Lessen uit de Argentijnse verkiezingen by Aníbal Montoya Monday May 12, 2003 at 11:42 AM |
Op 18 mei zullen ook de Argentijnen naar de stembus trekken. Ze zullen dan in een tweede ronde beslissen wie de nieuwe president wordt. De resultaten van de eerste ronde tonen dat de periode van instabiliteit nog niet ten einde is. Een analyse van de Argentijnse marxist Aníbal Montoya.
De resultaten van de eerste ronde van de presidentsverkiezingen tonen dat de periode van instabiliteit die in Argentinië anderhalf jaar geleden uitbrak, nog niet ten einde is. De ontzaglijke versnippering van de stemmen, met amper 10 procent die de eerste en de vijfde kandidaat scheiden, toont eveneens de hoge mate van onvrede in alle lagen van de bevolking. Deze verkiezingen zijn een nieuwe mijlpaal in de sociale en politieke situatie in Argentinië.
Marxisten en verkiezingen
Voor we de belangrijkste lessen uit de verkiezingen van 27 april trekken en analyseren, lijkt het ons gepast om eerst een algemeen beeld te geven van de houding van marxisten ten opzichte van burgerlijke verkiezingen.
Als marxisten hebben wij geen illusies in het burgerlijk-democratische verkiezingsproces. Haar waarde is relatief en zeker niet absoluut. De gedachte dat het resultaat van een verkiezing absoluut is, als een vrije en soevereine beslissing van het volk, zoals de aankoop van een nieuw paar schoenen, is volledig fout. Partijen, electorale coalities en leiders komen niet zomaar voort uit de wil van het volk, ze zijn de expressie van verschillende klassenbelangen binnen de kapitalistische maatschappij: de kapitalisten, de kleinburgerij en de werkende klasse.
In het bijzonder doet de heersende (kapitalistische) klasse erg veel moeite om de echte klassenbelangen die zij verdedigen te verbergen voor de werkende klasse. Ze gebruiken hiervoor de gekende demagogische taal en populistische frasen zoals: "We moeten ons allemaal verenigen: zakenlui, arbeiders en middenklasse, rond de belangrijkste belangen van de natie, het vaderland enzovoort." Echter, eens aan de macht zullen ze het beleid voeren dat het meest tegemoet komt aan de belangen van de kapitalisten, zowel de binnenlandse als buitenlandse.
Verder is het niet juist te stellen dat alle partijen en organisaties vertrekken vanuit dezelfde omstandigheden. De burgerlijke partijen hebben de steun van miljonairs en stinkend rijken, die hen van miljoenen peso's voorzien om er zeker van te zijn dat hun boodschap de verste uithoeken van het land bereikt. De linkse partijen, die de belangen van de werkende klasse vertegenwoordigen, moeten het daarentegen doen met schaarse middelen. Ze zijn afhankelijk van de financiële opofferingen die hun leden en sympathisanten maken en het is voor hen dus heel moeilijk de bevolking te bereiken met hun programma en politiek.
Een andere factor is de massamedia. De privé-radio, tv-stations en nieuwsbladen moeten net zo goed opbrengen. Hun eigenaars zijn kapitalisten (of overheden wanneer ze in staatsbezit zijn), die de middelen gebruiken om zaken te doen en om de ideeën, informatie en opinies te verspreiden die het best hun eigen klassenbelangen dienen. Aangezien ze het monopolie hebben over de informatiebronnen waartoe de meerderheid van de bevolking toegang heeft, zijn de massamedia een van de machtigste instrumenten in handen van de heersende klasse, die ze gebruikt om de 'publieke opinie' te vormen. Dit komt dus neer op een dictatuur over informatie. Ze gebruiken de media om de burgerlijke organisaties en politici te steunen, vooral tijdens campagnes. Ondertussen negeren ze de acties en organisaties van de arbeiders, als ze die al niet geheel het zwijgen opleggen.
Uiteindelijk kan het kapitalisme aan de miljoenen arbeiders, werklozen en de jeugd slechts een onzekere toekomst bieden. Werkloosheid, armoede, gebrek aan werkzekerheid, lage lonen, schaarste, angst voor 'morgen', deze factoren hebben alle bijgedragen tot de omstandigheden waaronder velen bereid waren te geloven in de demagogie, leugens en onmogelijke beloften van de professionele burgerlijke politici. Deze politici, met hun toegang tot de beste middelen, de media en electorale machines, haalden het meeste profijt uit die grote onzekerheid. Onder deze omstandigheden stemden miljoenen mensen op de 'beste onder de slechten', in plaats van op diegenen die zich het meest met hun problemen identificeerden.
Al het voorgaande dient men in gedachten houden, wanneer wij stellen dat eender welke verkiezing eerder relatief is en gestuurd wordt door een hele reeks factoren waarover de meerderheid van de bevolking, en dan vooral de werkende klasse, geen controle heeft.
In feite is het resultaat van een verkiezing als een foto. Het geeft enkel het gemoed en de politieke volwassenheid van de arbeiders op een welbepaald moment weer en dus niet de hele film. Na elke verkiezing gaat het leven onverbiddelijk voort.
Soms, wanneer gebeurtenissen de wijde kloof blootleggen tussen hetgeen politici beloven en de harde realiteit waarin miljoenen arbeiders leven, gaat men over op meer directe actievormen zoals stakingen, marsen en rellen. Het bewustzijn van arbeiders kan heel snel veranderen onder de witte woede van ervaring. Miljoenen arbeiders, die enkele maanden voordien nog stemden voor een burgerlijke kandidaat, kunnen dan rebelleren en tonen dat ze klaar zijn om te luisteren en zoeken naar nieuwe politieke ideeën die een oplossing bieden voor hun problemen veroorzaakt door het kapitalisme. Het is tijdens deze perioden dat een revolutionaire partij van de werkende klasse geduldig moet trachten het vertrouwen van deze klasse te winnen, beginnende bij haar meest actieve lagen.
