook dat jammer was dat ik het te zwaar op nam."


Ha'aretz is een Israelisch dagblad dat in het Engels en het Hebreeuws gepubliceerd wordt.