arch/ive/ief (2000 - 2005)

De oorlogsmisdaden van de V.S. en Groot Britanië treffen de Iraakse volksgezondheid
by Wim De Ceukelaire Friday, May. 09, 2003 at 1:28 PM
sos.irak@skynet.be

Hoewel we op dit moment nog geen volledige evaluatie kunnen maken van de gevolgen van de oorlog op de Iraakse volksgezondheid, zijn er al genoeg aanwijzingen om aan te nemen dat die verschrikkelijk zijn. Er zijn zelfs bewijzen dat de Verenigde Staten en Groot Britanië oorlogsmisdaden op hun geweten hebben die de gezondheidsinfrastructuur van het land zwaar beschadigd hebben en onnodig veel burgerslachtoffers hebben veroorzaakt.

International Action for Liberation-Geneeskunde voor de Derde Wereld (Intal-G3W)
30 april 2003

Burgerslachtoffers

Op 26 april gaf de schatting van Iraqbodycount.net, enkel gebaseerd op verslagen in de media, aan dat er al tussen de 2.029 en 2.488 burgerslachtoffers waren gevallen. Andere schattingen van burgerslachtoffers in de media liepen op tot 20.000. Het totaal aantal slachtoffers zal misschien nooit met zekerheid geweten zijn aangezien het Pentagon herhaaldelijk gezegd heeft dat ze niet de minste intentie heeft om burgerslachtoffers te tellen.

Burgerslachtoffers duiden niet noodzakelijk op oorlogsmisdaden. De Wetten van Genève, die bestaan uit de vier conventies uit 1949 en twee bijkomende protocols uit 1977, verplichten oorlogvoerende partijen wel om een onderscheid te maken tussen vijandelijke gevechtstroepen en de burgerbevolking, die zoveel mogelijk gespaard moet worden. Daarom is het verboden om lukraak aanvallen uit te voeren of om ongerichte wapens te gebruiken.

Op 28 maart stierven minstens 55 burgers toen de markt in de Shula wijk van Bagdad werd getroffen door een Amerikaanse raket. Volgens dokter Geert Van Moorter, die deel uitmaakte van het team van Geneeskunde voor de Derde Wereld in Bagdad en enkele uren later al ter plaatse was, was de markt gelegen in een van de armste wijken van Bagdad en waren er geen militaire doelwitten en zelfs geen grote gebouwen in een omtrek van verscheidene kilometers. In de gemeente Hilla vielen in de volgende dagen minstens 73 burgerslachtoffers bij luchtaanvallen. Toen de internationale media ter plaatse kwam, vonden ze tientallen clusterbommen verspreid over een grote oppervlakte in de woonwijken van het stadje.

Iraakse burgers werden niet enkel door de luchtaanvallen onder vuur genomen maar ook door de oprukkende grondtroepen. Op 31 maart doodden Amerikaanse soldaten bijvoorbeeld 10 burgers, waarvan 5 kinderen toen ze een burgervoertuig beschoten aan een checkpoint in de buurt van Najaf. Verschillende journalisten berichtten dat V.S. soldaten orders kregen om te schieten op elk voertuig dat hen benaderde, ook als het een burgervoertuig betrof. Een van deze journalisten, een beslagen oorlogsfotograaf, was zo verontwaardigd dat hij zei: “Ik heb genoeg oorlogen gezien om te weten dat het er altijd smerig aantoegaat en dat de burgers altijd de eerste slachtoffers zijn. Maar de manier waarop het hier gebeurde was gewoon krankzinnig.”

Zelfs in de gebieden die onder controle stonden van de V.S.-troepen werden burgers gedood en verwond door Amerikaanse kogels. Op 14 april bijvoorbeeld werden minstens 7 Iraakse burgers gedood tijdens een demonstratie in Mosul tegen de nieuwe, pro-Amerikaanse gouverneur. In een gelijkaardig incident in de stad Fallujah op 28 april schoten V.S. soldaten 13 burgers dood tijdens een vreedzame demonstratie.

Het spreekt voor zich dat het opzettelijk onder vuur nemen van burgers een oorlogsmisdaad is. Het gebruik van clusterbommen, dat zowel door de Amerikaanse als de Britse militairen werd toegegeven, is eveneens verboden onder de wetten van Genève aangezien het gaat om wapens die niet op een gerichte manier kunnen gebruikt worden zodat onderscheid mogelijk is tussen burgers en soldaten.