Marxisten zijn geen anarchisten. We zijn er ons zeer zeker bewust van dat geen enkele echte verandering in de maatschappij kan plaatsvinden zolang deze in handen blijft van diegenen die nooit verkozen werden: bankiers, grote zakenlui en landeigenaars, kortom diegenen die de belangrijke beslissingen voor het land nemen via de burgerlijke partijen en de politici die naar hun pijpen dansen. Echte vooruitgang naar een maatschappij met volledige tewerkstelling, hoge levensstandaarden, gezondheid, onderwijs, huisvesting en een degelijk en menselijke niveau van pensioen, is slechts mogelijk als de werkende klasse aan de macht komt en de sleutelsectoren van de economie, met name de banken, grote fabrieken, transportbedrijven en de gronden, in handen zijn van zij die er werken.
Marxisten zijn voor deelname aan verkiezingen, als een manier om een maximum aan mensen te bereiken, die anders enkel blootgesteld zouden worden (tijdens publieke ontmoetingen, in de massamedia, de electorale propaganda enzovoort) aan de ideologie, de ideeën, de programma's, de leugens, de listen en de demagogie van prokapitalistische partijen. Dit is de positie die we dienen te verdedigen zolang we in de minderheid zijn in onze klasse en zolang we niet bij machte zijn het bedrieglijke regime van de 'burgerlijke democratie' onmiddellijk te vervangen door een véél democratischer regime, de arbeidersdemocratie.
De opdracht is het engageren van zo breed mogelijke lagen van de werkende klasse voor ons programma en onze ideeën en geen genoegen te nemen met het duizendtal activisten dat al aan onze kant staat. Vanuit marxistisch oogpunt gezien is het correct alle kansen te grijpen die ons vanuit de burgerlijke samenleving geboden worden, om een zo groot mogelijk aantal arbeiders met onze ideeën te bereiken. Verkiezingen zijn zo een kans, of ze nu presidentieel, parlementair of regionaal zijn.
De resultaten van de verkiezingen
De resultaten van de verkiezingen op 27 april brengen een aantal zaken aan het licht. Ten eerste, met 80 procent was de deelname hoog, bijna hetzelfde niveau als de presidentsverkiezingen van 1999. Ten tweede, de immense versplintering van de stemmen, vooral tussen de eerste vijf kandidaten, betekent dat voor de eerste keer in de recente Argentijnse verkiezingen de president niet al in de eerste ronde verkozen is. Ten derde, de facto is een van de twee traditionele partijen van de Argentijnse bourgeoisie verdwenen, met name de Union Civica Radical (UCR), die meer dan honderd jaar geleden werd opgericht maar nu slechts 2 procent van de stemmen haalde [UCR is de partij van voormalig president De la Rua, wiens regering viel na de opstanden van december 2001, n.v.d.r.]. Frepaso, een van de partijen die een regeringscoalitie vormde met De la Rua, werd eveneens ontbonden. Ten vierde en ten laatste, we zagen tijdens deze verkiezingen een splitsing van het Peronisme in drie kampen, die elk de verschillende belangen en visies van verscheidene fracties van de heersende klasse weerspiegelden.
Men hoeft slechts naar de resultaten te kijken om te beseffen dat we zeker niet afstormen op een periode van kalmte en relatieve stabiliteit zoals die bestond voor de opstand van december 2001 (el Argentinazo). De instabiliteit duurt voort en openbaart zich in de aanhoudende onbekwaamheid van de Argentijnse bourgeoisie om zichzelf te voorzien van een politieke partij die brede steun geniet onder de bevolking.
De resultaten waren als volgt:
Menem (Peronist): 23,8%
Kirchner (Peronist): 21,8%
L. Murphy (ex-UCR): 16,8%
Carrio (ARI): 14,4%
Saa (Peronist): 13,9%
Moreau (UCR): 2,3%
Walsh (IU, Verenigd Links): 1,8%
Bravo (Socialistische Partij): 1,1%
Altamira (PO, Arbeiderspartij): 0,8%
Andere: 3,4%
Aangezien geen enkele kandidaat 45 procent behaalde (of 40 procent met minstens 10 procent voorsprong op de tweede) zal er een tweede ronde volgen op 18 mei. Deze fase heet de ‘herstemming’ en zal gaan tussen de hoogste twee presidentiële concurrenten, Menem en Kirchner.
Wat gebeurde er met de proteststem?
Met proteststem bedoelen we het totaal van de onthoudingen, blanco en ongeldige stemmen. Gedurende jaren was dit een goede indicatie van de mate van onvrede met het tweepartijstelsel van Peronisten (PJ) en Radicalen (UCR). Bij de verkiezingen van oktober 2001 stonden de proteststemmen op een recordhoogte van niet minder dan 47,4 procent! Samen met de opvallende stijging van de steun voor linkse partijen in verschillende gebieden was dit een vroeg signaal voor de revolutionaire opstand die twee maanden later in december uitbrak.
Er bestaat geen twijfel over: de opstand van december 2001 opende een nieuwe fase in de geschiedenis van Argentinië. Vele weken lang – Duhalde gaf dit nadien verschillende keren toe – trok de enorme woede het bestaan van de burgerlijke instellingen in twijfel: het presidentschap, het parlement, provinciale regeringen, het hooggerechtshof enzovoort. Ad-hoc embryo’s van volksmacht, zoals volks- en districtsraden, sprongen overal uit de grond. Honderdduizenden konden de kracht van collectieve actie zien, in deze periode waren er ontelbare marsen en cacerolazo’s (potten- en pannenprotesten). Velen begonnen de kwijtschelding van de buitenlandse schuld te eisen, anderen eisten dat geprivatiseerde bedrijven opnieuw genationaliseerd zouden worden en vonden dat ook banken genationaliseerd moeten worden, en heel wat gesloten fabrieken werden bezet door de ontslagen arbeid(st)ers. Het begrip ‘privé-bezit’ kreeg een serieuze klap.
