arch/ive/ief (2000 - 2005)

[WTO-top in Cancun] Het ellebogenwerk is weer begonnen
by Marc Maes (11.11.11) Monday August 25, 2003 at 02:08 PM

Enkele maanden terug hielden een twintigtal landen een mini-ministerconferentie in Sharm-El-Sheik. Dit soort exclusieve informele bijeenkomsten is symptomatisch voor de ondoorzichtige besluitvorming in de Wereldhandelsorganisatie (WTO), vindt Marc Maes studiemedewerker van 11.11.11.

De WTO is een verschrikkelijke organisatie. Sinds haar korte bestaan (sinds 1.1.1995) heeft ze al vier ministerconferenties georganiseerd. Geen enkele keer op dezelfde manier. Als de meer dan honderd ministers de conferentiezaal binnen komen is het telkens weer uitkijken hoe de bijeenkomst zal georganiseerd worden. De laatste keer, in Qatarese hoofdstad Doha, in november 2001, werden er een zestal “vrienden van de voorzitter” of “facilitators” aan de ministers voorgesteld. Zij zouden een aantal thematische werkgroepen voorzitten om de standpunten te horen en daarna private consultaties organiseren om de standpunten bij elkaar te brengen. Niemand die wist wie deze zes had aangeduid of wie de zes thema’s had gekozen. Niemand die wist wie ze wel of niet consulteerden. Net zoals niemand wist wie er op de laatste dag plots beslist had om de conferentie met één dag te verlengen. En net zoals er niemand wist wie het handjevol landen had uitgenodigd dat vervolgens de hele nacht achter gesloten deuren zou doorvergaderen om een nieuwe slotverklaring uit de hoed te toveren.

Doorzichtigheid van de besluitvorming en democratische participatie, daar schort het heel erg aan in de WTO. Op papier is alles perfect: in de WTO heeft elk land één stem. In de praktijk loopt alles anders: er wordt nooit gestemd en de rijke landen gebruiken alle kneepjes van de handelsdiplomatie om hun standpunten er door te krijgen. Verwarring zaaien rond procedures, vergaderkalenders en agenda’s, met medeplichtigheid van het WTO-secretariaat, is één van de meest beproefde technieken. Hoogdravend en cynisch taalgebruik is een andere techniek: de onderhandelingsronde die in 2001 in Doha is gestart, is uitgeroepen tot de “Doha ontwikkelingsronde”, ook al zijn de voorstellen van de ontwikkelingslanden in Doha bijna allemaal van tafel geveegd en hebben de industrielanden er hun eigen verlanglijstjes doorgedrukt.

Ondertussen zijn we anderhalf jaar verder en staat de vijfde ministerconferentie van de WTO voor de deur van 10 tot 14 september in de Mexicaanse badplaats Cancun. Ondanks alle loze rethoriek heeft de zogenaamde “ontwikkelingsronde” nog niets opgeleverd voor de ontwikkelingslanden. Alle mogelijke deadlines zijn verstreken, er is geen enkel akkoord. Ontwikkelingslanden hadden in 1999, nog vóór Seattle, al 106 preciese artikels uit de bestaande WTO-akkoorden aangeduid, waarmee er volgens hen problemen waren van uitvoering en die dus dringend moesten bijgeschaafd worden. Op een twintigtal na zijn die 106 nog niet behandeld (waaronder de toegang tot essentiële geneesmiddelen waar zoveel over te doen is). Ontwikkelingslanden identificeerden ook 88 beloftes om ontwikkelingslanden “bijzondere en gedifferentieerde” behandeling te geven, maar waarvan nooit iets terecht gekomen is. Amper een dozijn ervan is al behandeld. Dit zijn nochtans erfenissen uit de vorige onderhandelingsronde die in 1994 werd afgerond en toen onder andere leidde tot de oprichting van de WTO. Oud zeer dus dat maar niet opgelost geraakt, omdat de industrielanden niet willen terugkomen op akkoorden die zijn afgesloten: “ a deal is a deal”, “gegeven is gegeven”, “Als de zaken niet werken, dan hadden jullie destijds maar beter moeten opletten, punt”.