Vernieling van vitale infrastructuur

De gevolgen van oorlog voor de volksgezondheid gaan veel verder dan de directe slachtoffers ten gevolge van wapens. Water is bijvoorbeeld essentiëel om gezondheidsproblemen zoals ondervoeding, diarree en infecties te voorkomen. Daarom stelt protocol II van de Wetten van Genève expliciet: “Het is verboden om zaken die noodzakelijk zijn voor de overleving van de burgerbevolking aan te vallen, te vernielen, te verwijderen of onklaar te maken, zoals installaties en benodigdheden voor de drinkwatervoorziening.” Op 21 maart werd echter de elektriciteitsvoorziening van de stad Basra vernield door een luchtaanval hetgeen op zijn beurt de drinkwatervoorziening en de riolering van de stad lam legde. Eind april was de voorziening van water en elektriciteit nog steeds beperkt tot 60 procent van het niveau voor de oorlog.

Op 3 april viel de elektriciteit uit voor 90 percent van Bagdad door de schade die een elektriciteitscentrale opliep bij de Amerikaanse bestorming van de luchthaven. Drie dagen later waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie al dat men vreesde voor een uitbraak van cholera en andere besmettelijke ziekten omdat zuiver drinkwater schaars werd en de ziekenhuizen overweldigd waren. UNICEF rapporteerde een gigantische toename van diarree bij kinderen in Bagdad op 21 april. En hoewel de watervoorziening in de meeste delen van Bagdad eind april al hersteld was, bleef de situatie op het vlak van hygiëne uiterst kritisch.

Plundering van ziekenhuizen

De golf van plunderingen en vernielingen van ziekenhuizen die uitbrak nadat de V.S. en Groot Britanië de steden onder hun controle kregen, bracht waarschijnlijk meer schade toe dan de gevechten zelf. Dat is zeer verontrustend aangezien de bezettingsmacht verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid. De vierde conventie van Genève stelt bovendien uitdrukkelijk dat de bezettingsmacht de plicht heeft om, met de medewerking van de nationale en lokale autoriteiten, te zorgen voor de volksgezondheid, hygiëne en het functioneren van de ziekenhuizen in de bezette gebieden.

Al op 9 april bekritiseerde Veronique Taveau, de woordvoerster van de V.N. humanitaire coördinator voor Irak, de V.S. voor de plunceringen en herinnerde er de bezettingsmacht aan dat het hun plicht is om chaos te voorkomen. En toch bleven de Amerikaanse autoriteiten doen alsof het hen niets kon schelen dat overal chaos uitbrak van zodra ze een Iraakse stad onder controle kregen.

V.S. defensieminister Donald Rumsfeld zette de toon. “Dat gebeurt nu eenmaal. Vrije mensen zijn vrij om fouten te maken, misdaden te begaan en slechte dingen te doen,” was zijn verbijsterende commentaar. Terwijl de ziekenhuizen van Bagdad leeggehaald werden, gaf V.S. bevelhebber Tommy Franks zelfs expliciet het bevel om geen dodelijke wapens te gebruiken tegen de plunderaars.

Het resultaat was dat het gezondheidssysteem van Bagdad instortte van zodra de stad gecontroleerd werd door de V.S. troepen, zoals het Rode Kruis berichtte. In sommige ziekenhuizen waren het personeel en omwonenden in staat om de meubels en de installaties te beschermen maar in de meeste ziekenhuizen van Bagdad werd een ravage aangericht. Slechts op 22 april stelde UNICEF dat de gezondheidsdiensten niet langer achteruitgingen en dat de situatie zich stabiliseerde, maar dan wel op een zeer laag niveau.

De tegenzin van de bezettingsmacht om de plunderingen te voorkomen kan op zijn best geïnterpreteerd worden als opzettelijke verwaarlozing. Maar er zijn ook berichten dat de V.S.-troepen Irakezen aanzetten om loos te gaan. Khaled Bayomi, een buitenlandse waarnemer van de universiteit van Lund in Zweden, getuigde bijvoorbeeld dat hij zag hoe Amerikaanse soldaten aanspoorden om het ministerie van justitie en een ander regeringsgebouw te plunderen. De Britse journalist Robert Fisk stelde vast dat de Amerikaanse bezettingsmacht de plunderingen had kunnen stoppen. Ze konden bijvoorbeeld wel plunderingen voorkomen in het ministerie van olie, hetgeen de prioriteiten van de Amerikanen pijnlijk bloot legde. Maar Fisk was zeer verontrust toen hij ontdekte dat de vernielingen systematisch werden georganiseerd. “Eerst komen de plunderaars,” schrijft hij, “De brandstichters komen later, dikwijls in blauw-witte bussen.” Volgens hem was het duidelijk dat de passagiers van die bussen naar hun doelwitten geleid werden.

