De wereld na de oorlog in Irak by André Mommen Monday August 11, 2003 at 07:04 PM |
imavo.vmt@pi.be |
De oorlog van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië tegen Irak kan men niet alleen zien als een nieuwe ronde in de Amerikaanse kruistocht tegen de zogenaamde schurkenstaten, maar ook als een belangrijke bouwsteen voor een nieuwe imperiale wereldorde. Dit artikel verscheen in het Vlaams Marxistisch Tijdschrift, waarvan André Mommen de hoofdredacteur is.
De oorlog van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië tegen Irak kan men niet alleen zien als een nieuwe ronde in de Amerikaanse kruistocht tegen de zogenaamde schurkenstaten, maar ook als een belangrijke bouwsteen voor een nieuwe imperiale wereldorde. Niet meer de Verenigde Naties, maar de sterkste kapitalistische mogendheid zal voortaan unilateraal haar wil aan de rest van de wereldbevolking dicteren. Dat is tenslotte de conclusie die volgt uit de Amerikaans-Britse invasie in Irak.
Tijdens het voorbije decennium heeft deze Amerikaanse buitenlandse strategie soms nogal aarzelend vorm gekregen met de oorlog in de Golf en daarna om Kosovo en Afghanistan. Deze oorlogen werden gevoerd onder het motto dat de mensenrechten hoorden te zegevieren in naam van het internationale recht. Het zou de morele en politieke plicht van het Westen zijn om een ordentelijke gang van zaken in de wereld te garanderen. Tijdens die twee oorlogen stonden de Westerse bondgenoten via de NAVO dan ook onverdeeld achter de Amerikaanse ingrepen. Met Irak is dat anders geworden, want nu werden de eerste barsten in de imperialistische eensgezindheid overduidelijk zichtbaar. Niet alle Europese landen waren gediend van een militaire interventie in Irak en betwijfelden dan ook of het probleem niet op vreedzame wijze kon worden geregeld, dit alles onder de vlag van de Verenigde Naties. Vanaf het begin was evenwel duidelijk dat president Bush, hierin bijgestaan door zijn kleine helper Blair, enkel uit was op een verandering van regime in Bagdad. Hij schuwde geen drogreden om zijn militaire interventie voor de ogen van de wereld en vooral voor zijn eigen bevolking te rechtvaardigen. Meteen brak Washington met de stelregel dat men via het multilateralisme en met de consensus in de NAVO moest opereren. Bush koos resoluut voor het unilaterialisme, wat tegemoetkwam aan de logica van een supermogendheid zonder concurrentie in de wereldpolitiek.
Voor sommige Europese bondgenoten was dit een onaangename verrassing. Frankrijk, Duitsland en ook België bleken niet bereid zich naar de dictaten en de oorlogslogica van Bush te schikken. Ze kregen na enige aarzelingen de steun van Rusland. Dat alles was natuurlijk onvoldoende om de Amerikaans-Britse oorlogsmachine te doen stoppen. Dat laatste was het gevolg van de militaire en diplomatieke zwakte van Europa. Europa is geen politieke eenheid, maar een economische constructie zonder interventiemacht. De oude grap luidt dan ook dat de Amerikaanse presidenten wel gemakkelijk met Moskou zaken kunnen doen omdat ze bij problemen gewoon de telefoon kunnen grijpen, maar dat zoiets met Europa onmogelijk is. Wie moesten ze bellen? Londen, Parijs of Berlijn? Dit gemis wordt nu vooral in Parijs en in Berlijn aangevoeld. Kortom, in beide hoofdsteden bestaat nu de behoefte om werk te maken van een Europese interventiemacht waarvoor Verhofstadt zijn goede diensten heeft aangeboden. Of het zo ver zal komen is maar de vraag. Noch in Parijs of in Berlijn weet men hoe vorm te geven aan een supranationale interventiemacht zonder een langlopend programma van vooral dure investeringen in modern wapentuig en logistieke faciliteiten goed te keuren.[i] Om dan nog maar te zwijgen over de politieke verantwoordelijkheid die nu eenmaal in zo een geval gedeeld moet worden. Kortom, van een Europa dat met één stem spreekt en met het zwaard zwaait is op afzienbare termijn geen sprake.
Iets anders is de crisissfeer die nu in de NAVO heerst. Sinds de val van de Muur is dit bondgenootschap nog altijd op zoek naar een “grote strategie”. Die strategie heeft men alsnog niet gevonden. Tenzij dan dat de Verenigde Staten het bondgenootschap al die tijd ruimschoots voor eigen doelstellingen hebben misbruikt. De NAVO breidde ongeremd uit naar Centraal-Europa. Voorts hebben de Amerikanen onder de vlag van het Partnership for Peace (PfP) in de meeste landen van het vroegere Oostblok militair voet aan de grond gekregen. Ze houden daar samen met de lokale legers oefeningen en hebben er legerbases. Dat heeft uiteraard spanningen met Moskou opgeleverd. De interventie in Afghanistan stond de Amerikanen zelfs toe om – met de toestemming van Moskou – in Centraal-Azië met troepen neer te strijken. Punt is nu dat men zich in Moskou steeds meer vragen stelt over deze Amerikaanse aanwezigheid in de eigen achtertuin. De strijd tegen het terrorisme, waar de Russen in Tsjetsjenië op hun eigen bloedige manier bij betrokken zijn, heeft tot nu toe Poetin aan Bush gekoppeld. Maar deze idylle lijkt met de Amerikaanse interventie in Irak toch bekoeld. Vandaar dat tijdens het conflict rond Irak ineens een as tussen Parijs, Berlijn en Moskou kon groeien. Daardoor stond Frankrijk in de Veiligheidsraad niet meer alleen als vetospeler tegen de Brits-Amerikaanse alliantie.
Voor Poetin is een eventuele breuk in de NAVO een onverwachts politiek geschenk. Poetin kijkt volgend jaar immers tegen een electorale vervaldag aan. Hij kan daarom wel een klein nationalistisch succes gebruiken. Voorts hebben de machthebbers in het Kremlin ook wel gemerkt dat hun directe economische belangen in Europa en niet in Amerika liggen. De zo verwachte Amerikaanse investeringen in de Russische industrie en infrastructuren zijn er nooit gekomen. De centen voor de verdere opschoning van het nucleaire arsenaal laten op zich wachten. De samenwerking in de ruimtevaart is niet de vetpot geworden waarop sommigen hoopten. Kortom, alleen omwille van opportunistische redenen waren Bush en Poetin nog vrienden. De Russische belangen liggen nu duidelijk elders. Rusland is een belangrijke leverancier van gas en olie aan Duitsland en zijn economische satellieten. De Russische industrie zit voorts te springen om investeringen in zijn auto- en vliegtuigbouw, in zijn kerncentrales en zijn infrastructuren. Om van betere exportkansen maar te zwijgen. Dat alles kan het nu door een recessie geplaagd Europa bieden. Het probleem is echter hier dat de EU op een soort institutioneel dood spoor zit.
De EU is als institutioneel gegeven eerder een rem op dan een snelweg naar internationale machtsvorming. Een Europees charter zou hier enige verandering moeten in brengen en er voor zorgen dat Europa voortaan met één mond kan spreken. Op dit moment neemt de Europese verdeeldheid echter alleen maar toe door de toevloed van meer kleine en vooral armlastige staatjes die zich uiteraard in de richting van de subsidiepotten haasten zonder een stukje van hun soevereiniteit op te willen geven. Europa lijkt daarom veel op het verbrokkelde Duitsland uit het begin van de negentiende eeuw. Hoe dit op te lossen? Ongetwijfeld is de tot nu toe gevolgde overlegstrategie die naar consensus streeft, goed geweest voor besluiteloosheid en vertragingen. Zo kon de logica van het kapitaal uiteindelijk de overhand krijgen bij het ontwerpen van de voltooide binnenmarkt. Gezien deze institutionele deadlock zullen de Franse en Duitse grote ondernemingen en banken er ongetwijfeld op aandringen om op korte termijn de besluitvorming te vereenvoudigen. Dan zal het de beurt zijn aan de Britse regering om eieren voor haar geld te kiezen. Nu het stof van de oorlog in de Irak wat is opgetrokken, lijkt het of de grote liefde tussen Blair en Bush aan het bekoelen is. Groot-Brittannië ligt tenslotte geografisch in Europa en niet in Amerika.
De oorlog in Irak heeft ook in linkse kringen voor enige rimpelingen gezorgd. De vredesbeweging was terug van weggeweest. Ze wist in een aantal landen de algemene onvrede over de huidige internationale militaire en economische orde te articuleren nu de oorlog in Irak ondubbelzinnig aantoonde dat het oude imperialisme niet dood was. In landen waar de regeringen zich tegen de politiek van Bush en Blair keerden, kon de vredesbeweging gemakkelijk mobiliseren.[ii] Maar ook in Spanje en Groot-Brittannië kwamen grote massa’s op de been en zelfs in de Verenigde Staten was de herinnering aan de oorlog in Vietnam niet vervaagd. Maar van een politiek succes was evenwel geen sprake. Ook democratisch verkozen regeringen en presidenten leggen graag de wensen van de meerderheid van de bevolking naast zich neer als er grote economische belangen op het spel staan.