De industrielanden zijn niet geneigd om de bestaande akkoorden te evalueren en bij te sturen. Zij zijn enkel geïnteresseerd in nieuwe akkoorden over nieuwe thema’s. De WTO moeit zich nu al met zaken die haar niet aangaan, zoals intellectuele eigendomsrechten en openbare diensten, maar als het van de industrielanden afhangt, de Europese Unie op kop, dan komen er ook nog WTO-akkoorden over investeringen, concurrentie regels en openbare aanbestedingen. De WTO houdt zich allang niet alleen meer bezig met de invoer en uitvoer van goederen, haar regels dringen diep door in de manier waarop de economie en de samenleving wordt georganiseerd. De zogenaamde “handels”-regels van de WTO bepalen net zo goed hoe er moet en mag geproduceerd worden, welke subsidies er mogen zijn, welke verpakking, welke kwaliteitsnormen, welke milieuregels, welke sociale bescherming. Via het WTO-akkoord over de handel in diensten (het GATS-akkoord) staan zelfs essentiële diensten zoals gezondheid, onderwijs, water, cultuur enz. ter discussie. Dit stelt ook in ons land en de Europese Unie een enorm probleem van democratie, omdat via het handelsbeleid waar geen parlement aan te pas komt, essentiële sociale verworvenheden worden weggeven. Maar we wilden het nu eigenlijk even over de besluitvorming in de WTO zelf hebben.

De ontwikkelingslanden willen dus evalueren en bijsturen, de rijke landen willen vooruit en nog meer van hetzelfde. Daartussen zit nog het landbouwdossier. Kunnen de industrielanden hun landbouw blijven subsidiëren a rato van 1 miljard euro per dag en kunnen ze hun landbouwproducten blijven dumpen op de wereldmarkt? Mogen ontwikkelingslanden zich hiertegen beschermen en krijgen ze meer toegang tot onze markt? Na anderhalf jaar onderhandelen is er geen enkel vooruitgang geboekt over al deze dossiers en dan wordt het weer erg spannend. Telkens als de formele besluitvormingsprocedures in de WTO niet voldoende resultaten opleveren in de richting van de industrielanden beginnen er plots allerlei parallele circuits in gang te schieten. Ook nu weer. Op minder dan 3 maanden van de ministerconferentie van Cancun is het gemaneuvreer in volle gang. Hoewel er een Algemene Raad is die de werkzaamheden van de WTO moet overzien, en een Onderhandelingscomité dat de Doha-ronde in banen moet leggen, organiseren de voorzitter van de Raad en de Directeur-Generaal aan de lopende band informele vergaderingen met de delegatieleiders van de WTO-leden. Naar mate de frequentie van die informele vergaderingen toeneemt, neemt het aantal deelnemers af. Bovendien wordt er nog een reeks exclusieve en informele mini-ministerconferenties georganiseerd –niemand weet door wie- zoals dit week-end in Sharm-El-Sheik. Er zijn geen formele agenda’s, geen adequate aankondigingen, geen notulen. Alles is “off the record”, zodat de afwezigen compleet het overzicht verliezen van waar de besprekingen naar toe gaan. Men mag hierbij niet vergeten dat een groot aantal ontwikkelingslanden gewoon geen permanente vertegenwoordiging heeft in Geneve waar de WTO gevestigd is, en het grootste aantal ontwikkelingslanden het maar met een paar vertegenwoordigers moet rooien terwijl de industrielanden naar believen hun legers experten kunnen inzetten.

Wat mogen we dus verwachten in de weken die komen? Ik vrees dat er van de 106 en 88 artikels hoogstens nog een handjevol behandeld geraken om wat holle rethoriek te kunnen verkondigen over de zogenaamde “ontwikkelingsronde”; dat de EU en VS onder elkaar een deal maken over landbouw die iedereen maar moet pikken en dat de ontwikkelingslanden ondertussen nieuwe akkoorden over investeringen, overheidsaanbestedingen en concurrentieregels in de maag gesplitst krijgen. En niemand die zal weten wanneer dat allemaal beslist is. Tenzij de ontwikkelingslanden ditmaal hun been stijf (kunnen) houden. Wat ik ten zeerste hoop.


(Marc Maes is studiemedewerker van 11.11.11-Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging).