Marc Maes (11.11.11) uit Cancun: "Het hek is van de dam" by Marc Maes (11.11.11) Monday September 15, 2003 at 01:10 PM |
Zaterdag, 13 september. Een nieuwe tekst, een nieuw gedrocht.
Om 13u, twee uur later dan aangekondigd, kregen de WTO-leden eindelijk het nieuwe voorstel voor een slotverklaring te zien. Zoals gewoonlijk leidt dit altijd tot ongelooflijke chaos. Delegatieleden hollen er mee de deur uit, naar de fotokopieermachines. Binnen de kortste keren staan daar grote files, en een tijdje later ook in het perscentrum, en in de copy-shops in de buurt. Waarom drukken ze er niet meteen een een paar duizend van vraag ik me af. En inderdaad, beneden in het distributiecentrum van de WTO liggen er stapels voor het grijpen. Maar ze ook aan de pers en de NGO’s geven is blijkbaar te moeilijk.
Maar dat is natuurlijk maar een fait divers. Belangrijker is dat de tekst zwaar tegenvalt en over heel de lijn heel weinig toegeeft aan de ontwikkelingslanden.
Te beginnen met de Singapore issues. Vanaf het begin van de conferentie heeft een groep van 71 landen duidelijk gesteld dat ze onderhandelingen over deze nieuwe onderwerpen (investeringen, concurrentieregels, overheidsaanbestedingen en douaneformaliteiten), niet zien zitten. In de plenaire onderhandelingsgroepen hebben ze dat standpunt voortdurend herhaald. En toch komt er dan een tekst uit die onderhandelingen die begint over investeringen (via en tussenstap in Genève), overheidsaanbestedingen en douaneformaliteiten. Alleen de kwestie van de concurrentieregels zou teruggestuurd worden naar een werkgroep in Genève voor verdere studie. Maar het rapport daarover moet klaar zijn tegen de tijd dat de onderhandelingen over landbouw en industriële invoertarieven worden afgerond. Op die manier behoudt dit thema nog een achterpoortje en wordt het bovendien gekoppeld aan landbouw en industrie, iets wat de 71 landen ook uitdrukkelijk verwerpen.
In de plenaire onderhandelingsgroep over de Singapore issues is de afgelopen dagen nochtans voldoende gebleken dat zeer veel ontwikkelinslanden niet de middelen hebben om nieuwe verplichtingen op zich te nemen. De kosten voor de uitvoering van akkoorden hierover zouden een zware last betekenen. De hervorming en vereenvoudiging van de doauneprocedures zijn een dure affaire. Veel kleine landen hebben gezegd dat ze andere prioriteiten hebben, zoals het bereiken van de Millemium Ontwikkelingsdoelstellingen i.v.m. onderwijs, gezondheidszorg, armoedbestrijding. Zelfs als de industrielanden met voldoende geld over de brug zouden komen, dan nog blijft het een vraag waarom dit via een dwingend WTO-akkoord moet geregeld worden. Wat betreft de concurrentieregels benadrukte zelfs China dat het geen wetgeving noch administratie heeft om anti-competitiepraktijken te lijf te gaan en dat ze dus niet inzien hoe ze daarover al onderhandelingen kunnen aangaan. En inzake investeringen herhaalde bijvoorbeeld India dat het een open investeringsregime heeft, maar dat het daarin souverein wil blijven, en dus geen bindende engagementen wil aangaan.
Het hoofdstuk landbouw blijft zeer dicht staan bij de gezamenlijke positie van de de EU en de USA, ook al vindt de EU dat nog niet dicht genoeg. De tekst is zelfs nog slechter geworden, in de zin dat er voor de ontwikkelde landen nog maar eens extra uitzonderingen worden gemaakt, waarop ontwikkelingslanden geen beroep kunnen doen: extra “bijzondere en gedifferentieerde behandeling” voor de rijken dus (“bijzondere en gedifferentieerde behandeling”, is WTO-jargon voor de speciale behandeling waar ontwikkelingslanden recht op hebben).
De tekst behoudt allerlei ontsnappingsmogelijkheden voor de industrielanden om hun subsidies in stand te houden terwijl er van afschaffing van exportsubsidies geen sprake is. Dit zou misschien nog niet zo erg zijn mochten deze subsidies gepaard gaan met maatregelen om hun productie in toom te houden of met de invoering van het recht voor ontwikkelingslanden om zich tegen goedkope invoer te beschermen, maar van het eerste is helemaal geen sprake en het tweede is veel te zwak. Van de ontwikkelingslanden wordt in tegendeel verwacht dat ze hun invoertarieven verder verlagen, zelfs tot minder dan 5%, en ook dat is weer slechter dan in de vorige versie. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met wat zo’n sterke tariefverlagingen betekenen voor het overleven van de landbouweconomie in tal van ontwikkelingslanden.
Wat er in feite zou moeten gebeuren is dit: om een familiale landbouw te beschermen in noord en zuid, mogen er in noord en zuid gerust subsidies gebruikt worden en ook invoertarieven, alleen moet er voor gezorgd worden dat gesubsidieerde producten niet geëxporteerd worden. Wat er nu gebeurt komt neer op een langzame vermindering van subsidies en een afbouw van de beschermende tarieven. Het resultaat zal zijn dat kleinere boeren uit de markt gedrukt worden door grootschalige industriële productie.
Het hoofdstuk over de verlaging van de industriële tarieven is ongeveer eenzelfde verhaal. De industrielanden willen een verregaande verlaging voor iedereen. Voor ontwikkelingslanden is dit moordend. En toch vinden de industrielanden dat de nieuwe tekst niet ver genoeg gaat.
Voor de rest staat er weinig in de tekst over twee dossiers die heel belangrijk zijn voor ontwikkelingslanden: de problemen met de uitvoering van de bestaande WTO-akkoorden en het versterken van de bestaande artikels over “bijzondere en gedifferentieerde behandeling”. Hierover bevat de tekst alleen maar “soft language”, niets bindend, alleen maar “we zullen deze zaken verder blijven bekijken”.
En dan tenslotte het katoen-dossier waarover zoveel te doen is. Katoenproducerende landen uit West-Afrika hebben enkele maanden geleden aan de alarmbel getrokken. Katoenprijzen zijn zeer laag en de West-Afrikaanse katoenboeren kunnen amper overleven. Tegelijk is de katoenproductie in de USA zwaar gesubsideerd. De West-Afrikaanse landen vragen de afschaffing van de subsidies in vijf jaar tijd, en ondertussen de betaling van een compensatie voor de verliezen die ze leiden. De West-Afrikaanse kartoenlanden kunnen op heel wat sympathie rekenen bij de ander ontwikkelingslanden en ze zijn er in geslaagd hun zaak op de Cancun-agenda te krijgen. Maar de USA geeft geen krimp. De tekst bevat geen enkele praktische oplossing.
Nu moet gezegd dat de verdwijning van de katoensubsidies maar een korte-termijn-oplossing is. Het gat dat de Amerikanen zouden laten zou vlug door anderen worden ingevuld met blijvende lage prijzen tot gevolg. Wat er nodig is voor alle grondstoffenproducenten (inslusief cacao- en koffieboeren) is productiebeheersing, en dus goede bindende grondstoffenakkoorden. Er staat een paragraaf over de lage grondstoffenprijzen in de Cancun-tekst maar opnieuw alleen maar “soft-language”, niets bindend.
Kortom: deze tekst trekt nergens op, hij is “anti-ontwikkeling” zoals de protestactie bij de opening van de conferentie al had voorspelt. Dat de industrielanden, en in het bijzonder de EU, dan toch eens zouden ophouden met hun valse rethoriek over een “ontwikkelingsronde” !
Het goede nieuws hield ik voor het laatste. Deze avond is er een zeer lange plenaire vergadering geweest. Alle ontwikkelingslanden hebben voet bij stuk gehouden en ze wijzen de tekst krachtig van de hand. Maleisië stuurde een tekst naar de voorzitter van de conferentie met in koeien van letters: WIJ WILLEN GEEN ONDERHANDELINGEN OVER DE SINGAPORE ISSUES, hoogachtend Maleisië. En India hield een geweldige speech, gevolgd door een lang en daverend applaus: “Wij vragen ons nu af of het woord "ontwikkeling" in deze tekst alleen maar verwijst naar de verdere ontwikkeling van de ontwikkelde landen”. En ook de armste landen weerden zich fel. De ACP-landen vormen nu samen met de Afrikaanse landen en de Minst-Ontwikkelde Landen één groep en deze hele ACP-AFRIKA-MOL-groep sprak zich gezamenlijk uit tegen de tekst.
En nu maar hopen dat deze verenigde oppositie stand houdt in de felle intense en slopende onderhandelingen die nu gaan volgen.