Vanuit een marxistisch of wetenschappelijk oogpunt gezien was dit een revolutionaire situatie. Het politieke bewustzijn van brede lagen uit de massa maakte een aanzienlijke sprong voorwaarts in slechts enkele weken tijd. Dit weerspiegelde zich in sociale spanningen en in de toenemende populariteit van authentieke socialistische ideeën, eisen en programma’s. Als er op dat ogenblik een echte revolutionaire partij met invloed op de massa was geweest, dan had de werkende klasse, gesteund door miljoenen onderdrukten, de macht kunnen overnemen op een volkomen vreedzame wijze.
Jammer genoeg bestond die partij niet. De arbeidersleiding aan hoofd van de enige bestaande massaorganisaties van de klasse (de vakbonden) had niet de intentie een revolutie uit te dragen. In het geval van de beruchte CGT collaboreerde ze zelfs door rechtstreeks met de Argentijnse burgerij samen te werken bij het blussen van de brand.
Zonder leiding en te midden van een verschrikkelijke economische crisis met hoge werkloosheid, werden de arbeiders verlamd door hun vakbondsleiders. De voorhoede van militante vakbondsactivisten, de piquetero’s en andere activisten én de linkse organisaties, vochten moedig tijdens de weken en maanden na de opstand en probeerden leiding aan de beweging te geven. Ze slaagden er echter niet in uit het isolement te breken en gehoor te vinden bij bredere lagen van de werkende klasse. Het is een wet dat de massa niet in een permanente staat van rebellie kan verkeren. Indien er geen doorslaggevend resultaat uit de strijd voortkomt, zal de heersende klasse altijd haar controle over de situatie terugwinnen. Dit is dan ook wat gebeurde, hoewel de controle niet erg standvastig is, zoals men kan zien aan de voortdurende sociale en politieke instabiliteit in het land.
Vanuit het marxisme bekeken is het revolutionaire proces dat in december 2001 begon in Argentinië, niet voorbij. Door het gebrek aan de subjectieve factor (de revolutionaire partij en haar leiding), zal men ups en downs zien tot het uiteindelijke resultaat is bepaald. Ofwel neemt de werkende klasse de macht over, ofwel ontstaat er een nieuwe bloedige dictatuur, indien de burgerij er niet in slaagt een oplossing te vinden voor de economische en sociale chaos. Een revolutionair proces verloopt niet in een rechte lijn opwaarts tot aan het overnemen van de macht. De eigenlijke processen die plaatsvinden in de maatschappij verlopen geheel anders. In een revolutionair proces wisselen perioden van hoge klassenstrijd af met perioden van sociale vrede, er zijn stagnaties in de strijd en zelfs tijdelijke terugvallen, waarin reactionairen de bovenhand lijken te nemen. Zulke perioden leiden onvermijdelijk tot nieuwe sociale explosies, die de beweging weer een niveau hoger tillen, waarin opnieuw contradicties zullen zitten. De hele geschiedenis van revolutionaire bewegingen toont aan dat het in elk van deze processen van uiterst belang is dat de massa de macht grijpt in de beginfasen. Wanneer dit niet het geval is, zal de burgerij steeds tijdelijk verdeling kunnen zaaien, door bij een deel de aandacht af te leiden naar veiliger wegen, zoals verkiezingen en burgerlijk parlementarisme.
Dit was het geval in de Spaanse Revolutie van 1931-1937 (tijdens welke er drie parlementaire, drie presidentiële en twee gemeentelijke verkiezingen waren voor de fascistische staatsgreep van 1936), in mei ’68 in Frankrijk, in 1974-1976 te Portugal, in 1970-1973 te Chili enzovoort. In deze situaties was het correct om deel te nemen aan de verkiezingen, want men had tijd nodig om de meerderheid van de werkende klasse te overtuigen van de noodzaak van arbeidersmacht en socialisme. Deze revolutionaire bewegingen faalden, sommige op een erg bloedige manier. De reden van dit falen lag keer op keer bij de leiders van de arbeiderspartijen, die verraad pleegden of twijfelden op een beslissend moment, toen ze de steun van de meerderheid uit de werkende klasse reeds hadden. Het falen gebeurde dus NIET omdat ze aan een of andere verkiezing hadden deelgenomen net vóór dat beslissend moment in het revolutionaire proces.
Zelfs toen Duhalde de presidentiële verkiezingen aankondigde, afgelopen juli, in de nasleep van de gebeurtenissen te Avellanada, was het duidelijk dat er een tijdelijke pauze werd gesteld aan de beweging. Het overnemen van de macht was niet meer onze onmiddellijke taak, we hadden niet de kracht dit als objectief voorop te stellen. We waren er immers nog steeds niet in geslaagd de Argentijnse werkende bevolking te winnen voor de ideeën van het socialisme en de revolutie. Er is nog altijd veel werk te doen aan de basis van de vakbonden. We moeten posities consolideren en een overgangsprogramma tot het socialisme naar voren schuiven. Dit programma moet de onmiddellijke eisen met betrekking tot onder andere lonen, werkgelegenheid, prijzen en huisvesting, verbinden met de uiteindelijke noodzaak van het vestigen van de arbeidersmacht.