Die grote economische belangen stinken hier naar olie. Waar geen olie of andere rijkdommen, daar ook geen grootscheepse militaire operaties. Daar volstaat men (zie Kosovo en Afghanistan) met wat bombardementen en als het even kan steunt men wat huurlingen of moordenaarsbenden. De strategie van de kliek rond Bush in het Witte Huis was er in Irak overduidelijk op gericht om met overweldigend machtsvertoon het hele Midden-Oosten in zijn greep te krijgen en waar gewenst nieuwe regimes aan de macht te brengen. De export van de “democratie” en van de “mensenrechten” hoort er bij om dergelijke operaties ook aan het thuisfront te kunnen verkopen. Oorlog voeren is immers nooit populair, zeker niet als het om olie gaat.
De oorlog in Afghanistan heeft inmiddels uitgewezen dat een kleine bezettingsmacht (ook wel vredesmacht genoemd) niet voor orde en rust kan zorgen en zeker niet voor democratie en politieke stabiliteit. Hetzelfde lijkt nu in Irak aan de orde te zijn waar stamhoofden en religieuze leiders zich opmaken om in het politieke vacuüm te duiken. Ook hier is de grote massa van de bevolking, die het nu aan het essentiële ontbreekt, het kind van de rekening. Inmiddels ruziën de grote financiële groepen en de internationale oliemaatschappijen over de verdeling van de vetste contracten. Voor Bush is de buit in elk geval al binnen. De goedkope olie uit Irak zal de Amerikanen in staat stellen om zonder al te veel problemen de komende decennia met een lage energierekening de winter door te komen. Maar dan moeten ze wel al die tijd militair in de buurt van de oliebronnen blijven om ervoor te zorgen dat het islamitisch fundamentalisme dat zich nu meester heeft gemaakt van de geesten, niet voor nog meer problemen zal zorgen. En dan zijn er de buurlanden van Irak die zich naar de Irakese oliebronnen zouden kunnen haasten. Saddam was immers een regionale gendarme die voor een zeker militair en politiek evenwicht zorgde. Nu zijn regime er niet meer is, zal Turkije zich graag willen meester maken van de olievelden in Mosoel en Kirkoek. Iran kan een fundamentalistische marionet in Basrah aan de macht helpen.
De twijfels groeien inmiddels over de kansen op vrede in het Midden-Oosten. Delen van de Amerikaanse zakenwereld die in het Witte Huis niet vertegenwoordigd zijn, wijzen op de ongehoorde kosten van de roofoperatie. Deze kringen maken zich zorgen over de negatieve effecten van deze oorlog op de Arabische en islamitische wereld. Ook denkt men in die kringen dat een nieuw regime of een Amerikaanse proconsul in Irak moet leiden tot een grote mislukking. Hoe kan men een etnisch en religieus verdeeld land als Irak van op afstand besturen? Een rechtse publicist als Llewellyn H. Rockwell Jr. sneerde bij voorbeeld dat de Amerikaanse regering niet eens in staat is om de huishoudens in Irak van voldoende gas te voorzien omdat de Amerikaanse luchtmacht de raffinaderijen heeft gebombardeerd. Men kan best eens naar Afghanistan kijken waar de talibanbeweging opnieuw in opkomst is.[iii] Men maakt zich in die kringen ook zorgen over de herhaalde verbale aanvallen van het Witte Huis op het regime van Bashar Assad in Syrië. Syrië wordt door Bush immers verdacht van het verlenen van hand- en spandiensten aan bepaalde leden van het vroegere Saddam-regime.
Deze dreigementen aan het adres van Syrië zijn ook verkeerd gevallen bij de bondgenoten die Bush bij de invasie van Irak door dik en dun hebben gesteund. Zij wijzen nu met gretigheid op het feit dat Syrië geen strategische bedreiging vormt en dat Assad wat graag met Israël tot een vredesregeling wil komen. Assad wil uiteraard in ruil voor vrede met Israël graag de Golan terugkrijgen. Doch ook hij weet dat Washington zal aandringen op het houden van verkiezingen of van het instellen van een soort parlementarisme waarvan Jordanië of Egypte zich al hebben voorzien.
De vredesregeling met de Palestijnen waar de Israëlische premier Sharon naar zegt te verlangen, zou wel eens het voorlopige sluitstuk van de Amerikaanse politiek in de regio kunnen zijn. Bush is immers van plan om Yasser Arafat volledig van zijn politieke macht te ontdoen door binnen de PLO “andere mensen”, zoals de nieuwe premier Mahmoud Abbas, aan de macht te helpen. Die “andere mensen” moeten dan bereid zijn om het terrorisme een halt toe te roepen en om met Israël tot een goede regeling te komen over een Palestijnse staat waarvan de economische levensvatbaarheid uiteraard zeer precair blijft.[iv] In dit hele concert speelt Europa niet mee. Sharon heeft laten weten dat hij alleen zaken met Bush wil doen, niet met de Verenigde Naties. Sharon wil wel degelijk een regeling met de Palestijnen nastreven, maar dan onder zíjn voorwaarden. Hij komt in geval van succes dan niet in de Israëlische geschiedenisboekjes als de slachter van Shatila terecht , maar wél als de grote vredestichter en vader van het vaderland. Bush kan met een Palestijnse-Israëlische vrede zijn herverkiezing veilig stellen. Hij laat dan zien dat hij de krachtige president is die korte metten weet te maken met terroristische en criminele regimes én tevens duurzame diplomatieke regelingen kan afdwingen. Bush weet evenwel ook dat zijn kiezers in het stemhokje deze buitenlandse successen wel eens minder zwaar kunnen laten doorwegen dan hun eigen economische situatie. Vandaar dat hij alvast een forse belastingvermindering door het Congres wil jagen met de belofte dat dit de beste methode is om de kwakkelende economie nieuwe zuurstof te verschaffen. Hoe een dergelijke belastingvermindering echter rijmt met de enorme kosten van de oorlog in Irak kan hij echter niet uitleggen.
Of Bush het probleem in het Midden-Oosten duurzaam kan oplossen, is zeer de vraag. Het probleem in het Midden-Oosten is dat er geen sterke spelers zijn met wie hij zaken kan doen. Het Midden-Oosten is etnisch en religieus zo verdeeld dat elk voordeel aan de enen toegekend, kwaad bloed moet zetten bij de anderen. De Amerikaans-Britse invasie heeft daarbij vooral de Arabische bevolking eens te meer vernederd. De feiten tonen aan dat het Westerse imperialisme naar believen, zonder rekening te houden met internationale afspraken of de Verenigde Naties, elk land in de regio kan en mag aanvallen als zijn oliebelangen in het geding zijn. Voor velen zal dat een reden zijn om te kiezen voor het wapen van het (individuele) terrorisme. In dat opzicht heeft Bush de oorlog verloren. Alleen weet hij dat nog niet.
--------------------------------------------------------------------------------
[i] De Europese inspanningen voor wat betreft militair onderzoek en ontwikkeling (R&D) én investeringen vallen in het niets in vergelijking met de Verenigde Staten. De Verenigde Staten gaven in 2001 39.340 miljoen dollar uit aan R&D en 59.878 miljoen dollar aan wapenaankopen. Ter vergelijking voor Groot-Brittannië was dat respectievelijk 3.986 en 8.597 miljoen dollar, voor Frankrijk respectievelijk 3.145 en 5.450 miljoen dollar, voor Duitsland respectievelijk 1.286 en 3.389 miljoen dollar. Een volwaardige militaire opbouw rond de as Parijs-Brussel-Berlijn zou betekenen dat de defensiebudgetten van deze drie landen vertienvoudigd zouden moeten worden willen ze de Verenigde Staten op termijn bijbenen. Dit alles staat uiteraard nog los van de wenselijkheid van een dergelijk neo-imperialistisch project dat alleen maar de spanningen in de wereld kan opdrijven.
[ii] Het ging hier wel degelijk om een vredesbeweging, niet alleen om een anti-Amerikaanse oprisping ingegeven door lokaal nationalisme of een ondersteuning voor de eigen nationale bourgeoisie in de strijd tegen de Amerikaanse overheersing op wereldvlak.
[iii] L. H. Rockwell is voorzitter van het Ludwig von Mises Institute in Auburn, Alabama.
[iv] The Economist (3-9 mei 2003) meent te weten dat van een leefbare economie alsnog geen sprake is. Op dit moment is 53 procent van de Palestijnse bevolking werkloos, wat te wijten is aan het feit dat Israël de grenzen dicht houdt voor Palestijnse arbeidskrachten. Het probleem blijft de joodse nederzettingen op de West Bank. Indien Sharon aan de nederzettingen durft te raken, dan verliest hij de steun van de rechtse partijtjes in zijn coalitie en moet hij weer met de Arbeiderspartij in zee gaan.