arch/ive/ief (2000 - 2005)

De 'means' en 'ends' van een Vlaamse groene partij: wat te doen?
by natan hertogen Tuesday November 11, 2003 at 07:17 PM
natanhertogen@yahoo.com

Dit opiniestuk is een poging om de discussie over het nut en de te volgen strategie van onze Vlaamse groene partij in een breder kader te plaatsen. Men gaat er namelijk te makkelijk van uit dat 'politiek' per definitie moet slaan op 'partijpolitiek'. En misschien dat dat valse verwachtingen schept.

In het zog van de laatste verkiezingen zijn er zowel intern als van buitenaf een hoop analyses aangedragen om de onverwacht zware verkiezingsnederlaag van de twee Belgische groene partijen te verklaren. De meeste verklaringen waren echter niet veel meer dan omzwachtelde politiek strategische stellingnamen. Ikzelf ben liever rechtuit en zou mij willen beperken tot dat laatste. De nederlaag correct analyseren is immers complex en eerder voer voor historici dan voor mensen die niet bij de pakken blijven zitten en zo vlug mogelijk verder willen met hun project.
De eerlijkheid gebied alvorens van wal te steken te verduidelijken vanuit welke perspectief ik vertrek. Laat duidelijk zijn dat hier iemand spreekt die aanneemt dat de kern van de meest dringende maatschappelijke problemen zoals zij zich vandaag de dag voordoen niet ligt bij of in individuen, maar in de sociaal-economische aard van onze samenleving. Anders gezegd: als de stuwende kracht van ons economisch systeem kapitaalsaccumulatie is, ligt dáár de oorzaak van veel wat verkeerd gaat. Het betekent ook dat men uiterst behoedzaam moet omgaan met de politieke structuren die de economische machthebbers dulden, juist omdat ze deze dulden. Ik wil dan ook de groene partijpolitiek eens willen toetsen op de coherentie tussen het gedachtegoed an sich en de gekozen politieke strategie, partijpolitiek en de aandacht van iedereen die de groene gedachte en haar partij een warm hart toedraagt willen vestigen op de means en ends van de Vlaamse groene partij.

Laten we het om te beginnen hebben over de doelstellingen, de ends. Hier staat buiten kijf dat de bedoelingen die Agalev voor ogen heeft progressief zijn, en geen beetje. Agalev staat voor herverdeling van de welvaart, garanties voor ieders welzijn, een groene samenleving, en last but not least dit alles in mondiaal perspectief. De andere progressieve partijen durven hier doorgaans niet zo ver in gaan. Het verschil tussen de groene partij en de SP.a of Spirit is dus op basis van de ends reëel te noemen. Uit groene hoek wordt er dan ook op gehamerd dat zij geenszins kunnen worden versleten voor bijvoorbeeld groene socialisten, zij zijn anders (lees ook progressiever). Maar dan zijn er ook nog de means die Agalev tracht aan te wenden om die genoemde doelen te verwezenlijken. In het kort: hierin verschillen groenen in zo goed als niets van de andere Vlaamse partijen. Om te beginnen blijkt de partij net als alle anderen centraal gestuurd te zijn (zij het op een aparte manier). De structuur van onze parlementaire democratie lijkt dat immers te vereisen. Daarnaast gaat het over een politieke partij die zodoende net als de andere Vlaamse partijen bevoegdheden op gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk, federaal en Europees niveau nastreeft. Van al deze niveaus zijn de beperkingen ondertussen meer dan bekend. De gemeenten zijn budgettair steeds meer afhankelijk van hogere overheden en hebben structureel gezien lang niet zoveel te beslissen, de provincies zijn een stilaan gedateerde overloop in de ruimtelijke hiërarchie, de deelstaten en federale staat hebben te luisteren naar Europa en het Europees parlement van zijn kant heeft beschamend weinig bevoegdheden. Mijn punt is: het is zeer de vraag wat een Vlaamse partij nog klaar te maken heeft op het politieke forum. In het geval van conservatieven is dit niet echt een probleem, zij willen toch niets veranderen. Maar in het geval van progressieve, linkse partijen stel de vraag zich met des te meer aandrang. Welke plaats heeft de regionale partijpolitiek nog in het soort van structurele veranderingen dat links nastreeft? En de vraag waar ik op uit wou komen: als al het voorgaande waar is, wat is dan nog het geroemde verschil tussen de groene en de sociaal-democratische partijen? Er is een pijnlijk gebrek aan politieke middelen dat niet goed valt te maken met retoriek. Men zou zelfs zo ver kunnen gaan (al is dat wat giftig) als te stellen dat de socialisten in dat opzicht tenminste eerlijk toegeven wat ze maar waard zijn.

Ik wil hier niet ontkennen dat beide partijen in vele opzichten wel degelijk verschillen. De historische achtergrond, de aanhang en zeker de politieke mentaliteit van beide strekkingen zijn inderdaad anders, maar we hebben net gezien dat de means van beiden compleet overeenkomen. En ik zou daar nog iets fundamenteels aan willen toevoegen. Ook sociaal-economische analyse is sterk gelijklopend. Toen begin de jaren tachtig het sociaal-economisch programma van Agalev werd vastgelegd gebeurde dit voor een groot deel onder invloed van de werkgroep Polekar. En leden van datzelfde Polekar schreven in 1983 mee aan het sociaal-economische luik van het SP-Alternatief. Dat de sociaal-economische grondhouding en input van beide zo goed als dezelfde zijn, sterkt mij in de overtuiging dat elk verhaal dat het verschil tussen groenen en socialisten uitlegt als ideologische twist te zeer geromantiseerd is. Hoewel er in beide partijen mensen zijn die zich linkser voelen dan dat, blijkt het keurslijf van een partij een matigende invloed te hebben op de aanvankelijke ideologie. Er zijn in Europa bij mijn weten geen partijen van betekenis die openlijk en consequent het kapitalistische marktsysteem durven aanvallen, maar daarbij echt de politieke middelen hebben om die visie in de praktijk te brengen (kijk naar de Franse ‘antikapitalistische’ partijen). Dat maakt dat ook hier noch de socialisten, noch de groenen kunnen aanspraak maken op de titel van meest linkse van de twee. Beide stromingen zijn emanaties van centrumlinks. Dit verklaart om te beginnen de bijwijlen hoog oplopende concurrentie (vissen aan dezelfde vijver) en geeft tevens aanleiding tot de volgende bedenking. Zijn er eigenlijk nog wel ideologische argumenten voorhanden om constructieve samenwerking in dat centrumlinkse veld af te blokken (en ik doel hier natuurlijk op kartelvorming als optie)?

We zijn hier gekomen bij een uiterst heikel thema, de mogelijke kartelvorming met die andere centrumlinkse partij, de SP.A. Het laatste wapenfeit in het debat daaromtrent is ongetwijfeld het boek van de ex-kabinetaris Alex Polfliet. Op basis van zijn ervaringen op het kabinet van Olivier Deleuze raadt hij zijn partijgenoten aan af te zien van een dergelijk kartel. De hoofdbrok van zijn argumentatie is echter niet ideologisch, maar benadrukt het verschil in mentaliteit tussen de ‘groene groenen’ en de van politieke spel doordrongen socialistische partijtop. Hoewel Polfliet hier met recht en reden zijn partijgenoten tracht te behoeden voor te veel naïviteit is zijn argumentatie mijns inziens in geen geval afdoend om een compromisloze stellingname tegen samenwerking te rechtvaardigen. Zo kan men geen partij beoordelen op basis van enkel haar top, en veel meer; men moet problemen ook structureel durven kaderen. Het politieke spel van de traditionele partijen heeft niet zozeer met de immoraliteit van hun leidinggevende figuren te maken, maar eerder met de eigenlijke organisatie van onze democratie. Voor wie regeert komt het er namelijk op aan zo in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk beslissingskanalen in te nemen. Dat zulke praktijken nefast zijn voor de democratie spreekt vanzelf, maar laat ons dan daarover spreken en het niet focussen op personen. En gezien deze praktijken zo dwingend zijn, zou ik zelfs willen toevoegen dat ik er zonder vrees mijn hoofd op verwed dat ook de groenen de afgelopen regeerperiode actief hebben gewerkt aan het bezetten van dergelijke beslissingskanalen met mensen van de eigen strekking of met de juiste mentaliteit. Ik zou dan ook op basis van het voorgaande willen stellen dat het niet kan het verschil met de andere centrumlinkse partij naar de achterban toe af te schilderen als een onverenigbaarheid, een ideologisch conflict. De functie van een progressieve partij is ook vormend, en gebrek aan nuance is een vorm van desinformatie. Er moet eens en vooral worden ingezien en duidelijk gemaakt aan de achterban dat kiezen voor de groenen een keuze voor andere accenten is, gemaakt vanuit een andere achtergrond. Niets minder dan dat, maar ook niets meer. Iets anders zou intellectueel oneerlijk zijn. Voor fundamenteel andere alternatieven moet men de mensen maar elders te rade laten gaan.