Onder deze omstandigheden was het correct, zoals wij van het begin beweerden in de artikels van El Militante [onze Argentijnse zusterorganisatie, n.v.d.r.], om aan de verkiezingen deel te nemen. Enkel door deelname zouden al deze ideeën uitgelegd kunnen worden en zou de bedoeling van de burgerij, om met deze verkiezingen de aandacht van de massa te verdelen, worden blootgelegd. Met dit doel voor ogen, stelden wij aan geheel de linkerzijde voor om een Eenheidsfront te vormen in de dagelijkse strijd en in de electorale arena, om zo onze positie in de werkende klasse te verbreden en te consolideren. Jammer genoeg zorgden een reeks factoren ervoor dat links verzwakte tijdens de verkiezingen: Zamora [een populaire linkse ex-parlementariër, n.v.d.r.] en andere linkse groepen riepen op de verkiezingen te boycotten; de houding van de leider van de CTA [een linksere vakbond, n.v.d.r.], die weigerde de invloed van de vakbond te gebruiken om hun duizenden leden van politieke leiding te voorzien; en het onvergeeflijke falen van Izquierda Unida en de Partido Obrero [twee kleinlinkse partijen met een niet te onderschatten aanhang in bepaalde gebieden zoals Buenos Aires, n.v.d.r.] om zich te verenigen voor de verkiezingen.
We waarschuwden ervoor dat het een vergissing was de situatie van duizenden activisten uit de linkervleugel te verwarren met de situatie van miljoenen arbeiders en hun families, die te kampen hebben met een heden en toekomst zonder werk, onzekere jobs, lage lonen, corruptie en onzekerheid. Deze mensen hadden niet het directe perspectief van een revolutionaire verandering. Ze keken naar de verkiezingen, weliswaar zonder al te veel overtuiging, als een oplossing voor de meest dringende van hun problemen door te stemmen op ‘de minst slechte’. Dit vooral omdat ze geconfronteerd werden met openlijk reactionaire kandidaten, zoals Menem of L. Murphy. Deze laatsten beloofden vooral repressie, ze zouden het leger op straat zetten om af te rekenen met sociale problemen.
Miljoenen arbeiders, vrouwen en jongeren voelden intuïtief dat het resultaat van deze verkiezingen 'hun' toekomst zou bepalen, dit wil zeggen hun kansen op het vinden van een job, op betere lonen, op het vinden van degelijk onderdak enzovoort. Daardoor begaven ze zich massaal richting stembus.
Uiteindelijk bedroeg de onthoudingsgraad een dikke 20 procent, met blanco en ongeldige stembiljetten een bijkomende 2,70 procent. Samen maakte dit dat het 'protest' op 23 procent kon rekenen, wat zelfs minder is dan bij de presidentscampagne van De la Rua in 1999. Het was om bovenvernoemde redenen dat de boycottactiek en de zogenoemde 'proteststem' volkomen faalde.
Niet begrijpen dat deze reactie bij miljoenen arbeiders en jongeren onvermijdelijk was, wil zeggen dat men niet begrijpt hoe de gewone arbeiders, vrouwen en jongeren uit onze klasse denken, voelen en handelen. Ze wilden hun mening uiten via de stembus. Het feit dat veel linkse militanten dit niet begrijpen, toont ook aan hoe groot de verwarring is over de keuze van revolutionaire tactieken in het algemeen en over de huidige situatie van het revolutionaire proces in ons land sinds december 2001.
Wij respecteren natuurlijk de oprechtheid, toewijding en eerlijkheid van de kameraden die de tactiek van het boycotten van de stemgang of van het blanco-stemmen verdedigen. Zij geloofden oprecht dat dit de beste manier was om de belangen van de beweging te verdedigen, hoewel ze zich hierin naar onze mening vergisten. Niettemin vragen wij hen geen pessimistische conclusies uit de situatie te trekken. Ze moeten er niet van uit gaan dat de hoge scores die de verschillende burgerlijke kandidaten haalden erop wijzen dat de verdrukten genoegen nemen met of akkoord gaan met hun programma's of met de chaos veroorzaakt door het kapitalisme in ons land. Integendeel, het feit dat de stemmen op grote schaal verdeeld zijn over tal van verschillende kandidaten bewijst dat de steun artificieel is. De hoop en illusies die het electoraat heeft gesteld in de verschillende kandidaten (en deze hebben heel wat beloofd), zal gauw omslaan in woede en frustratie de komende maanden, wanneer ze zullen inzien dat er niets fundamenteels veranderd is. Er zal dan een verdere toename van strijd en bewustzijn komen, die de weg zal banen voor een sterke vooruitgang in de beweging.
De stemmen van de burgerlijke kandidaten: Menem, L. Murphy, Saá, Kirchner en Carrió
De Argentijnse heersende klasse slaagde er niet in één of slechts twee presidentskandidaten naar voren te schuiven. Nochtans is dat de gewoonte in de meeste kapitalistische landen en dit was ook de gewoonte in Argentinië in het verleden. Het feit dat zes kandidaten tegenover elkaar komen te staan tijdens de verkiezingen, wijst niet op de 'gezondheid' van het democratische systeem, zoals sommigen ons willen doen geloven. Het wijst wel op de verdeeldheid en verschillen in visie over hoé het kapitalisme in Argentinië beheerd dient te worden in de toekomst. Het is een teken van de verdeeldheid binnen de heersende klasse. Die verdeeldheid werd voor het eerst zichtbaar tijdens de maanden voorafgaand aan de 'Argentinazo' (de opstand van december 2001), later werd ze groter en ook vandaag is ze duidelijk aanwezig.