Ziekenwagens en gezondheidswerkers onder vuur

Tijdens de gevechten genieten medische infrastructuur en personeel bijzondere bescherming onder de oorlogswetten. Artikel 12 van protocol II schrijft voor dat medische eenheden gerespecteerd en beschermd moeten worden en hen aanvallen is verboden. Artikel 21 breidt de bescherming ook uit naar medische voertuigen zoals ziekenwagens. In bezette gebieden moet de bezettingsmacht assistentie verlenen aan burgerlijk medisch personeel zodat ze hun humanitaire functies kunnen vervullen. Ze moeten ook toegang krijgen tot elke plaats waar hun diensten essentiëel zijn, stelt artikel 15 van protocol II.

Er zijn echter verontrustende rapporten dat ziekenwagens moedwillig onder vuur genomen zijn door de V.S.-troepen. Op 9 april bijvoorbeeld waren dokters Geert Van Moorter en Harrie Dewitte van Geneeskunde voor de Derde Wereld in het Saddam Center for Plastic Surgery dat toen fungeerde als een algemeen ziekenhuis voor oorlogsgewonden. Ze waren er getuige dat een van de ziekenwagens, die pas vertrokken was om patiënten naar een ander ziekenhuis over te brengen, terugkwam nadat hij door V.S. soldaten beschoten was. Twee van de patiënten overleden aan hun verwondingen en zowel de bestuurder als zijn begeleider hadden schotwonden. Wanneer dokter Van Moorter een van de Amerikaanse officieren aansprak om het gebeurde aan te klagen kreeg hij ter vergoelijking het antwoord dat de ziekenwagen wel eens explosieven had kunnen vervoeren.

De bezettingsmacht verhinderde patiënten en gezondheidspersoneel om zich vrij te bewegen. Medisch personeel werd zelfs beschoten wanneer ze de gewonden trachtten te bergen nadat de Amerikanen 13 betogers hadden gedood in Fallujah op 28 april. Dat werd bevestigd door de directeur van het Fallujah General Hospital, Dr. Ahmed Ghanim al-Ali.

Een opleving van de wereldwijde anti-oorlogsbeweging is essentiëel voor de volksgezondheid

Hoewel het nog te vroeg is om de daadwerkelijke gevolgen van deze oorlog voor de volksgezondheid in Irak in te schatten, lijkt het er sterk op dat de burgerbevolking, het gezondheidssysteem en gezondheidswerkers ernstig geleden hebben. Er zijn onmiskenbaar ook aanwijzingen van oorlogsmisdaden door de troepen van de V.S. en Groot Britanië, zowel tijdens de gevechten als de bezetting. Het gedrag van de bezettingsmacht in de gebieden die ze controleren getuigt ook van een volstrekt gebrek aan zorg voor de burgerbevolking.

Geneeskunde voor de Derde Wereld heeft daarom een dringende oproep gelanceerd die de onmiddelijke en onvoorwaardelijke terugtrekking eist van de vreemde troepen en stelt dat de Iraakse souvereiniteit moet hersteld worden op basis van de vrije wil van het Iraakse volk. Daarnaast eist de oproep herstelbetalingen van de V.S. en Groot Britanië voor de directe en indirecte schade en het lijden dat ze hebben aangericht aan het Iraakse volk en het land.

Terzelfdertijd moet recht gedaan worden aan het Iraakse volk. Er zijn verschillende initiatieven in voorbereiding om klachten neer te leggen tegen de Amerikaanse en Britse militaire en burgerlijke autoriteiten. Advocaten en andere deskundigen bieden vrijwillig hun expertise aan en zullen het verloop van deze zaken volgen om erop toe te zien dat recht geschiedt.

Welke bewijzen er ook zijn voor individuele oorlogsmisdaden, we mogen niet vergeten dat deze oorlog van bij het begin onrechtmatig, immoreel en illegaal was. Bovendien weten we nu al dat de honger naar winst, macht en natuurlijke rijkdommen—die de V.S. en Groot Britanië ten oorlog dreef—niet gestild zal zijn met de verovering van Irak. Tenzij een brede, wereldwijde anti-oorlogsbeweging er een stokje voorsteekt, zal het leiden tot een hernieuwde wapenwedloop ten koste van overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en andere sociale diensten en tot meer imperialistische oorlogen. De verdere versterking en verbreding van de wereldwijde anti-oorlogsbeweging die ontstond voor de oorlog met Irak uitbrak, zijn daarom essentiëel voor de vrijwaring van de volksgezondheid.