Ik zou om te besluiten willen verduidelijken welke kant ik nu eigenlijk heen wil met deze kritiek en waarom ik ze zo belangrijk acht. Zoals tussen de regels al wat te lezen viel, poog ik hier de progressieve partijpolitiek in een groter kader te plaatsen dan men binnen partijen meestal gewend is. Mijn bezorgdheid dat de means van progressieve partijen absoluut ontoereikend zijn om hun ends te realiseren, leidt tot de conclusie dat de grootste kracht van een linkse oppositie niet langer in haar partijen kan liggen. De macht van de partijen is tanende en we moeten dat op tijd inzien. Het is mijn grootste vrees dat de progressieve partijen dat te laat zullen beseffen om een constructieve rol te spelen in de nieuwe linkse oppositie die met de Andersglobalistische beweging van de laatste jaren op gang is gekomen. Zo kan het volgens mij niet dat Agalev in de algemene beeldvorming blijft lonken naar het etiket van ‘linkser dan’. Het is zeer de vraag of men gerechtigd is een rol te spelen die men niet kan waarmaken als partij. Het veld links van centrumlinks ligt buiten de partijpolitiek en het is cruciaal dat de groeperingen daar die rol stilaan ook met enige legitimiteit kunnen gaan spelen. Als Agalev (dit geldt ook voor SP.A-Spirit) zijn mediaoptredens zou gaan gebruiken om zichzelf in die rol te legitimeren zou dat dan ook uiterst ongelukkig zijn. Het is volgens mij om die reden dat een versterkte samenwerking met de SP.A wel degelijk te bepleiten valt. Eenmaal de antagonie socialisten versus groenen wordt opgeheven, komt er plaats voor een echte linkser dan centrumlinkse oppositie (en ik doel hier geenszins op een nieuwe partij). Men zal trouwens veel van elkaar kunnen leren éénmaal een constructieve dialoog op gang is gekomen. De koudwatervrees is begrijpelijk, maar mag denk ik niet te zeer gecultiveerd worden. Dialoog is altijd goed, ook al begint ze stroef. Dat een deel van het electoraat een dergelijke samenwerking als een verrechtsing zal ervaren is geen probleem. Ik heb reeds aangegeven dat zoiets mijns inziens eerder een aangeprate perceptie is en dat de kern van beide programma’s toch al erg gelijkend is. Maar misschien kan net die misperceptie van de kiezer op termijn een voordeel zijn voor de nieuwe linkse oppositie, want op een bepaald moment zal de roep om verlinksing bij progressieve partijen de deur openen voor mensen uit de Andersglobalistische beweging en kan er (tijdelijk) een sterke linkse partijfractie ontstaan. Gesteund door een als legitiem ervaren linkse werking buiten het partijpolitieke veld. Inhoudelijke vernieuwing en verlinksing komen namelijk altijd van buitenaf. Het zou denk ik goed zijn moest er tegen dan werk zijn gemaakt van een open centrumlinks samenwerkingsverband.

Ik hoop dat de ideeën die ik hier heb trachten uiteen te zetten iets kunnen toevoegen aan het denken over de groene partijpolitiek. Ik heb noch de pretentie hier reeds alles correct verwoord te hebben, noch het gevoel dat dit het laatste woorden moeten zijn in het debat.
Kort samengevat: zie alsjeblieft ook het bredere kader, want misschien is de weg naar verlinksing er één die Agalev naar ‘rechts’ lijkt te leiden. Maar juist laatste dat klopt niet, want links en rechts hebben niets de maken met mentaliteit, maar met een sociaal-economische analyse en in het geval van zowel de socialistische partij als de groene gaat het over duidelijke centrumlinkse visies. Durf dat alsjeblief te zien.