Natuurlijk hebben Menem, L. Murphy, Saá, Kirchner en Carrió ook een persoonlijke ambitie, dit is altijd het geval bij zulke competities. Daarnaast echter bevinden zich de onzichtbare touwtjes, die elke kandidaat verbindt met hun ware meesters: de verschillende groepjes die de heersende klasse van dit land vormen. De heersende klasse treedt slechts verenigd op wanneer ze geconfronteerd wordt met de werkende klasse. Wanneer het er daarentegen om gaat de meerwaarde, geperst uit de werkende klasse, te verdelen over de verschillende secties van de burgerij en haar volgelingen, ontstaan er tegenstrijdige belangen.
Achter Menem en López Murphy staan de banken, de buitenlandse multinationals en een deel van de oligarchie. Het is ook waarschijnlijk dat ze gesteund worden door het Amerikaanse imperialisme. Hun doel is het verder terugschroeven van publieke diensten, om zo de buitenlandse schuld af te betalen en belastingsvermindering voor grote bedrijven te financieren. Ze willen ook graag de waarde van de peso zo dicht mogelijk bij die van dollar brengen. Zo worden de winsten die de multinationals en banken naar hun land van oorsprong repatriëren groter en zo ook de winsten die de oligarchie uit het land haalt en naar het buitenland versluist. Voor hen komt het er op neer nog meer rijkdom uit het land te wringen ten gunste van slechts enkelen. Ze kondigden ook openlijk aan dat ze de piquetero’s en andere bewegingen met repressie willen bestrijden. Dit stond echter niet centraal in hun campagne, ze wilden immers zoveel mogelijk stemmen binnenrijven. Daarom was zelfs dit deel van de heersende klasse twee kandidaten genegen. Misschien is de meest bewuste vertegenwoordiger van deze sector wel L. Murphy, die openlijk in de brutale taal van zijn klasse sprak. Menem daarentegen, trouw aan zijn eigen stijl, gebruikte een meer 'populistische' demagogische taal, hij beloofde belastingsverminderingen voor de grote bedrijven en een optrekken van de lonen met 30 procent. De heersende klasse bewaart L. Murphy voor de toekomst, aangezien Menem een versleten en ziek persoon is, onpopulair in zowat het hele land, ondanks de misleidende resultaten die hij bij de eerste ronde haalde.
Kirchner en Saá vertegenwoordigen datzelfde deel van de heersende klasse, maar dan diegenen uit de exportsector. Ze genieten de oogluikende steun van het Europese imperialisme, vooral dan van de landen met grote belangen in Argentinië zoals Spanje, Italië, Frankrijk en Duitsland. Zij willen een peso die zwakker staat dan de dollar, om zo de export een duw in de rug te geven. Zij verdedigen de idee van een 'progressief' kapitalisme met als leidraad een 'productieve' economie. Heel consequent verklaarde Kirchner meermaals dat hij een 'Keynesiaan' is. Hij wil de staatsschuld verder doen oplopen met het oog op het stimuleren van de productie via onder andere openbare werken, hij wil de staatsuitgaven vergroten, goedkope leningen aan bedrijven toekennen en heeft tal van andere uitmuntende plannen. Kirchner moet slecht één eenvoudige zaak verklaren: waar in de Argentijnse staat gaat hij het geld halen voor al deze projecten, gezien het bankroet? Hoe gaat hij enerzijds de interesten van de buitenlandse schuld afbetalen en tezelfdertijd de sociale en overheidsuitgaven verhogen? Het gaat dus om pure demagogie, want er bestaat geen enkele manier om zijn programma uit te voeren.
Het kapitalisme in Argentinië kan slechts overleven door middel van lage lonen en onzekere jobs, anders is het niet competitief op de wereldmarkt. Alle kandidaten gaan hiermee akkoord. De economie zakte ineen omdat zowel nationaal als buitenlands kapitaal op grote schaal het land ontvluchtte. Argentinië kan alleen uit haar as verrijzen middels een krachtig investeringsprogramma. De staat kan hier niet voor zorgen, dat legden we al hierboven uit. Het privé-kapitaal kan echter ook niet op grote schaal investeren, er heerst immers een wijdverspreide economische recessie, die nog verergert door de crisis in heel Latijns-Amerika.
Carrió was de verdediger van het kapitalisme met 'een menselijk gelaat', maar jammer voor hem, kwam hij op het slechtste moment. Wat we vandaag zien is al wat kapitalisme op termijn echt kan geven aan arbeiders en jeugd. De rest is pure demagogie. Wat ze ook zeggen, indien alle kandidaten het erover eens zijn dat de buitenlandse schuld betaald moet worden door het optrekken van de prijzen voor openbare diensten (Kirchner wil ze de komende maanden met 10 procent optrekken) zonder belastingsverhoging voor de bedrijven, dan zijn de negatieve gevolgen hoe dan ook hetzelfde voor de werkende klasse, ongeacht wie er aan de macht is. Het enige verschil, zoals we al eerder stelden, is wie de meerwaarde, onttrokken aan de arbeidersklasse, krijgt en welk deel van de heersende klasse de grootste hap uit de koek toe-eigent. Dit is het enige echte verschil tussen de kandidaten.
Om een zekere basis bij de massa te verwerven waren Saá en Carrió verplicht om meer en meer 'anti-IMF' en 'anti-Amerikaanse' kritieken in hun redevoeringen op te nemen en moesten ze het hebben over de 'maffia' in het staatsapparaat enzovoort. Hierdoor begonnen ze de steun van de bange heersende klasse te verliezen. Eerst werd hun toegang beperkt tot de economische middelen, nodig voor het voeren van campagne. Even later werd er op speciaal verzoek in de valse opiniepeilingen in hun aanhang gesnoeid en uiteindelijk kregen ze steeds minder mediabelangstelling.
De heersende klasse kon zich dus concentreren op het promoten van de kandidaten die hen de beste garantie boden: Menem, L. Murphy en Kirchner. Murphy heeft maar weinig aanhang onder het volk en hij kreeg slechts de steun van enkelen uit het staatsapparaat, dat verder stevig in handen is van de verschillende Peronistische clans. Het was dus niet meer dan logisch dat de uiteindelijke verkiezingsstrijd zich tussen Kircher en Menem zou afspelen.
Veel mensen waren verrast door de gigantische hoeveelheid stemmen die L.Murphy en Menem haalden, ondanks hun openlijk reactionaire verkiezingsprogramma’s. Bij nader inzien is het echter allesbehalve verrassend. Toegegeven, ze vertegenwoordigen de zogenoemde 'neoliberale' sector, besmet door het strenge oude programma van de afgelopen tien jaar. In de media deden ze er echter alles aan om zo weinig mogelijk over hun programma bekend te maken. De massa leest niet echt de programma’s van de burgerlijke partijen, ze hebben er normaal gezien niet eens de toegang toe. De 'promotie-industrie' van de verkiezingen toont bewust de meest demagogische en 'populistische' aspecten uit hun toespraken en bedot aldus de massa. Het is ook waar dat een deel van de stemmen voor Menem van achtergestelde arbeiders kwam, die volledig moedeloos waren vanwege hun situatie. Ze herinnerden zich dat de economie tien jaar geleden lang niet zo slecht draaide als vandaag en ze wilden maar al te graag geloven dat als bij mirakel alles weer als voordien zou worden. Ze vergaten hierbij dat het juist Menems beleid was dat in die periode voor heel wat rampen zorgde. Menem kan ook op heel wat 'cliëntelistische' stemmen rekenen van de enorme hoeveelheid stadsarmen, die leven in de meest gemarginaliseerde sloppenwijken. Ten slotte is er ook steeds een groep uit de middenklasse bereid te geloven in de redders van vandaag en gisteren. De schandalige campagne van een deel van de burgerlijke media die openlijk zijn campagne steunde, speelde natuurlijk eveneens in zijn voordeel.
De stemmen voor L.Murphy kwamen van dezelfde delen uit de samenleving als die van Menem, hoewel er een groter aantal stemmen bij de middenklasse werd gehaald. Het is geen toeval dat Murphy triomfeerde in de rijkste wijken uit de belangrijkste steden in Argentinië. Anderen waren van mening dat Murphy minder besmet was door de Peronistische corruptie uit het verleden, en hoewel hij kortstondig verscheen in de regering van De la Ruá, leek hij een relatief nieuw gezicht. In de laatste twee weken voorafgaand aan de verkiezingen werd Murphy massaal opgevoerd in de media om zo zijn electorale steun op te drijven.
Kirchner, een Peronist die een jaar geleden min of meer onbekend was bij de massa, genoot enorme steun van het Peronistische staatsapparaat. Hij was hun officiële kandidaat. Hij leek niet openlijk verbonden met de corruptieschandalen van andere Peronistische leiders en was handig in het overbrengen van zijn boodschap tegen corruptie: Menem kreeg de volledige verantwoordelijkheid voor de economische ramp in het land. Kirchner richtte zijn campagne heel slim op de gedesillusioneerde secties van het 'Menemisme'. Hij concurreerde hier met Carrió bij het binnenhalen van de zogezegd 'progressieve' stemmen, waarbij hij kritiek uitte op de corruptie uit het verleden, beloofde de uitgaven voor het sociale en voor de staat op te drijven, zich rechtstreeks richtend tot de arbeiders enzovoort. Aangezien er geen enkele linkse organisatie was met genoeg slagkracht om af te rekenen met deze demagogie, konden Kirchner en Carrió als de vaandeldragers van het gevecht tegen het 'Menemisme' naar voren komen. Zo kregen zij vele stemmen van arbeiders en jongeren, die onder andere omstandigheden een vanzelfsprekend kiespubliek voor links zouden zijn geweest. Indien Kirchner meer steun van het staatsapparaat, van de media en andere bronnen had gekregen, dan had hij zeker in de tweede ronde gezeten.
Het is niet zeker of deze verkiezingsuitslag een verschuiving naar rechts betekent. De meeste kiezers geloofden dat Kirchner, Carrió en Saá, ondanks hun contradicties en demagogie, de enige kandidaten waren die de afgelopen twaalf jaar en de erfenis van Menem en zijn plundering konden verwerpen. Samen haalden zij 50 procent van de stemmen. Dit mede dankzij het feit dat er hoegenaamd geen linkervleugel was die aantrekkelijk en groot genoeg leek voor de meerderheid van de kiezers en hun publiek. Tel hierbij een gedeelte van de stemmen voor Murphy, vooral de stemmen van de jongste kiezers, die als proteststem tegen het verleden telden én de stemmen gegeven aan de kleine linkse groeperingen en het wordt duidelijk dat er geen 'reactionaire' wending was in de maatschappij en onder de werkende klasse (de meerderheid van de bevolking). In eenvoudige bewoordingen, de arbeiders en hun families, die geloofden dat deze verkiezingen erg belangrijk waren voor hun toekomst, hadden geen alternatief dan te stemmen voor deze kandidaten en zo een poging te doen hun situatie te veranderen.
De resultaten van de linkse partijen
Zoals we al maanden geleden uitlegden, had onder deze omstandigheden een coalitie van Zamora [de populaire linkse ex-parlementariër die weigerde op te komen met deze verkiezingen en de mensen opriep om niet te gaan stemmen, n.v.d.r.] en de rest van links voor deze verkiezingen, een belangrijk verzamelpunt kunnen zijn voor de arbeiders en de jeugd. Of ze ook de tweede ronde zouden hebben gehaald is twijfelachtig, maar ze zouden wel de stem van miljoenen arbeiders hebben gekregen. Van hieruit zouden ze een sterke politieke oppositie hebben kunnen vormen, wat op zijn beurt de arbeiders en het volk de moed zou hebben gegeven voor de toekomstige strijd. Onder deze condities zou links voor het eerst groepen uit de werkende klasse hebben kunnen ontrekken aan de invloed van het Peronisme en andere burgerlijke stromingen die pleiten voor klassencollaboratie, waar ze in feite mee bedoelen dat de arbeiders zich moeten onderwerpen aan het kapitalisme. Hoe dan ook, door hierin te falen heeft links de boodschap gegeven dat het uiteengegroeid en verdeeld is.
De enige linkse organisaties die uiteindelijk deelnamen, waren de IU en de PO, die apart opkwamen. Samen haalden ze net iets meer dan één miljoen stemmen (2,6 procent van alle stemmen). Dit is minder dan ze haalden in de algemene verkiezingen van oktober 2001. Andere kleine linkse groeperingen, verbonden aan onder andere de oudere socialistische partij, haalden 1,9 procent. De linkse organisaties, zeker de eerste twee, werden volkomen genegeerd in de media en waren aldus geen concurrentie voor de andere burgerlijke partijen die zowat ongelimiteerd gesponsord werden voor hun campagne.
Tijdens de verkiezingen richtten beide organisaties zich in hun campagne voornamelijk op de eis voor een 'vrije' en 'soevereine' Grondwetgevende Vergadering als de enige oplossing voor de problemen in het land (lees voor onze kritiek Is de slogan voor een grondwetgevende vergadering van toepassing op Argentinië?). Alsof er voor arbeiders ook maar een klein kwaliteitsverschil is tussen een burgerlijk parlement en een Grondwetgevende Vergadering (buiten de naam dan)! Wat ze wél hadden moeten doen is campagne voeren rond de noodzaak van arbeidersmacht. Ze hadden aan de arbeiders, waar de omstandigheden dit toelieten, moeten uitleggen waarom het belangrijk is dat ze zich organiseren in eigen machtsorganen en fabriekscomités, om zo arbeiderscontrole te krijgen op de boekhouding, preventieve ontslagen, het gevecht voor betere lonen enzovoort. Verder zou het correct zijn geweest om parallel hiermee een meer algemeen programma te verdedigen, onder andere rond de weigering om de buitenlandse schuld af te betalen, rond het opnieuw nationaliseren van geprivatiseerde bedrijven, de nationalisering van banken, een verhoging van de lonen om een erosie van de koopkracht te voorkomen en rond werkzekerheid.
Ondanks alles is het feit dat honderdduizenden arbeiders en jongeren stemden voor linkse kandidaten met revolutionaire socialistische ideeën en programma's (al gaan we niet akkoord met al hun stellingen en eisen), een zeer positieve ontwikkeling. Het schept een heel goede basis om ze te engageren voor de strijd van arbeiders, piquetero’s, volksraden en de jeugd. Het is een prioriteit tienduizenden onder hen tot revolutionaire kaders om te vormen om zo onszelf voor te bereiden op de toekomstige strijd. Indien we tienduizenden activisten onder de massa hebben, kunnen dit er miljoenen worden wanneer de omstandigheden gunstiger zijn. Deze taak zal veel sneller uitgevoerd kunnen worden indien links haar fouten inziet, uitgaande van eerdere ervaringen. Ze moet steevast opkomen voor het Eenheidsfront, in alle aspecten van haar activiteiten en ze moet een moedig programma voorstaan, gaande van de meest dringende eisen van de massa, tot de meer algemene vraag rond de noodzaak van socialisme.
De tweede verkiezingsronde tussen Menem en Kirchner
De toekomstige president zal op 18 mei verkozen worden door een tweede ronde tussen Menem en Kirchner. Om allerlei redenen, al gedetailleerd uitgelegd hierboven, geloven wij dat Kirchner zal winnen. Als alle burgerlijke commentatoren in hun radio- en tv-shows het over één ding eens zijn, dan is het over het feit dat de meeste mensen anti-Menem zijn. Sommigen voorspellen dat hij tussen de 65 en de 75 procent zal halen. Het is zo goed als zeker dat Saá en Carrió de mensen van wie ze in de eerste ronde een stem kregen, zullen vragen in de tweede ronde anti-Menem te stemmen.
Het is ook tamelijk logisch dat de meeste arbeiders en hun families, waaronder velen die sympathiseren met links, zullen kiezen voor 'de beste van de slechten'. Ze zullen de weg voor Menem trachtten te blokkeren door op Kirchner te stemmen. Miljoenen arbeiders herinneren zich hoe de rijkdom van het land onder Menem aan de buitenlandse multinationals en Menems vrienden werd overhandigd. Ze herinneren zich bijvoorbeeld ook de toename van de werkloosheid, de armoede, de politieke en juridische maffia, de vernietiging van de industrie en andere jobs onder Menem. We mogen echter niet vergeten dat tien jaar geleden niemand in de Peronistische partij (ook Kirchner niet) dit beleid in vraag trok.
Wij steunen dus noch Menem, noch Kirchner. Het hoeft niet gezegd dat wij Menem verafschuwen, omwille van de corrupte politicus die hij is. Hij heeft al gezegd dat hij er niet aan twijfelt het leger los te laten op het volk om hen het zwijgen op te leggen. Hij was persoonlijk betrokken bij het plunderen van de rijkdom van Argentinië waarmee hij ook zichzelf heeft verrijkt, hij is ook betrokken geweest bij wapenhandel en andere criminele activiteiten. Zijn rechtmatige verblijfplaats is de gevangenis. Dat is ook precies waar hij nu zou vertoeven, mocht Argentinië niet met een extreem corrupt gerechtssysteem zitten.
We zouden nochtans liegen door te stellen dat Kirchner een meer 'progressief' alternatief is. Kirchner is een vertegenwoordiger van de kapitalistische belangen die we al aanhaalden. Zijn programma verschilt qua inhoud niet zoveel van dat van Menem. Omwille van de kapitalistische winstmarges, om de buitenlandse schuld af te betalen en om tarieven te verhogen, zal hij er niet aan twijfelen de werk- en woonomstandigheden van de arbeiders en de jongeren aan te vallen. Bij straatprotesten tegen dit beleid zal hij zich genoodzaakt voelen deze te onderdrukken door middel van repressie. Er is geen middenweg in het kapitalisme. Je bent ofwel voor de arbeiders, ofwel voor de kapitalisten. Je kan niet beide kanten plezieren en Kirchner heeft al duidelijk gemaakt welk kamp hij dient. Hoe dan ook, als hij niet doet wat de kapitalisten van hem verlangen, wordt hij uit zijn kantoor gegooid en wordt er een vervanger neergezet. Binnenkort, wanneer Kirchner de hoop die hij bij velen opgewekt heeft tenietdoet, zullen de arbeiders de rekening presenteren aan diegenen die hen die valse illusies gaven. We moeten eerlijk zijn tegenover onze klasse. Er is geen alternatief voor onze arbeiders en hun families onder het kapitalisme. Het enige alternatief is de strijd voor het socialisme. Er bestaat geen 'derde weg'. Daarom roepen wij op afwezig te zijn of blanco te stemmen in de tweede ronde op 18 mei.
De taak van links en alternatieven
De belangrijkste linkse organisaties en leiders zijn gedesoriënteerd geraakt tijdens deze verkiezingen. Zowel diegenen die opriepen voor een boycot als diegenen die deelnamen hebben hun doelstellingen ondermijnd zien worden. De eersten verwachtten een grote hoeveelheid 'proteststemmen', de anderen verwachtten veel meer stemmen binnen te halen. Alle militanten, activisten en leiders moeten even de tijd nemen om te kijken welke conclusies ze uit het afgelopen anderhalf jaar moeten trekken.
De lessen zijn duidelijk. Om te beginnen moet een inspanning geleverd worden om de stemming van de arbeiders juist in te schatten. Anders vergist men zich door de beleving van de massa te verwisselen met beleving van de activisten. De massa doet er altijd wat langer over om dezelfde conclusies te trekken als de voorhoede.
Ten tweede, er moet een manier gevonden worden om sterkere banden met de arbeiders te kweken. In deze context is het belangrijk gecoördineerd werk te leveren aan de basis van de vakbonden. De vakbonden zijn de sleutel tot het bereiken van de georganiseerde lagen van de werkende klasse. Wat ook de subjectieve verlangens van de vakbondsbureaucratie mogen zijn, de objectieve realiteit zal vroeg of laat de arbeiders tot een nieuwe strijd dwingen. Ze zullen geen keuze hebben wanneer de prijzen voor publieke diensten de hoogte worden ingejaagd door de nieuwe regering en de koopkracht verder zal afnemen door de slinkende lonen. Ze zullen ook zien hoe de gezondheidssector en het schoolsysteem verder achteruitgaat. Het geld nodig voor het onderwijs van hun kinderen, zal immers gebruikt worden voor het afbetalen van de buitenlandse schuldenberg. De toename van de arbeidersstrijd zal betere omstandigheden scheppen voor de vakbondsactivisten om in hun werkplaatsen als de beste vechters naar voor te komen. Ze zullen beter gepositioneerd zijn om het leiderschap over de vakbonden te ontnemen aan de toegefelijke en bureaucratische leiding. De strijd van de werkende klasse zal toenemen in de komende maanden.
Daarenboven moeten activisten zichzelf voorzien van een concreet programma met eisen met betrekking tot het loon, huisvesting, gezondheid en onderwijs. In het programma moeten verder ook meer algemene maatstaven worden opgenomen voor het opnieuw nationaliseren van geprivatiseerde bedrijven, voor de weigering van de terugbetaling van de buitenlandse schuld en de nationalisatie zonder compensatie en voor de arbeiderscontrole van de belangrijkste organen in de economie.
De volksraden hebben een belangrijke rol te spelen, ze zullen deze maatstaven en de strijd in de toekomst begeleiden. Een nieuwe opgang in de strijd zal deze organen revitaliseren en versterken, wat hen zal helpen meer gecoördineerd te werken op lokaal en nationaal niveau.
Zoals we reeds stelden is er geen plaats voor pessimisme. De ervaring van de komende maanden zal de arbeiders veel leren. Ze zullen meer en meer gevorderde conclusies trekken. De inertie, gecreëerd door de verkiezingsuitslag, zal smelten als sneeuw voor de zon. Linkse activisten van de volksraden, van de bezette fabrieken, van de basis van de vakbonden samen met eerlijke vakbondsleiders, zullen steeds meer steun krijgen voor hun ideeën en hun collectieve actie. Een sterke tendens voor eenheid en een duidelijk antikapitalistisch programma zal vorm krijgen.
De werkende klasse ziet kleine organisaties niet. Vroeg of laat zal er, vooral vanuit de basis van de vakbonden, een vraag komen naar het vormen van een massapartij van de arbeidersklasse. Men zal verwachten dat die partij het overneemt van de burgerlijke partijen en hun leiders, die nog steeds geen oplossing gevonden zullen hebben voor de huidige kapitalistische crisis. De linkse activisten kunnen een vitale rol spelen in zo een massaorganisatie, ze kunnen haar voeden met de ideeën van het marxisme en het socialisme. De kameraden van El Militante bereiden zich nu voor op die gelegenheid.